Wie Cornwall zegt, denkt meteen aan Koning Arthur en zijn Ronde Tafel. Maar de teen van Engeland heeft veel meer te bieden. Een ontdekkingstocht langs onvermoede plekjes en verborgen historie.

Hilde Verbiest

Het is oktober. Langzaam maar zeker doet de herfst zijn intrede, ook in Cornwall. Niet dat de bomen en struiken al verkleuren, het is de mist die het landschap in een herfstsfeer dompelt. Mist hult de heuvels in een witte waas als ik toch besluit om Helford River te verkennen. Nu ja, rivier. Goed beschouwd is dit een zeearm van de Noordzee die diep het land binnendringt. Getijden bepalen er het ritme. Is het vloed, dan kunnen jachten tot bij het plaatsje Gweek de rivier opvaren ; bij eb komen de modderige kreken en inhammen droog te staan.

Ik heb hooguit vijf kilometer gelopen, maar dit lijkt echt het einde van de wereld. Met moeite ontwaar ik de andere oever, laat staan de Noordzee wat bij helder weer mogelijk zou zijn. Het heeft iets mysterieus en geheimzinnigs. Die stilte. En het gedempte geluid van klokkend water op de achtergrond. Geen wonder dat Daphne du Maurier zich door de streek liet inspireren voor haar romans. Rebecca, The Jamaica Inn, Frenchman’s Creek… ze zijn hier gesitueerd. De oversteek naar deze beroemde kreek naar verluidt een van de mooiste van de Helford River zit er vandaag niet in. De pont is in geen velden of wegen te bekennen. Dan maar de rivier volgen, richting Noordzee. Het pad slingert langs de oevers. Nu eens loopt het pal naast het water, dan weer voert het me de heuvels op om met een weidse bocht de volgende inham te nemen. Als de mist een beetje optrekt, zie ik heel even een palet van wit en blauw tussen het groen schemeren. Voorbij de volgende bocht… denk ik. Schijn bedriegt, pas vele bochten later ontdek ik wat het is : tientallen bloeiende hortensia’s, en dat in oktober. Het pad achter de hortensia’s volgend, klim ik van de Helford River omhoog in een smalle vallei. Het duurt even voor ik mij realiseer dat dit Trebah Gardens is, een tuin die de reputatie van de Engelse tuinen alle eer aandoet. Talrijke stormen heeft hij doorstaan : bomen en struiken van meer dan 100 jaar oud bewijzen het. Toen majoor Hibbert en zijn vrouw deze vallei in 1981 aankochten, was het terrein erg verwaarloosd : met veel liefde en geduld hebben zij er weer een tuin van gemaakt. De majoor is een echte Brit, a real gentleman. Met een mengeling van bescheidenheid en fierheid wijst hij ons zijn lievelingen aan : de boomvarens, de camelia’s en de mimosa, de bamboebosjes, de rododendrons en de hortensia’s maar liefst meer dan 200. Bezoekers uit België ? Dat land kent hij wel. Maar beter nog kent hij Arnhem, waar hij in de Tweede Wereldoorlog deelnam aan de beroemde slag. Of ik wist dat dit stukje Groot-Brittannië ook een rol speelde in de bevrijding in 1944 ? Cornwall ? Nee, Trebah Gardens, of liever het strandje aan de Helford River : hier scheepten de Amerikanen in voor de landing in Normandië. Het lijkt bijna een andekdote, een kanttekening bij de geschiedenis. Voor mij ver weg in de tijd, hem staat het nog levendig voor de geest. Maar alsof hij de donkere schaduwen van de oorlog wil verdrijven, merkt de majoor op dat ik in de lente moet terugkomen, als de daffodils de tuin omtoveren tot een groot geel tapijt.

Veel tijd om in dit kleine paradijs te vertoeven, heb ik niet. Verder gaat de tocht. Met de auto doorkruisen we de teen van Groot-Brittannië. Erg snel gaat dat niet, langs de smalle, kronkelende wegen waar nauwelijks ruimte is voor fietsers en voetgangers. Hoog oprijzende hedges aan weerskanten van de weg belemmeren het uitzicht. Het zijn allesbehalve vriendelijke hagen. Integendeel : dit zijn muren in de ware zin van het woord. Opgebouwd uit graniet, begroeid met klimop, bramen, varens en ander groen, beschermen ze het achterliggende land tegen weer en wind. ?You can’t argue with them?, merkt Alan Bruce, mijn gids die dag, fijntjes op.

Bruce troont mij mee naar het Flambards Village Theme Park, vlakbij Helston. Dat moét ik gezien hebben. Schreeuwerige reclameborden waarschuwen ons dat we het park naderen. Ze doen mij het ergste vermoeden. Groot is mijn verrassing : ondanks alle kitscherigheid herbergt dit park enkele pareltjes. Ook hier leeft de Tweede Wereldoorlog nog verder. In een grote hal wordt Londen opnieuw gebombardeerd. Sirenes loeien, door donkere gangen kom je bij de schuilkelders, terwijl elders alweer mensen puin beginnen te ruimen. Helemaal weg ben ik van het Victoriaanse dorp, tot in detail nagebouwd en grotendeels met originele voorwerpen. Je vindt er de barbier, de slager en de hoefsmid. Aan de hotelbalie worden gasten met de nodige egards omringd, in de keuken maakt het personeel heerlijke gerechten klaar. De paarden worden in de stallingen verzorgd. Je komt ogen te kort, achter elk hoekje en elk raam ontdek je een verhaal : een vrouw verpandt haar ring bij de lommerd, de kruidenier is tegelijk oliehandelaar, het harde labeur in het washuis… De geschiedenis van het apotheekwinkeltje tart de verbeelding. Zo’n tien jaar geleden vond men het terug in een Engels dorp, precies zoals het in het begin van deze eeuw was achtergelaten : het interieur met zijn weegschaal, vijzels en stampers, de tientallen flesjes en potjes nog helemaal intact. Precies zo heeft men het naar Flambards Village gebracht, spinnenwebben en stofnetten incluis.

Beroemd en berucht is de kust van Cornwall. Grillig en gevarieerd. Rotsen in het zuiden, zandstranden in het noorden. Er staat een strakke wind bij Land’s End : de meest westelijke punt van Engeland wordt toeristisch uitgebaat en uitgebuit. Niet echt my cup of tea. Laat mij maar lekker uitwaaien en stappen langs het kustvoetpad, een wandelpad dat deel uitmaakt van het South West Peninsula Coastal Footpath, zo’n 825 km lang. De Cornwallse kust noord en zuid telt ruim 425 km.

De kust heeft zo haar eigenaardigheden. