Kruidje-roer-me-niet
De balzak: kostbare beurs van de vruchtbaarheid, kwetsbaar en een beetje grappig wiebelend tussen de benen van de man. Niet direct een toonbeeld van schoonheid en gratie, vind ik, maar net als iedere man ga ik er nochtans mee om als met een zakje edelstenen. Ook al zitten er maar twee diamanten in, ik koester ze als kruidjes-roer-me-niet.”
Zo introduceert De Standaard-journalist Laurens de Keyzer een van de vele vragen die hij in het boek “Het penseel van de liefde” (uitg. Van Halewyck) stelt aan uroloog-androloog Bo Coolsaet. Het minste wat je over deze publicatie kan zeggen, is dat ze zowel wat onderwerp als wat aanpak betreft – zeker voor onze contreien – opmerkelijk is. De twee Vlaamse mannen communiceren op een zeer openhartige en zelfs liefdevolle manier, over datgene waar nog zo vaak niet kan of mag over gesproken worden: hun geslacht. Aan stoere verhalen, opschepperij, grappen en grollen is er meestal geen gebrek, maar als er om een of andere reden iets schort aan de mannelijke apparatuur, klappen de eigenaars gewoonlijk dicht. Hier gebeurt het omgekeerde.
Laurens de Keyzer mocht aan Bo Coolsaet, die als uroloog en androloog in de VS en Canada docent was, en nu in Antwerpen werkt, alles vragen wat hij wou weten over zijn “eigen kleine koning”. De dokter antwoordde als deskundige, maar ook als vriend. Vooral de persoonlijke relatie tussen de mannen en de vaak poëtische, beeldrijke taal die ze hanteren, draagt ertoe bij dat dit bijzonder vlot leesbare en aangename lectuur is geworden.
“Hallo, Bo? Ik stap hier net vanonder een verkwikkende koude douche en stel tot mijn verbijstering vast dat mijn jongeheer nog maar amper vier centimeter lang is. Zal ik afscheid nemen van dit leven?” vraagt De Keyzer gespeeld. Volgt een uiteenzetting van Coolsaet over de bij sommigen tot wanhoop drijvende gedachte dat die van hen te klein is. Er bestaat zelfs zoiets als “het kleine-penissyndroom” waarbij mannen hun vermeend tekort trachten te compenseren door een meer dan normale geldingsdrang. Het zijn de elleboogwerkers, de seksuele opscheppers, de knalpot-rijders. De dokter legt nog maar eens uit dat de lengte van geen belang is voor het kunnen bevredigen van de vrouwelijke partner, maar wijst er terloops toch op dat ook vrouwen aan de basis kunnen liggen van dat complex. “Bij redelijk wat mannen kan een dergelijk verwijt tot regelrechte seksuele blokkering aanleiding geven.”
Tijdstip van klaarkomen – te vroeg of te laat – is nog zo’n kwestie die het mannelijk angstzweet kan doen uitbreken. Nuttig zijn de praktische adviezen van de dokter om meer controle te krijgen over de zaadlozing. Oefenen van de bekkenbodemspieren, luidt het devies. Coolsaet legt gedetailleerd uit waar die spieren te vinden zijn en hoe ze te oefenen. Vrouwen die ooit zwanger zijn geweest, weten dat je elk verloren moment kan gebruiken om dit soort oefeningen te doen, vanwege toch onzichtbaar voor de buitenwereld. Door de suggestie van Coolsaet dat ook mannen al oefenend hun tijd in de file nuttiger kunnen doorbrengen, zou het het nog wel eens heel leuk kunnen worden op onze Vlaamse wegen: hallo, buurman-chauffeur. Willen ze een beetje mee, die bekkenbodemspieren?
Andere tips doen de fantasie minder op hol slaan, maar zijn daarom niet minder nuttig. Heel wat raad heeft betrekking op concrete medische of fysiologische verschijnselen, gaande van onschuldige knobbeltjes tot kwaadaardige gezwellen, van gebroken tot gebogen penselen (Clinton!), van prostatitis tot allergie voor latex. In elk geval twijfel je er na lectuur van dit boek niet meer aan dat er met de complexe en delicate materie van het mannelijk geslachtsorgaan nogal wat kan mislopen, en dat er meer (gezonde!) variatie mogelijk is dan meestal wordt verondersteld.
Ook zeer elementaire informatie ontbreekt in dit boek niet. Dat het ter preventie van infecties nodig is om je te wassen bijvoorbeeld, met water en zonder zeep. Of dat jonge mannen vanaf hun 18de regelmatig zichzelf zouden moeten onderzoeken om teelbalkanker op te sporen.
Van al dit soort weetjes kan de mensheid alleen maar beter worden. Maar of Coolsaet de mensheid ook een dienst bewijst wanneer hij zijn visie maatschappelijk vertaalt, is een andere zaak. Enerzijds klaagt hij aan hoe de vrouw door de eeuwen heen in alle culturen in een ondergeschikte positie werd gehouden, en benadrukt hij het essentiële belang van gelijkwaardigheid in de man-vrouwrelatie. Anderzijds komt toch weer de ouwe mannetjesaap uit de mouw, die beweert dat de vrouw aan haar schoonheid genoeg heeft. Waarom zou zij uit werken gaan als anderen dat voor haar willen doen? Dàt verhaal, dokter Coolsaet, kennen we. Van een man, die zichzelf ook vrouw noemt, hadden we zo’n conclusie echt niet verwacht. Waarom niet, consequent met al het voorgaande, dat oeroude gelul vervangen door iets wat vrijer-en-blijer klinkt? Dan was dit boek eveneens bestemd geweest voor vrouwen die zich ook man noemen.
Jo Blommaert / Tekening Sandra Schrevens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier