Kurt Van Eeghem (r.) is de oudere broer van akteur Marc Van Eeghem. “Toen ik naar Het Gezin van Paemel ging kijken waarin Marc de zoon speelt die naar Amerika vertrekt, zat ik te snotteren van bij de eerste scène. “

Kurt Van Eeghem : Ik wist op mijn elfde dat ik op de scène wilde staan. En toen ik bij Studio Herman Teirlinck zat en naar mijn broertje keek, voelde ik dat hij ook zou volgen. Marc zal het niet graag horen, maar in het begin dat hij naar deteaterschool kwam, heeft hij me flink geïmiteerd. Hij wil dat waarschijnlijk zo snel mogelijk vergeten. Wanneer hij danste, zag ik soms mezelf bezig. Bij bepaalde bewegingen of blikken op de scène zie ik goed dat hij mijn broer is. Of wanneer hij lacht, en we lachen veel.

Als ik naar Marc ga kijken, krijg ik zin om zelf weer te beginnen spelen. Maar als bekende Vlaming behoor je op een bepaald moment tot het meubilair van de mensen. En om dan terug op de scène te gaan staan… dan moet je verdomd sterk uit de hoek komen. Het maakt me wel een beetje jaloers, telkens ik naar een voorstelling ga. Maar ik ben ook jaloers op iemand die piano of een ander instrument kan spelen. Of op iemand die kan schrijven. Soms voel ik iets moois opborrelen en schrijf ik dat neer voor een liedje of zo, maar als ik dat dan op papier zie, denk ik van ach, laat het over aan mensen die het kunnen.

Op teatergebied lopen onze referenties gelijk. Maar Marc blijft meer op zijn deelgebied. Ik zie hem niet zo meteen tentoonstellingen aflopen, koncerten volgen, hij blijft op zijn terrein. Ik ben een veelvraat, al heel mijn leven, een groot verbruiker. Samen gaan we nooit ergens naartoe. Als we elkaar ontmoeten, is het op café, toevallig. Mijn bekendheid is groter, maar Marc is heel populair. Hij zou dit jaar toch eens een mooi meisje moeten vinden, dat gun ik hem van harte.

Marcske is een crème van een gast, maar ik moet hem niet per se elke dag zien om hem dat te zeggen. We wonen allebei in Antwerpen, maar we lopen echt elkaars deur niet plat. Ik wil weten of hij werk heeft, of het goed gaat en of hij centen verdient zodat hij behoorlijk in leven kan blijven. Niet dat ik me verantwoordelijk voor hem voel, ik ben gewoon een stuk geruster als het met hem goed gaat. Maar ja, met Marc gaat het altijd goed, ook als het slecht gaat…

Ik weet meestal vrij precies wat hij aan het doen is. Nu werkt hij aan de Walschap-serie voor VTM, dus als hij straks enkele weken na mekaar op de televisie komt, krijgt hij ook zijn portie van “Bekende Vlaming”-dom. Dat is hoegenaamd niet zijn dada, maar hij zal er moeten mee leren leven. Liefst van al wordt hij gerust gelaten en hij heeft gelijk. De wereld moet zich aanpassen aan Marc en Marc niet aan de wereld. Zijn sterkste karaktertrek is zijn “je m’en foutisme”. Hij trekt zich nergens iets van aan.

Hij heeft als jongste van vijf broers het geluk gehad dat alle paden al geëffend en de moeilijkheden uit de weg geruimd waren. En op dat moment komt de gouden jongste er natuurlijk aan… Marc en ik verschillen acht jaar, dus ik ben degene die hem veel sprookjes verteld heeft. Ik moest voor de twee jongsten elke avond sprookjes verzinnen, niet voorlezen. Dat was een keiharde training. Door dat leeftijdsverschil heb ik ook zeer lang met lego’s gespeeld… De oudste, vier jaar ouder dan ik, is gestart met één legodoosje. Marc daarentegen had dozen vol.

Ik heb een speciale band met Marc. Pas op, het wordt erg sentimenteel nu : toen ik naar de film “Het Gezin van Paemel” ging kijken waarin Marc de zoon speelt die naar Amerika vertrekt, zat ik te snotteren van bij de eerste ontroerende scène. Mijn broerke, wat zal er met mijn broerke gebeuren, hij gaat naar Amerika !

