Niet alleen voor skiërs is het Saanenland een droom. Ook wandelaars vinden er een weg in de sneeuw.

Het is middag. De zon brandt en het vriest. Ik ben omringd door niets en door niemand. De stilte tintelt in mijn oren. Hoewel de sneeuw nu al een tijdje niet meer wil vallen, ligt hij hier op deze hoogte nog zo dik als een cliché. In mijn zonnebril reflecteert de stralenkrans die ook Nietzsche boven de Alpen ontwaarde, “tweeduizend meter boven al het menselijke”. Rondom niets dan bergen met hun hoofd in wolken, in wijs gepeins verzonken. Te hemels voor de fotografie.

Een half uur geleden heeft Herr Franke me na een steile rit met de kabellift achtergelaten met de woorden: “Doe het rustig aan, filosofeer een beetje.” Heinz Franke is een charmante goedlachse heer van 58 met een grijs sikje, stevige bergschoenen en een frivool roze sjaaltje rond zijn hals geknoopt. Acht jaar geleden was hij nog zaalmeester in het Steigenberger Hotel in Saanen, maar hij wou het graag wat rustiger aan doen. Nu is hij in hetzelfde hotel Gästebetreuer, wat wil zeggen dat hij zomer en winter met bezoekers de bergen intrekt, waar hij honderduit vertelt over de wondere zuiverheid van de natuur in Saanenland. Als het weer tegenzit, haalt hij zijn culinaire kennis boven, en demonstreert hij met welke zelfgeplukte kruiden je zalm kan marineren. Of hij schudt andere keukentrucs uit zijn mouw. In het Duits, Engels of Frans. En soms ook wel eens de drie tegelijk.

Hier, hoog op de Wispeli, heeft hij mij getoond dat ik niet de kant van de skiërs moest opgaan. Maar rechtsaf moest slaan aan de gele wegwijzer waarop het silhouet van een wandelaar en een sneeuwmannetje aangeven dat het een geruimd pad is, waarover je ook in de winter veilig kan stappen. Ik kan daar bij terugkomst in onze regenachtige gewesten lyrisch over doen, over die geruimde paden. En ik merk dan dat mijn vrienden dat soms een beetje onnozel vinden. Te clean, te safe. Niet tóf genoeg. Hun reactie geldt dan dikwijls niet alleen de geruimde paden, maar heel Zwitserland. Dat koekoeksklokkenlandje. In hun ogen té schoon in alle betekenissen. Discussiëren doe ik daar niet over. Als zij van Griekenland houden, een land dat na een invasie van een miljoen stofzuigers nog niet proper zou zijn, het weze zo. Als zij de Provençaalse wegen – een aaneenschakeling van scheefgezakte garages en schreeuwerige superettes – idyllisch vinden, dan verheug ik mij erover dat smaken verschillen. Maar goed, Herr Franke had me gevraagd om even te filosoferen, en niet om me op te winden.

Als we elkaar later beneden terugzien, vraagt hij als een meester aan zijn leerling of ik iets heb weten te bedenken. “Geen geloof”, zeg ik, “kan deze bergen verzetten.” En daar lijkt hij wel tevreden mee.

Maar nu staan er frivoler zaken op ons programma. Herr Franke geeft me een rondleiding door het Beverly Hills van Gstaad, het meest mondaine en dus ook het meest bekende van de dorpjes in het Saanenland. In Gstaad is de kans groter dat je een been breekt bij het uitschuiven over een rondslingerende champagnekurk dan op de skipistes. De zopas autovrij gemaakte hoofdstraat heeft een hoog nertsgehalte en je zal er makkelijker een broodje foie gras vinden dan een hamburger. Velen van the rich and famous hadden of hebben hier een chalet. Vroeger kon je Audrey Hepburn of Georges Simenon tegen het lijf lopen, vandaag Julie Andrews, de zieke Liz Taylor, wapenhandelaar Adnan Kashoggi, formule-1-man Bernie Ecclestone of playboy-op-rust Günter Sachs. Of ereburger Yehudi Menuhin, die binnenkort zijn naam zal geven aan het wandelpad dat van Gstaad langs de rivier naar de Maurizius-kerk in Saanen loopt, waar hij geregeld een concert dirigeert. Roger Moore, die naar Crans-Montana verhuisde, wordt hier een beetje als een verrader beschouwd.

