U heeft er twee, ik heb er vier, Nancy verwacht haar zevende en Lieve telt er elf. Kinderen, welteverstaan. Als u zich afvraagt of ook u geschikt bent voor een kroostrijk gezin, raad ik u aan eens bij Lieve of Nancy aan de keukentafel aan te schuiven.

Annemie Struyf / Foto’s Lieve Blancquaert

Maar geen nood, het realiteitsbesef is sterker dan die vreemde kriebel in mijn lijf. En bovendien is mijn leven (én mijn agenda) meer dan gevuld en ook mijn leeftijd al flink opgeschoten. Ik weet het, andere vrouwen beginnen op hun veertigste nog aan hun eerste kind, maar met alle respect, dát vind ik dan weer overdreven. Want als ik naar mijn kinderen kijk, zie ik de tijd verstrijken en vat ik haarscherp de essentie van het ouderschap: ouder worden. Laat ons eerlijk zijn, een vrouw is best jong als ze kinderen op de wereld zet. En een man ook, wat velen ook mogen beweren. Menige grijzende kerel heb ik al op het prille vaderschap zien afknappen.

Soit, laat mij de volgende jaren maar rustig (nou ja!) mijn kinderen zien opgroeien, terwijl ik mij fluks en vrolijk op mijn werk stort. “Zo mag ik het horen”, zie ik mijn man al denken, want zijn standpunt is duidelijk. Als ik, zelfs voor de grap, het thema van een vijfde kind durf aan te snijden, dreigt hij met een echtscheiding.

En toch, en toch… Nu ik gefascineerd naar Nancy’s dikke buik kijk, begin ik toch weer te twijfelen. Ze is zo oud als ik, en hoogzwanger van haar zevende. Volgende week moet ze bevallen, en ze loopt nog gezwind rond, is druk in de weer, ruimt de keuken op, zet koffie en vertelt over een gezin in de buurt, met zeventien kinderen. “Dat is pas veel”, lacht ze. “Vier was een keerpunt, een psychologische drempel die veel commentaar uitlokte, wat ik erg vervelend vond. Vanaf het vijfde trok ik mij niets meer aan van mogelijke reacties en zei ik steevast: ‘Er volgen er nog.’ Nu verkondig ik overal dat dit de laatste is. ( lachje) Maar je weet nooit natuurlijk, hè. Een ongelukje is gauw gebeurd.”

Als meisje droomde ze ervan vroedvrouw te worden, naar het buitenland te gaan en ooit, op een dag, ook kinderen te krijgen. “Maar ik nam het studeren niet ernstig en toen ik mijn man leerde kennen en over een baby begon, zei hij snel: ‘Eerst nog wat wachten.’ Hij was geen uitgesproken vaderfiguur, eigenzinnig, zo’n beetje een dwarsligger. Maar toen Bert, ons eerste kind, geboren werd, veranderde hij plots in een perfecte vader. Zo gelukkig, zo verrukt waren we met dat kind dat we, heel overmoedig, besloten: ‘Waarom niet vier, vijf of zes?’ En ja, negen maanden later was ik opnieuw in verwachting. In juli werd Loes geboren en in september begon ik opnieuw te studeren. Nog altijd wilde ik vroedvrouw worden. Dat eerste jaar heb ik ontzettend veel gespijbeld. Bert en Loes gingen niet naar de crèche, want ik wilde zelf voor hen zorgen. Mijn stages plande ik tijdens de vakanties zodat mijn man intussen op de kinderen kon passen. Tijdens mijn tweede jaar werd ik zwanger van Jeroen die ik, bij de start van het volgende schooljaar, mee naar de lessen nam. In een vroedvrouwenopleiding moest dat kunnen, vond ik. Gelukkig was hij een uitzonderlijk rustige baby die tijdens de lessen geen kik gaf en alleen wakker werd om te eten.”

“Toegegeven, het was een moeilijk jaar: voor drie kleine kinderen zorgen, borstvoeding geven én studeren. Maar tot mijn grote opluchting behaalde ik vlotjes mijn diploma. ‘Nu blijf ik een tijdje thuis’, nam ik mezelf voor, maar op de materniteit had men ’s nachts dringend hulp nodig, en voor ik het goed en wel besefte, werkte ik ontzettend veel. Soms gebeurde het dat ik de hele nacht doorwerkte, ’s ochtends niet ging slapen, het huishouden beredderde en ’s middags alweer werd opgeroepen. Nu begrijp ik zelf niet hoe ik erin slaagde dat allemaal te combineren. Ten slotte kreeg ik een vast contract en kon ik fulltime aan de slag op de materniteit. Ik bleef werken, ook na de geboorte van Janneke, Babette en Louis. En ja, ook daarna bleef de goesting.”

