Kunst & Mode
Een model naast een beeldhouwwerk. Een schilderij op een jurk geprojecteerd. Een tijdschrijft dat grenzen aftast. Men is het er nog steeds niet over eens waar en hoe kunst en mode elkaar ontmoeten. De verkenning van een kruispunt.
Parijs, december ’97. De Franse Vogue organiseert een vernissage om hun dubbeldik nummer getiteld Mode et Art aan de incrowd voor te stellen. Het gebeuren vindt plaats in een spierwitte galerie. Aan de muren hangen de originele foto’s die ook op de pagina’s van de speciale editie afgedrukt staan: een coverversie van het Ballet Triadique (’22) van Oskar Schlemmer, door Karl Lagerfeld met model Karen Elson in de hoofdrol, technicolor-persiflages op het werk van Dan Flavin en Robert Smithson door David Lachapelle, een modereeks met Stella Tennant, qua grafiek en kleur duidelijk geïnspireerd op schilderijen van Malevitch en Rodchenko. Hoewel de verzameling nergens bepaald juweeltjes oplevert, kunnen we niet ontkennen dat het allemaal draait om iets dat mode en kunst heet.
Daags erna slaakt Elein Fleiss in haar Purple Institute (zie pag. 200) een diepe zucht. Ze heeft de Vogue in kwestie ook gezien. “Typisch”, vindt ze. “Het is gewoon ridicuul. Men laat een mannequin naast een of andere sculptuur poseren en dan vindt men dat kunstig.” De kampen zijn terug netjes verdeeld: men is het er nog steeds niet over eens waar – en hoe – mode en kunst elkaar ontmoeten.
Modeontwerpers kijken rond, op zoek naar inspiratie, dus ook naar kunstwerken. Het museum als muze: het is een eeuwenoud verschijnsel dat met de jaren heel gewoon is geworden. Een motief verhuist van het doek naar de rug van een jasje, een kapsel vanop een tableau wordt voor de fotosessie meticuleus nageboetseerd, de vormen van een installatie worden gesjabloneerd met patroonpapier. Mode en kunst delen het visuele; kruisbestuivingen op dat vlak liggen dus voor de hand. Het minder oppervlakkige, het conceptuele laat zich moeilijker vangen. Het lijkt alsof modeontwerpers met een minderwaardigheidscomplex zitten, alsof ze hun beroep als een frivole, vlug vergeten gril zien vergeleken met het serieuze, haast sacrale imago van de kunstwereld. Vandaar misschien dat sommigen het achterliggend denkwerk eerder dan het artisanale van hun kleren willen benadrukken, vaak met de woordenschat van de moderne kunst. Er wordt gedefileerd in galeries, kleren worden omschreven als statements of “zoektochten naar”. Het universum van artiesten zo verscheiden als Manzoni, Lewitt, Duchamps of Beuys opent nieuwe perspectieven voor ontwerpers en blijkt tegelijk een ideaal toevluchtsoord, een tegengif voor gloss, theatraliteit en nauwelijks verhulde commercie, termen die al te vaak als scheldwoorden op het modecircuit worden afgevuurd. Maar niemand speelt het spel helemaal uit: de ontwerper laat het aan de toeschouwer over om uit te maken of de bultenjurken van Comme des Garçons, de japonnen van Viktor & Rolf, de paspopcreaties van Martin Margiela of de trash-items van Bless al dan niet voor kunst moeten doorgaan.
Elein Fleiss weer: “Iemand als Margiela is een designer, geen artiest. Hij heeft er bewust voor gekozen klerenontwerper te worden. Ik zie bijvoorbeeld ook een verschil tussen een modefotograaf en een artiest-fotograaf. Het is een andere manier van werken. De eerste moet steeds op zoek gaan naar nieuwe stijlen omdat mode, de discipline waarin hij of zij zich beweegt, dat nu eenmaal vraagt. De tweede probeert iets heel specifieks en persoonlijks te vertellen. Qua aanpak liggen ze volgens mij ver uit elkaar.”
Omgekeerd wordt ook de codetaal van de modewereld ontcijferd. Vanuit expositieruimtes bezinnen hedendaagse artiesten, van Gotscho over Lamsweerde Matadin tot Vanessa Beecroft (zie pag. 196) en Beverly Semmes zich over het evocatieve en symbolische karakter van mode. Ze gebruiken kledingstukken, stoffen en modellen, het fashion-vocabularium. Schoonheid, lichamelijkheid, vermomming: precies dezelfde ingrediënten die een ontwerper verwerkt in een seizoenscollectie met honderden outfits worden door hen samengebald tot één beeld.
Eigenlijk hoeven we in de hele discussie geen stelling in te nemen: het is niet alleen makkelijker, maar ook een stuk logischer. Mode is kunst, mode is geen kunst… Tussen zwart en wit ligt in dit geval geen grijs maar, zoals gebruikelijker is, een prisma.
Alles is gelinkt: kleren, kunst, muziek, politiek, seks en actualiteit. Wie hierover zijn of haar stem wil laten horen, is meer gediend met een persoonlijke, gevoelsmatige inbreng dan met een door een hokjesmentaliteit gedefinieerde context. Daarom hebben we op de volgende bladzijden gekozen voor figuren die meer zien in een dergelijke symbiose: performance-artieste Vanessa Beecroft en modeontwerper annex schilder Stephen Sprouse (pag. 204), maar ook de redacteurs van bijdehandse nineties-modetijdschriften (pag. 200) en Terry Jones (pag. 210), die nog steeds de grenzen van de gedrukte media op intelligente, in tegenstelling tot intellectuele wijze overschrijdt.
Peter De Potter
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier