Piet Swimberghe

Nu iedereen stillevens en dekoratieve

bloemstukken zoekt, verscheen er een handboek voor

de schattenjagers : een dictionaire van de Belgische

en Nederlandse bloemenschilders.

PIET SWIMBERGHE

De vraag naar oude schilderijtjes was nooit zo groot als nu. Vooral stillevens en bloemstukken liggen goed in de markt. Je vindt ze zowel bij gereputeerde kunsthandelaren als bij kleine antiquairs. Meestal moet je er niet gek veel voor neertellen, wat deze tableaus extra aantrekkelijk maakt. Niet lang geleden keek iedereen neer op deze schilderkunst. Ten onrechte. Bij het werk van de kleinmeesters zit heel wat fraais.

Vanwaar die belangstelling ? Ze is er niet opeens gekomen : het grote publiek heeft deze schilderkunst altijd gesmaakt. Het waren kunstkenners en historici die afhaakten. Waarom ? Door de hiërarchie in de schilderkunst, zegt Norbert Hostyn, konservator van het Museum voor Schone Kunsten van Oostende. Gedurende vele eeuwen werd er neergekeken op de nature-morte-schilders. Schilders van historiestukken, mytologische en religieuze tema’s werden als de belangrijkste kunstenaars beschouwd. Portrettisten stonden de tweeden in rang. De fijnschilders van landschappen, zeegezichten en stillevens werden niet naar waarde geschat, aldus de konservator. Pas rond 1850 kwam daar verandering in. Het schilderen van landschappen werd opgewaardeerd door kunstenaars die voor het eerst in de vrije natuur gingen werken. De hiërarchie van de genres begon te vervagen. Onbewust bleef er toch iets van hangen, want schilderijen met stillevens en bloemstukken worden nog altijd artistiek ondergewaardeerd. Gek toch als je bedenkt dat een van de duurste tableaus een bloempot met zonnebloemen is. Zelfs Van Gogh had nooit kunnen dromen dat zijn bescheiden bloemstuk dit glorieuze lot beschoren was. Eind jaren tachtig heeft de hausse op de kunstmarkt ongetwijfeld meegeholpen aan de herwaardering van het stilleven en de bloemenschilderkunst. Wie geen tonnen geld kon spenderen aan Franse impressionisten, zocht in zijn omgeving naar gelijkaardig werk van onbekende tijdgenoten, schilderijtjes die tot 1985 maar een fluitje van een cent kostten.

Toen gingen de ogen van de dekorateurs en de antiekhandelaren open. Op rommelmarkten, op zolders en in veilinghuizen ontdekten ze goed werk van illustere onbekenden die in geen enkel naslagwerk werden geïnventarizeerd. Wie heeft er bijvoorbeeld ooit gehoord van Angeline Drumeaux uit Bouillon ? Volgens Hostyn is ze de “Emile Claus van de bloemen”. Haar werken gaan nu, zelfs nadat ze min of meer werd herontdekt, nauwelijks meer dan 75.000 à 100.000 fr. Of neem nu Alberic Coppieters uit Ieper, een beloftevol maar jong gestorven kunstenaar. Allemaal mensen die in de schaduw van tenoren als Ensor, Lemmen, Van Rysselberghe, Vogels en Pantazis werkten. Vol ijver en talent, maar in de vergetelheid en bijgevolg niet erg gewaardeerd op de kunstmarkt.

Het aanbod is zeer kopieus. Tot diep in de 20ste eeuw werkten honderden mindere goden voort in de trant van het romantisch impressionisme. Sommigen tot in de jaren ’60. Ze borstelden geen baanbrekende chefs-d’oeuvre, maar dekoratief werk. Bepaalde tableaus gaan nog steeds voor een prikje van de hand, soms voor niet meer dan 10.000 fr. Dankzij het jarenlange speurwerk in oude kranten en archieven van konservator Norbert Hostyn en kunsthistoricus Willem Rappard (die de Nederlandse meesters bestudeerde), zijn heel wat kunstenaars aan de vergetelheid onttrokken.

Tot nog toe schrokken veel verzamelaars terug om werk van minder bekende kunstenaars te kopen wegens het ontbreken van biografische gegevens. Gelukkig komt daar de laatste jaren verandering in. Enkele publikaties vullen deze leemte op. We verwijzen naar het Arto-woordenboek der Belgische kunstenaars, van 1830 tot 1970. Het is onvolledig en niet altijd even nauwkeurig, maar kan toch een eerste indikatie geven. Daarnaast verscheen er onlangs de Dictionnaire des peintres Belges (uitgegeven door La renaissance du livre). Een interessant maar behoorlijk prijzig naslagwerk, dat net als andere standaardwerken (zoals de Benezit) best in de plaatselijke biblioteek wordt geraadpleegd.

In deze kontekst is de Dictionaire van Belgische en Hollandse bloemenschilders, geboren tussen 1750 en 1880 erg interessant. Hoewel het aksent op bloemenschilders ligt, zijn vrijwel alle Belgische en Nederlandse schilders van de voorbije twee eeuwen erin opgenomen. De meesten beheersten immers verschillende disciplines. Dit lijvig naslagwerk staat vol kleurenillustraties. Dat is handig om de kwaliteit van de schilderijen te vergelijken. Je merkt dat het werk van sommige onbekende schilders goed standhoudt naast het oeuvre van beroemdheden. De foto’s illustreren ook de stijlevolutie. Tot het midden van de vorige eeuw, toen het pre-impressionisme wortel schoot, schilderden sommigen nog steeds bloemen in de geest van de barok. Zo lijken de bloemstukken van Jan Eliaerts op een 17de-eeuws tableau. Ook het verschil tussen de Belgische en de Nederlandse produktie is klein. Niet verwonderlijk, aldus Hostyn, want honderd jaar geleden was de artistieke wereld net zo internationaal georiënteerd als nu. Jammer dat het boek afsluit met 1880 als eindpunt, want tot net na 1900 werden veel goede kunstenaars geboren die aan herontdekking toe zijn. Voor meer informatie over deze schilders verwijzen we naar de catalogus van de tentoonstelling Belgische stilleven- en bloemenschilderkunst, 1750-1914, die begin dit jaar plaatsvond in het Museum voor Schone Kunsten van Oostende. Dit biografisch werk vult rijkelijk de lijst aan van illustere onbekenden. De kataloog is een handboek voor verzamelaars.

De dictionaire van de bloemenschilders zal zeker de marktprijzen beïnvloeden. Wellicht is dat ook de bedoeling van uitgever-kunsthandelaar Patrick Berko. Dat is toe te juichen, want veel kunstenaars verdienen een stevige opwaardering.

“Dictionaire van Belgische en Hollandse bloemenschilders geboren tussen 1750 en 1880” is een uitgave van Berko Editions en kost 5500 fr.

De dictionaire staat vol met te herontdekken meesters. Zoals de auteur van dit werk, Henri Robbe, broer van de beter bekende dierenschilder Louis Robbe. Dit fijn gepenseeld bloemstuk uit 1844 ademt biedermeiersfeer.

Alfred Bastien is een van die vele getalenteerde kleinmeesters die tot diep in onze eeuw impressionistisch bleef werken in de schaduw van de grote tenoren. Veel van die tableaus worden onder de 50.000 à 100.000 fr. verkocht. Eenmaal gepubliceerd zullen de prijzen wel stijgen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content