Over het vak praten we wel, maar niet in details. We zijn allebei nogal ontvlambaar, zie je. IJdel ? Wat dacht je ? Amaai. Maar met de nodige relativering. We voeren zeer geanimeerde gesprekken, er wordt ongelofelijk veel lulkoek verteld, de wereldgeschiedenis wordt herschreven, we bepalen hoe de politiek er moet uitzien en hoe Club Brugge kampioen kan worden. Of we praten over boksers, een licht gemeenschappelijk interessepunt. En er wordt altijd onwaarschijnlijk veel gelachen, op een vrij luidruchtig niveau.

Eén keer hebben we de fout gemaakt om over elkaars vak te praten en toen hebben we zo duchtig ruzie gemaakt dat we dat nooit meer herhaald hebben. Dat was toen Marc bij Arca zat en hij zelf zijn akteerprestatie beneden alle peil vond. Ik vond het wel goed. Dat heb ik hem gezegd met de bekende gevolgen. Mama heeft ons moeten sussen, “allez, wees nu eens lief voor mekaar”.

Ik denk niet dat we ambitieus zijn, in mijn geval is het eerder een met mondjesmaat loslaten van talent. Als we echt ambitieus waren, dan hadden we al veel verder gestaan, zowel hij als ik. Wat we wel gemeen hebben, is onze gedrevenheid. We willen allebei goed zijn in wat we doen, dat is er met de paplepel ingegoten. Het is verschrikkelijk om daarmee te leven, maar het komt altijd bovendrijven : we willen zonodig “goed” zijn. En “graag gezien” worden, inderdaad.

Wat ik bewonder aan Marc, is de precisie waarmee hij als akteur een rol benadert. Hij verrast me telkens weer. In Antigone, in regie van Victor Löw, vond ik hem ronduit schitterend. Daar was één beweging, wanneer hij zijn hand uitsteekt om duidelijk te maken “stop maar, zeg niets”, wel die beweging was zo onwaarschijnlijk juist, de timing en de blik, dat het me diep raakte. Een akteur die dat kan, die geloof je, daar ga je mee door. Ik was zo ontzettend trots op hem. En ik heb hem na afloop wel een keer of vijftien gezegd hoe goed ik hem wel vond, maar dat was het dan.

Ik zou hem verschrikkelijk graag die Tijl Uilenspiegel zien spelen. Hij zou die rol dragen, niemand kan dat beter. Hij is een Uilenspiegel, een rebelse, slecht georganizeerde zot. Met enorm veel goede kwaliteiten en een hart van koekebrood. Maar ik hoor minder en minder over het projekt, terwijl hij elk jaar weer een jaartje ouder wordt, dus ze moeten opschieten.

Marc Van Eeghem : Kurt is mijn grote broer, acht jaar ouder dan ik. Ik heb hem nooit als mijn lichtend voorbeeld gezien, wel gewoon als mijn grote broer. We zien elkaar graag, maar hij is de beste quizmaster van België en ik kan niet kwissen, dus in die zin zijn we niet bepaald een geslaagd duo. Hij gaf me vroeger soms advies, maar dat kwam meestal neer op een gezond “trek uw plan”. Als het nodig was, zou ik hem weten te vinden en voor de rest zou ik het zelf wel kunnen uitzoeken zeker ? Vrij volwassen. Hij heeft me nooit op een domme manier gesteund, dat moet ik hem nageven. Hij heeft me mijn gang laten gaan, maar ik vermoed dat hij me goed gevolgd heeft om te zien hoe ik me er doorploeterde. Ik ben ook de jongste van vijf jongens, het verwende kakenestje. Voor mij lag al een hele autosnelweg geplaveid. Ik heb nooit moeten vechten. Mijn vader is gestorven toen ik dertien was. Op het moment dat het zou beginnen van “Pa, ik wil een parka ! “, had mijn moeder die al klaarhangen en moest ik hem alleen nog maar aantrekken. Mijn moeder is zo altruïstisch, die kan gewoon niets weigeren.

Als jongste heb ik altijd onderaan de trechter gezeten en kreeg alle informatie over muziek, beeldende kunst en literatuur meteen op een blaadje. Bij deze dank ik mijn broers voor alle kunstzinnigheid die ze mij hebben bijgebracht. Van Kurt krijg ik nog regelmatig boeken doorgespeeld, op één voorwaarde : teruggeven.