Welke goesting is dat dan?” vraag ik haar, al heb ik ze ook gekend, ten volle. Is het de zin om opnieuw zwanger te zijn en te bevallen? Opnieuw die baby in je armen en je huis te weten? Jezelf voort te planten, de eindigheid te bevechten, verder te leven in je kinderen? Of, nog hoogdravender, het leven en de dood te trotseren?

“Moeilijk te zeggen”, zucht Nancy peinzend. “Het heeft te maken met: léven in huis, die lichtheid van kleine kinderen, het plezier hen te zien opgroeien. Maar er is meer. A la limite gaat het om iets irrationeels. Enkele maanden na Louis’ geboorte begon ik mij slecht te voelen. We gingen op reis, maar na twee dagen wilde ik alweer naar huis. Ik was lusteloos, kon mijn draai niet vinden, weende vaak, piekerde, twijfelde, tobde: ‘Waarom leef ik? Wat is de zin van mijn bestaan?’ Een echte postnatale depressie was het niet, het had te maken met het afsluiten van een levensfase. Veel vrouwen zijn tevreden als ze ‘uit de kleine kinderen’ zijn. Voor mij geldt dat niet, ik ben zo blij met die kleintjes in huis. Ze houden me jong.”

“Begrijp me goed, het contact met mijn oudste kinderen vind ik ook heel leuk: discussiëren, hen zien opgroeien, hun karakter en persoonlijkheid vorm zien krijgen. Maar aan de groten zie ik dat de tijd verstrijkt en merk ik dat ik zelf ook ouder word. Ik zou willen dat alles nu kon stoppen, dat alles kon blijven zoals het nu is. Mijn man is anders, rustiger in die dingen. ‘Zo is het leven’, zegt hij. ‘Je wordt ouder, je kinderen groeien op en de jaren gaan voorbij.’ ‘Maar ik ben nog geen 40,’ zei ik dan, ‘er kan er best nog eentje bij.’ ‘Jij bent degene die beslist,’ zei hij, ‘jij draagt ze. Jij zet ze op de wereld.’ ( lachje) En ja, nu ben ik 40 – dat is voor mij de limiet! – en ben ik zwanger van mijn zevende. Onlangs stelde mijn man voor zich na deze baby te laten steriliseren. ‘Maar laat je mij beslissen wanneer?’ heb ik hem snel gevraagd. Stel je voor, enkele weken na de bevalling zou ik zoiets echt niet aankunnen.”

“Een bevalling kan zo mooi en ontroerend zijn, maar al te vaak heb ik gezien hoe dat natuurlijke proces brutaal verstoord wordt. Bespoedigen, versnellen, forceren is in het ziekenhuis de regel geworden, met een vicieuze cirkel van complicaties tot gevolg. Vele ouders én gynaecologen kunnen het geduld niet meer opbrengen een bevalling rustig af te wachten en haar natuurlijke verloop te volgen. Daarom wil ik liever thuis bevallen, op mijn manier. Om mijn zin te kunnen doen, gerust gelaten te worden. Alles heel vertrouwd, met mijn man en kinderen in de buurt. De laatste keer waren de drie oudsten erbij, zo rustig en gefascineerd de hele tijd.”

“Op mijn werk vermijd ik dit thema, want zeker in het verpleegmilieu kan je op heel wat commentaar rekenen. Weet je dat ik nota bene van vrouwen de scherpste reacties krijg? ‘Jij denkt alleen aan je eigen gezelligheid, comfort en intimiteit’, heeft iemand me ooit letterlijk gezegd. De meeste dokters en verpleegkundigen vinden een thuisbevalling zonder meer onverantwoord. ( verontwaardigd) Maar wat ik vaak in het ziekenhuis zie gebeuren, vind ik ook onverantwoord.”

Zoals je vlak na een geboorte naar het leven kijkt, zo zou je alle dagen moeten kunnen leven. Die intensiteit, dat geluksgevoel. Je waarneming verscherpt. Alles is anders dan anders. Grensmomenten. Inzichten. Jammer dat die bijzondere toestand zo snel weer overgaat, en je na een paar dagen alweer meedraait in het ritme van het dagelijkse leven, met zijn kleine en grote zorgen. De ene dag zijn de kinderen lief, spelen, zingen en dansen ze. De andere dag valt er geen huis mee te houden. Gezeur en gejank. Ruzie en conflict. Gelukkig kan ik de ‘kleine’ kanten van een groot gezin goed relativeren. Na een slechte dag weet ik dat er altijd weer een leuke komt. En als het me toch eens te veel wordt, vraag ik mijn man om even over te nemen. Toegegeven, zonder hem zou ik zo’n groot gezin niet aankunnen. Hij is ontzettend veel met de kinderen bezig en helpt mij in het huishouden. Hij is ook geen klassieke vader, loopt luidop te zingen in de supermarkt en rijdt met de tandem door het dorp. ‘Wat heb jij een goeie man’, krijg ik vaak te horen. Maar als je samen kinderen hebt, is het toch normaal dat je er ook samen voor zorgt? Neen, gelukkig heb ik geen man die ’s avonds thuiskomt, de krant leest, wacht tot het eten klaar is, de kinderen aan zijn vrouw overlaat, in het weekend naar het voetbal gaat en pinten pakt.”

“Als hier kinderen komen spelen – en dat gebeurt vaak! – merk ik steeds opnieuw dat het gevoel ten opzichte van je eigen kroost heel anders is. Zoals het ook veel gemakkelijker is de pampers van je eigen baby te vervangen. Zo heb ik met mijn oudste zoon soms hevige discussies. Dan flap ik er dingen uit die ik na vijf minuten betreur. ‘Sorry, dat had ik nooit mogen zeggen’, zeg ik dan, en onmiddellijk valt alles weer in de plooi. Wat er ook gebeurt, ik vergeef hem alles. En vice versa. Alleen tegenover je eigen kroost kan je onvoorwaardelijke liefde voelen. Dat breng je nooit op voor vreemden.”

Nancy schatert bij de herinnering aan het laatste conflict met haar puberzoon. “Het ging over schoolwerk. Een slechte toets Frans. Grote ruzie, slaande deuren, boos naar boven. Toen ik ten slotte naar zijn kamer ging, voer hij tegen mij uit: ‘Jullie verknoeien mijn leven. En jij, jij met al je zwangerschappen! Denk jij dat dat leuk is voor mij? Zelfs op school praten ze erover.’ ‘Wat zeggen ze dan?’ vroeg ik voorzichtig. ‘Dat jullie niet weten wat een condoom is! Dat jullie blijkbaar heel graag poepen!’ Hij moest er zelf een beetje om lachen, want dat woord gebruiken wij nooit. ‘Zal ik je eens wat zeggen?’ riep ik tegen hem. ‘Ja, poepen is plezant!’ Heel even keek hij mij verbouwereerd aan, en toen begonnen we samen te lachen. ‘Vind je het zo erg dat we nog een zevende kindje krijgen?’ vroeg ik hem wat later. ‘Maar neen!’ zei hij, vol overtuiging. ‘Ik vind het alleen niet prettig dat ik daarmee gepest word.’ Bij nader inzien bleek het slechts om twee kerels te gaan die hem hadden uitgedaagd. Een van hen bleek een enig en verwend kind.”

L ieve Dejonghe is 49, met lichte ogen en grijze haren. Moeder van elf kinderen tussen 3 en 24 jaar, maar daar lijkt ze niet aan te tillen. Een tweeling krijgen, zoals haar zus, dat lijkt haar pas zwaar.

Lieve: “Ik was de oudste van zes kinderen, en herinner me nog haarscherp – ik was vier – hoe mijn moeder mij op een dag kwam vertellen dat ze zwanger was. Heerlijk vond ik dat. Ik was altijd met de kleintjes bezig, op mijn zevende kon ik perfect een baby verzorgen. Te midden van die drukke bende heb ik genoten van mijn kindertijd. Dáár kreeg ik wellicht de smaak te pakken. Mijn man komt uit een gezin met drie kinderen, maar zag ook wel hoe ik op dat grote gezin gesteld was. We stelden geen kindertal voorop, lieten liever de natuur beslissen. We zouden wel zien wat er van kwam. En kijk, nu hebben wij elf kinderen.”

Alsof dat niets speciaals, niets uitzonderlijks is. “Was elk kind opnieuw gewenst?” wil ik weten, al vind ik die vraag zelf altijd zo ergerlijk. “Of dacht je soms: O neen, toch niet alwéér?”

“Niet elk kind was zorgvuldig gepland, zeker de laatsten niet, maar ze kwamen ook niet echt ‘per ongeluk’. Zo ergens tussen toeval en planning in, denk ik. Natuurlijk hebben wij weleens gedacht dat het stilaan welletjes was. Na het zesde kind bijvoorbeeld. Maar toen kwam er een zevende en zeiden we: ‘Het zal nog wel gaan.’ En toen kwam er een achtste, en ook dat namen we erbij. En na het negende, het tiende en het elfde zeiden we telkens: ‘Er kan er best nog eentje bij.’ Een jaar lang heb ik ze allemaal borstvoeding gegeven.”

“Je hebt zo van die vrouwen die aan baby’s verslaafd zijn. Zo ben ik niet. Ik geniet gewoon van al mijn kinderen en vind oprecht dat elke leeftijd zijn charmes heeft. Voor mij is elk kind een cadeau. Waarom zou ik zo’n geschenk weigeren, als ik het zomaar in de schoot geworpen krijg? Begrijp me goed, ik ben niet vies van anticonceptie – vaak genoeg heeft men het ons voorgesteld -, maar voor ons hoefde dat niet. Onze kinderen zijn trouwens niet uitzonderlijk snel na elkaar gekomen. Er is telkens twee jaar tussen.”

“Ja, natuurlijk krijgen wij reacties en commentaar op onze gezinsgrootte. Soms expliciet, soms discreet. En natuurlijk wordt er over ons gepraat. Soms positief, soms negatief. ( triest) Vooral toen Wouter geboren werd en een probleemkindje bleek, zijn er hier en daar scherpe woorden gevallen. En toen er, na Wouter, nog twee kinderen kwamen, verklaarden sommigen ons gek. Weet je wat ik zo erg vind? Dat mensen voortdurend proberen hun eigen normen op te leggen. ‘Dát is het beste’, zeggen ze de hele tijd. Maar wie weet er in ’s hemelsnaam wat voor ons het beste is? Wij hebben nooit een kind als een last ervaren. Geen enkele zoon of dochter zouden wij willen of kunnen missen. Dat grote gezin hoort gewoon bij ons. En zolang wij onze plan trekken en geen sukkelaars zijn, is er toch geen probleem?”

Zij zijn beiden burgerlijk ingenieur. Hij heeft Management gevolgd aan de Vlerickschool en werkt nu bij een groot bedrijf. “De hele dag moet hij organiseren, regelen, afspraken maken, zorgen dat de boel draait. A la limite doe ik hier net hetzelfde als hij. Alles is een kwestie van organisatie. ( met een weids gebaar naar de tuin) Mijn verantwoordelijkheid loopt tot aan de tegels, verderop is mijn man de baas. Hij zorgt voor de beesten, haalt hooi, verzorgt de tuin, onderhoudt de auto’s en de fietsen. Hulp in het huishouden kan ik onmogelijk van hem verwachten. Hij heeft een zware job, komt steevast laat thuis. Zelf heb ik slechts één jaar als ingenieur gewerkt. ‘Je studies zijn je levensverzekering’, zei mijn vader altijd. En ja, terwijl ik hier al jaren het huishouden beredder, heeft dat diploma mij altijd een gevoel van veiligheid, een zekere garantie gegeven.”

“Alle kinderen hebben een aparte kamer die ze één keer per week moeten opruimen. Rommel verdraag ik niet. Kleren moeten praktisch zijn. Vroeger zag ik er niet tegenop delicate spullen met de hand te wassen, maar nu de groten zelf hun kleren kopen, moéten ze het etiket eerst nauwkeurig bestuderen. Strijken doe ik nauwelijks. Jeansbroeken gaan vanuit de droogkast de kleerkast in. Mijn lakens hebben nog nooit een strijkijzer gevoeld. Voor het lappen van de ramen doe ik een beroep op een schoonmaakbedrijf.”