Mocht u een optrekje in de omgeving wel zien zitten, weet dan dat de prijs per vierkante meter zo’n 15.000 Zwitserse frank bedraagt. Vermenigvuldig met 25 en u weet hoe laat het is. Nu is het merkwaardigste dat al deze chic geen invloed heeft gehad noch op de omliggende gemeenten, noch op Gstaad zelf. Want behalve die winkelstraat met zijn Prada en zijn Hermès en zijn Davidoff-sigaren – en natuurlijk ook met uitzondering van het imposante Palace Hotel, waar de Russische nouveaux riches graag met roebels komen smijten – is dit een gewoon gezellig Zwitsers dorp gebleven. Dat heeft veel te maken met de verplichte bouwstijl: je zal hier geen betonnen blokken zien waarin men de sneeuwtoeristen boven elkaar stapelt. Huizen worden nog maar zelden helemaal in hout gebouwd, maar het stenen geraamte moet volgens de plaatselijke wet wel met hout bekleed worden. Kortom, alle woningen moeten het uitzicht hebben van een authentieke chalet. Zowel bij de oude (sommige uit de 18de eeuw) als de nieuwe zie je overigens prachtige exemplaren die tonen dat men de kunst van de schrijnwerkerij hier nog goed in de vingers heeft. Heel vaak ook staat er een opschrift op de gevel, zoals dit mooie op een minichalet in Schönried: “Lach niet met dit kleine huis, eens zult ge in een kleiner rusten.”

Ook het Steigenberger, met zijn 130 kamers toch een groot hotel, is in deze stijl gebouwd. Het bestaat uit negen chalets die onderling met elkaar verbonden zijn – vanop afstand gezien zou je denken dat het een dorpje is. Een dorpje waar het goed thuiskomen is na een lange dag stappen. Nog een uurtje zwembad en sauna, en dan zinken we loom neer in de bar, waar we bij het genot van een glaasje Pommery aanhoren hoe de pianist op redelijk aanvaardbare wijze het hele Beatles-repertoire afwerkt.

Het à la carte restaurant Halte Beiz heeft het interieur van een Zwitserse chalet, maar dan met nog een schepje erbovenop. Kruiwagens gevuld met orgieën van strobloempjes, edelweiss op de bretellen van de kelners en – ook voor een fanatieke Zwitserlandvriend iets over the limit – op het balkon zogezegd een lijn was die hangt te drogen en een rood-wit geblokt dekbed nonchalant over de balustrade gedrapeerd. Merkwaardig genoeg serveert men in dit donzige decor geen kaasfondue of raclette, maar verrassend moderne gerechten. We laten ons verleiden tot Offenes Ravioli mit Jakobsmuscheln, Riesenkrevette und Zitronengras-Vanilleschaum en Poelierte Maispulardenbrust an roter Currysauce mit Galgant, Steranis, Curryblätter, Kokosmilch und Pfefferminze, Basmatireis, Cherry-tomaten und gebratene Auberginen. Heel mooi! De Rosé d’Agneau uit Pauillac die we erbij drinken, wordt gekoeld in een grote metalen melkemmer. Maar dat kan de pret niet drukken.

Morgen zullen we naar Schönried stappen, en vandaar naar Saanenmöser. Waar we het treintje zullen nemen naar Rougemont. En dan gaan we de berg over, terug naar ons comfortabele dorp. Lang leve de geruimde paden!

Pol Moyaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content