Laat het gras maar groeien

Het is zondag en ik blader in een tuinboek. Buiten blaast de wind mijn kerstboom, waarvan ik nog altijd geen afscheid heb kunnen nemen, voor de zesde keer omver. De Nordmann was deze winter zo perfect symmetrisch dat ik hem van de brandstapel heb gered. Dit exemplaar was de tuin, die binnenkort de mijne wordt, wel waard. Want het is zover, de eeuwige stadsmens die ik dacht te zijn, trekt naar den buiten, op zoek naar wat rust, zuurstof en minder asfalt. En die spar krijgt er zeker een plaats, al heb ik geen idee waar. Hij wacht samen met de yucca, palmboom en Albizia geduldig in zijn bloempot op de dag dat hij wortel mag schieten in de echte Oost-Vlaamse grond.

Pagina na pagina worden tuinen bewierookt die meer weg hebben van een steriel biljartlaken dan van een lapje natuur

Wanneer ik over mijn Garden of Eden fantaseer, dan is die wild en chaotisch. Met klassieke fruitbomen en moeilijk te vinden exoten, geurende veldbloemen, woekerende klimplanten, lange grassen en een paar paadjes ertussenin. Een tuin die je elke dag verrast. Door hier te bloeien en daar te verkleuren, of door de vogels of insecten die hij heeft weten te lokken. Waar ik dan van schrik. Dan moet ik denken aan het meisje in Little House on the Prairie dat tijdens de aftiteling van de serie vol enthousiasme door de wilde, bloeiende grasvelden haar zussen achternaloopt om dan vlak op haar gezicht te gaan. Ze droeg een wit katoenen jurkje en had lang bruin haar. Ik leek op haar, vond mijn moeder.

“Oeioeioei, maar da’s veel werk, hoor.” Een tuin hebben is blijkbaar geen cadeau. Enfin, dat is wat ik afleid uit de reacties die ik krijg als ik hardop droom van mijn tuin. Het is een last. Terwijl ik in dat boek blader op die druilerige zondag snap ik de zorgen van mijn entourage. Pagina na pagina worden tuinen bewierookt die meer weg hebben van een steriel biljartlaken dan van een lapje natuur. Gemillimeterd, zoals de pluizige bros van een tiener tussen twee scheerbeurten in. Of die nu op je hoofd staat of in je tuin ligt, iedereen weet hoe een bros je verplicht tot wekelijks onderhoud om er niet onnozel uit te zien.

Zo’n groene grasmat, daar heb ik het dus helemaal niet voor. Noem het zelfs een aversie. En gelukkig ben ik niet meer alleen. Afgelopen winter riepen de Zweedse wetenschappers Maria Ignatieva en Marcus Hedblom in het magazine Science op tot new lawn thinking. Want, aldus de experts, grasperken zijn niet alleen visueel monotoon, ze zijn ook ecologisch eentonig waardoor ze tot nada biodiversiteit leiden. Ze temperen klimaatuitschieters minder dan bomen en struiken en zodra je ze wekelijks maait, behandelt of besproeit, vervliegen de weinige positieve klimaateffecten van gras (opname van koolstof, drainage van de grond, verkoeling, bestrijding van erosie) meteen. In de VS alleen worden jaarlijks 27 miljoen kilo pesticiden en driekwart van het huishoudelijk waterverbruik aangewend om de grasperkjes biljartmatwaardig te houden.

Samengevat: de groene grasmat heeft zijn beste periode gehad. Het tijdperk van de wilde tuin breekt aan, waarin

vogels en insecten opnieuw veilig onderdak vinden en de natuur haar gang kan gaan. Zoals ze dat miljoenen jaren lang, ongestoord en zonder enige vorm van onderhoud heeft mogen doen. In Berlijn krijgt ze die verdiende vrijheid al in het Südgelände Park, in mijn tuin mag ze er ook op rekenen. Het deuntje van Little House on the Prairie begint al spontaan in mijn hoofd te spelen. Dit weekend ga ik op zoek naar een wit katoenen jurk.

amelie.rombauts@knack.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content