Moeiteloos veegt ze alle praktische, huishoudelijke problemen van de tafel. Als kruimels, in een handomdraai. Hoe is het mogelijk dat ik, met ocharme vier kinderen, zo zwaar til aan het wassen en plassen, het regelen en organiseren? Een kluns voel ik mij, naast deze oermoeder. “Maar”, bedenk ik dan, “misschien heeft zij wel fulltime poets- en huishoudhulp?” “Neen, slechts een alarmbel voor noodgevallen”, legt ze uit. “Alleen als ik ziek ben, springt er iemand in. En ook als we op vakantie zijn, geeft zij het huis een extra poetsbeurt. Twee keer per jaar trekken we erop uit, telkens met drie wagens. Skiën in het krokusverlof en ’s zomers naar Oostenrijk. Tot vorig jaar zijn we met het hele gezin gegaan, nu begint dat te veranderen. De oudsten studeren en gaan stilaan hun eigen weg. Ach, dat is normaal. Het enige dat ik betreur, is dat alles zo snel is gegaan.”

“En financieel dan?” dring ik aan. “Met elf kinderen op vakantie gaan, ze allemaal een kamer, hobby’s en studiekansen bieden, dat kost toch een bom geld?” “Ook dat is een kwestie van organisatie”, klinkt het laconiek. “Ik geef toe, mijn man hééft een mooie betrekking, maar toch merk ik dat collega’s van hem, met hetzelfde loonniveau, een heel andere levensstijl hebben. Zo rijden wij uitsluitend met oude wagens die, qua aankoop en taksen, een stuk goedkoper zijn. Intussen zijn het oldtimers geworden, dus flink in waarde gestegen. Dit huis? Dat was een krot toen wij het kochten. Alles heeft mijn man zelf gedaan, alleen de ruwbouw heeft hij uitbesteed. Onze vakanties? Die zijn sober, goedkoop zelfs vergeleken met wat anderen besteden. Kleren? Pfff ( trekt even aan haar jeanshemd en -broek), meer heb ik toch niet nodig? En verder zetten wij elke maand nog een centje aan de kant.”

Het klinkt zo makkelijk allemaal, alsof het haar geen enkele moeite kost. Net zoals haar zwangerschappen en bevallingen. “Genoten heb ik, van élke zwangerschap, en met volle teugen. Ook aan de bevallingen heb ik nooit zwaar getild. Soms ging het zo snel dat ik mij moest reppen om op tijd in het ziekenhuis te geraken. Natuurlijk ging de ene bevalling al vlotter dan de andere, maar ik was nooit alleen, voelde mij altijd veilig, in het gezelschap van mijn man, de dokter en zuster Alberta.”

O ja, zuster Alberta, die zal ik niet licht vergeten. Vier keer heb ik haar op het verloskwartier ontmoet, en telkens was ik opgelucht dat zij mijn arbeid niet zou volgen. Zij was me, hoe zal ik het voorzichtig uitdrukken, te kortaf, te veel van de ouwe stempel.

“Een ferme vrouw, zonder complimenten”, zeg ik zo neutraal mogelijk.

“Precies”, beaamt Lieve. “Dat is nu net wat je op die momenten nodig hebt. Toen ik een doodgeboren kindje kreeg, zei ze van die rake dingen. Wijsheden die ik nooit vergeten zal. Op haar typische, ja, misschien harde manier troostte zij mij. Ook al heb ik elf kinderen, toch denk ik nog elke dag, nog elke nacht aan die ene, doodgeboren baby. Hij was zo volmaakt, zelfs al was de zwangerschap maar halfweg. Ik kon zelfs zijn gelaatstrekken onderscheiden, er mijn andere kinderen in herkennen. Ik verzeker je, zoiets is geen miskraam meer. Het is: je kind verliezen. Tien dagen heb ik het nog gedragen toen ik al wist dat het niet meer leefde. En die bevalling was veel erger dan de zeven vorige samen. Met heuse contracties, en zonder epidurale verdoving. Drie dagen heeft het geduurd en het leidde tot niets. Dat is keihard.”

We zwijgen. Haar zoon komt de kamer binnen, in pyjama, nog slaapdronken, met een krant en een kop koffie in de hand. Hij groet, woordenloos, en trekt zich terug in de veranda. “Daar woont hij, samen met onze andere studenten”, zegt Lieve en ze wijst, door het raam, naar een apart huisje tegenover het hunne. Best gezellig lijkt het mij, al is dit dan geen studentenbuurt.

“Tja, we wonen op een boogscheut van Leuven, onze kinderen gaan dus niet op kot. Toch denk ik dat zij evenveel kansen krijgen als hun leeftijdsgenoten. Ze musiceren, studeren, hebben hobby’s, een eigen kamer, fiets, cd-speler en noem maar op. We hebben een tuin met paarden, en de oudsten hebben een auto tot hun beschikking. Natuurlijk zijn er jongeren die veel meer hebben en bovendien flink wat zakgeld krijgen. Dat is bij ons niet het geval. Maar met twee kinderen zou dat niet anders zijn. Ik vind het belangrijk dat ze niet alles kunnen krijgen waar ze zin in hebben, dat ze weten dat er grenzen zijn.”