Op een bepaald ogenblik zei ik hem terloops dat ik teater zou willen doen en hij stelde Studio Herman Teirlinck voor. Zelf was hij van de eerste lichting die in Herman Teirlinck kleinkunst deed. Dat sprak mij niet aan, zeker niet de manier waarop het gegeven werd. Nu is dat een allesomvattende richting geworden, toen was dat kabaret, chanson, kortom Will-Ferdytoestanden. Aanvankelijk wilde ik dokter worden, maar omdat ik altijd wel ergens de onnozelaar uithing, vond ik het geen slecht idee om dat laatste iets georganizeerder aan te pakken. Want als ik daarmee iets verdiende in plaats van er geld aan uit te geven, was dat mooi meegenomen. Het blijft een schreeuwen om aandacht natuurlijk. Ik had ook een totaal ander verwachtingspatroon van wat teater was. Ik dacht dat het allemaal onnozelaars zouden zijn zoals ik, maar in elke richting zit blijkbaar een boekhouder, bankbediende of filozoof. In de teaterwereld is dat niet anders. Daar was ik totaal niet op voorbereid. Ik ben dus molenwiekend binnengestormd. Spieren en zenuwen waren volgens mij de basiselementen van een goed akteur ; de ontgoocheling volgde snel.

Die eerste jaren in Antwerpen ontliep ik mijn broer een beetje omdat ik niet van hem afhankelijk wilde zijn. Als ik geld nodig had, heeft hij me wel stevig geholpen. En als ik in nood zat, kon ik bij hem terecht. Maar hij heeft me nooit werk gegeven omdat ik dat ook niet wilde. Artistiek zijn we niet afhankelijk van elkaar. Ach, één keer heb ik in de generiek van “Hitring” butler mogen spelen. Dat is één keer op de buis verschenen en toen werd het programma definitief afgevoerd. Meteen het einde van mijn debuut als televisiester.

Kurt is verbaal sterk, maar dat toontje nu in zijn laatste show… ik vind hem toch beter als quizmaster. Maar ik wil daar liever niet over uitweiden, want het is de bedoeling dat we nog enkele jaren samen Kerstmis vieren.

Toen hij met “Het Ei” optrad, ben ik een paar keer meegegaan, kwestie van die spanning te ervaren om in de coulissen rond te lopen. Om akteurs op de scène in profiel grootse dingen te zien doen en deklameren. Maar als ze dan van het podium stappen, beginnen ze te praten over de cilinderinhoud van hun auto of zoeken ze in de mouw van hun historisch kostuum snel een pakje sigaretten. Dat is toch geweldig.

De liefde voor muziek en spektakel hebben Kurt en ik in ieder geval gemeen. En ons aangeboren optimisme. Positief denken ook, belachelijk positief denken. Ik heb er soms last van. We zijn vrolijke mensen, we sterven met de glimlach. En hunkeren naar aandacht. Bij Kurt uit zich dat in een Oscar-Wilde-achtig epikurisme, bij mij is dat zuiver hedonisme, experimenteel teater. Maar altijd dat verschrikkelijk optimisme, storend zelfs. Vermoeiende mensen zijn we. Dat is misschien de reden dat we beiden nog altijd alleen wonen. Ik hoop dat ik in de loop van de jaren wat rustiger word, maar voorlopig is die hyperkinetische energie niet te stelpen, niet in te binden. Kurt heeft dat ook. Aandacht, aandacht, aandacht…

Verschillen ? Ik denk dat hij arroganter is. Hij is zeker niet arrogant tegenover mij, maar hij komt arroganter over. Ik vind het wel vervelend dat ik, al de tijd dat ik in Antwerpen woon, mijn broer moet verantwoorden tegenover eender wie. Ik heb daar weinig zaken mee en als het goed gaat, kan ik daar alleen maar blij om zijn. Punt. Kurt is al vijftien jaar een BV, dat weten we nu toch. Maar dan komen ze weer eens aan mijn oren zagen dat hij op de televisie was en dat hij toch zo’n arrogante klootzak is. Dat doet pijn, hij is ten slotte mijn broer. En wat kan ik aan hem veranderen, hoe zou ik hem kunnen beïnvloeden ? Ik heb ooit één keer gezegd dat hij beter iets niet zou doen, namelijk toen hij van plan was om met Yvonne Lex samen te werken. En hij heeft het dan toch gedaan. Shame ! Er zijn axioma’s in het leven en één ervan is : alles wat met Yvonne Lex te maken heeft, kan per definitie niet goed zijn. Maar hij wil teater maken, nog altijd. Dat blijft één van zijn grootste ambities. Op zijn populariteit ben ik absoluut niet jaloers. Met mijn rol in “Hector” werd ik een beetje de populaire Jos, maar ik vond dat alleen maar verwarrend. Je moet daar kunnen mee omgaan en Kurt heeft daar totaal geen last van. En bovendien : bekend zijn, lijkt me zo saai, berucht worden, lijkt me een stuk interessanter.

MARLEEN WYNANTS

FOTO : LIEVE BLANCQUAERT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content