Lachen is halal

Moslims en humor, tot voor kort was het een niet meteen voor de hand liggende combinatie. Maar steeds meer allochtonen ontdekken het komische potentieel van het etnische verschil : zij kunnen de grappen maken die we van autochtonen niet zouden pikken.

“Ik werk aan de VUB. Niet als kuisvrouw. Nee nee, ik werk in de cafetaria.” Geen grap die op een gulle bulderlach mikt, maar typisch voor de meer subtiele aanpak van Öznur Karaca, van Turkse afkomst én de enige vrouw die de voorrondes van de Comedy Casino Cup overleefde. Öznur is geen witte raaf. Er is Souad Boukhatem van La Cité du Bonheur, winnares van de Kif Kif award voor stand-upcomedy. En de bijdehante Kazachse Gorcha Davidova, bekend van het programma 00 32 over nieuwe Belgen en van haar vranke tussenkomsten als bijzitter in De Laatste Show. En niet te vergeten haar blog : “Ik woon hier heel geire. Ik vind dat ik goed geïntegreerd ben : ik neem antidepressiva, kan pinten tappen, lust graag frietjes en kan sinds kort in het Nederlands vloeken.” Het vergt moed, als vrouw en moslima naar de microfoon grijpen, de vooroordelen zijn legio en weinig is gênanter dan naar een lach hengelen die soms niet komt.

Ook mannelijke allochtonen moeten met vallen en opstaan hun plek achter de micro veroveren, maar het houdt hen niet tegen. Er is Jamal Boukhriss, zowat de ideale schoonzoon onder de exotische komieken, de wat scherpere Marokkaan-se Antwerpenaar Youssef El Massaoui (“Ik denk er niet aan te verhuizen, België is het enige Arabische land waar het geen oorlog is.”), Latif, winnaar van de 123 Comedy Award 2008 en Said Assisi, als bokser te zien in het Chris van den Durpel-vehikel Firmin. Kortom, halal comedy is here to stay en maar goed ook. Geen betere manier om vooroordelen onderuit te halen dan een Marokkanen- of Turkenmop uit de mond van een Youssef of Jamal.

Zuinig met zout

“Kunnen allochtonen met zichzelf lachen ? Wanneer vergaat het lachen hen ? Kan humor een ijsbreker zijn die leidt tot beter begrip ?” Deze en andere vragen kwamen onlangs in de Gentse Vooruit aan bod op een symposium over interculturele humor op televisie. Nu, in vergelijking met het buitenland is het aanbod etnische lol op de vaderlandse zenders eerder mager te noemen. En als het aandoenlijke sketchprogramma Rwina iets bewees, dan was het wel dat goede bedoelingen en humor niet noodzakelijk in elkaars verlengde liggen. Maar alle begin is moeilijk en moslims die Lego-blokjes en Deense melk boycotten toen in de Jyllands-Posten een cartoon van de profeet Mohammed verscheen met een tulband in de vorm van een bom mét lont, dát was pas foute humor.

Waarmee mogen moslims lachen ? Heeft de Koran daarover iets te melden ? Tapte de profeet zelf wel eens een smakelijke witz ? Volgens mensen die het weten kunnen, was hij bepaald geen lijkbidder. “Ik zag de boodschapper van God zich de tanden bloot lachen”, staat er ergens. En onder zijn volgelingen ging het er wel eens jolig aan toe. “De gezellen plachten te spelen door de schillen van watermeloenen naar elkaar te gooien”, meldt het Heilige Boek. “Maar als het tijd was voor ernst, waren het echte mannen”, wordt er snel aan toegevoegd. Ummat wasatan, een gemeenschap van de middenweg, zo omschrijft de Koran de gemeenschap van de moslims. Ook in humor dient het extremisme geschuwd te worden. Geen grappen dus die wrevel en leed, vijandigheid en verdriet veroorzaken of die de eer en de waardigheid van een ander kwetsen. En er zijn ook grenzen aan het geginnegap. “Kruid je conversatie met humor zoals je je voedsel kruidt met zout”, luidt een zuinig Arabisch spreekwoord.

Hand van God

Boeiend om zien hoe moslimkomieken met die voorschriften omgaan. Velen schuwen elk onderwerp dat met godsdienst te maken heeft, kwestie van geen slapende honden wakker te maken. Maar er zijn ook uitzonderingen. Shazia Mirza bijvoorbeeld, de Britse stand-upcomedian van Pakistaanse afkomst. Rookt niet, drinkt niet, draagt vaak een hoofddoek, beweert dat ze nog maagd is. Waar ze aan toevoegt dat George Clooney de enige man is die haar mag onteren. Toen ze in Mekka voorbij de Heilige Zwarte Steen liep, voelde ze een hand op haar achterste. “Ik was niet geschokt. Ik dacht : ik ben in Mekka, het is de hand van God.” Allah in nudge nudge, wink wink-modus. Hoeft het gezegd dat ze niet door al haar geloofsgenoten op handen gedragen wordt. Een andere godslasteraar is de hyperkinetische Omid Djalili, wiens hilarische show onlangs op Canvas te zien was. “De enige komiek met Iraanse roots”, noemt hij zichzelf, “maar dat is nog altijd drie meer dan er komieken zijn in Duitsland…” Djalili maakt grapjes over de executie van Sadam en rondt een nummertje muslim bashen af met z’n handelsmerk, een absurde ‘dikkemannenbuikdans’. Helemaal respectloos is het gezelschap Allah made me funny, drie Amerikaanse moslims die er niet voor terugdeinzen om zich in lange witte jurken en valse baarden te hijsen : “Wij verantwoordelijk voor 9/11 ? Hoogstens voor 7/11 (een Amerikaanse supermarktketen, red.).” Eén van de drie, Preacher Moss, is moslim én zwart. “Als de cops mij betrappen op te snel rijden, ga ik twee keer op de bon.”

Etnische humor, gebracht door allochtonen zelf, er is veel voor te zeggen. De grappen laten toe in het hoofd van anderen te kijken, ontkrachten clichés en stereotypen en brengen frisse lucht in een serieus en ongemakkelijk discours. Of het genre z’n eigen regels heeft ? Eigenlijk maar één : de grap moet echt goed zijn. En lachen met anderen mag, zolang je maar het hardst lacht om jezelf. Zoals de makers van Shouf shouf habibi in de trailer van de film : “Wat zijn de drie verschillen tussen een Marokkaan en E.T. ? E.T. had een eigen fiets, hij wilde graag de taal leren en hij wilde terug naar huis.”

Door Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content