Drugs? Vrienden? Uitgaan? Vrijen? Seks? Ik wil best weten hoe deze heikele thema’s in dit gezin vol pubers en adolescenten aangepakt worden. Met een lachje zet Lieve mijn cassetterecorder af en vertelt ze over deze zoon en die dochter, over de discussies en conflicten van de laatste weken. “Wellicht vinden de kinderen ons best streng, want wij zijn niet bereid voor één van hen onze ideeën en principes te laten varen. Anderzijds weet ik maar al te goed dat zij vanaf een bepaald punt hun eigen weg willen en zullen gaan. Zo zijn wij ook geweest. Maar tot de dag dat zij meerderjarig worden, moeten zij binnen onze lijnen blijven. Natuurlijk kennen wij, zoals elk gezin, naast de mooie ook moeilijke en lastige momenten. Maar alles welbeschouwd vallen de opvoedingsproblemen tot nu toe best mee, en heeft de omvang van ons gezin in mijn ogen meer voor- dan nadelen. De solidariteit is groot. Bij onheil sluiten de rangen zich onmiddellijk. Dat is de mooiste kant van een groot gezin. Wij zijn een ploeg, en als iemand iets overkomt, nemen de anderen het voor hem op. Zo had mijn dochter onlangs een ernstig ongeval. Een open beenbreuk, een ziekenhuisopname. En onmiddellijk was het van: ‘Ik doe dit, jij doet dat. Ik rijd vandaag, jij morgen. Ik breng de kinderen naar de muziekschool, jij kookt’.”

“Heel wat dingen gaan zoveel makkelijker als je met velen bent. De groten houden de kleintjes in het oog. Zij musiceren samen. Iedereen bekommert zich om Wouter. De ene geeft hem voetballes, de andere leert hem lezen of zingen. En de kleintjes? Die doen heel gewoon en merken zelfs niet dat hun broertje anders is.”

Wat is het verschil tussen moeder worden op je 26ste of op je 46ste?” Een vraag die klinkt als een raadsel. Ze grinnikt en zegt dat het antwoord simpel is.

“Na de geboorte van mijn oudste bleef ik acht dagen in de materniteit, na de jongste kwam ik de volgende dag al naar huis. Je wordt handiger, minder angstig ook. Een ziek kind? Vroeger was ik meteen bezorgd, nu denk ik: ‘Rustig maar, we kijken het wel even aan.’ Maar genieten van je kinderen? Dat kan je op elke leeftijd. Natuurlijk vind ik het soms vreemd om op de kleuterspeelplaats tussen al die jonge ouders te staan. ‘Ik zou hun moeder kunnen zijn, zij mijn kinderen’, denk ik dan. Maar al zijn mijn haren grijs, toch ben ik de kleine kinderen nog lang niet beu. Maar goed ook, want als moeder heb ik nog een lange weg af te leggen. Het moeilijkste lijkt mij nu: ze allemaal naar dat ene punt te leiden waar ze zelf zo graag willen komen. Pas op het einde van de rit zal ik kunnen beoordelen of dat gelukt is. En ja, pas als ik mijn haren verf, zal ik mij oud voelen.”

Nancy: “Vier was een psychologische drempel. Vanaf het vijfde trok ik mij niets meer aan van reacties en zei ik: ‘Er volgen er nog.’ Nu verkondig ik dat dit zevende het laatste is. Maar je weet nooit natuurlijk, hè.”

Nancy: “Veel vrouwen zijn tevreden als ze ‘uit de kleine kinderen’ zijn. Ik ben net zo blij met die kleintjes in huis. Ze houden me jong.”

Nancy: “Zoals je vlak na een geboorte naar het leven kijkt, zo zou je alle dagen moeten kunnen leven. Die intensiteit, dat geluksgevoel. Grensmomenten. Inzichten.”

Lieve: “Ik was de oudste van zes en altijd met de kleintjes bezig. Op mijn zevende kon ik perfect een baby verzorgen. Daar kreeg ik wellicht de smaak te pakken.”

Lieve: “Voor mij is elk kind een cadeau. Waarom zou ik zo’n geschenk weigeren als ik het zomaar in de schoot geworpen krijg?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content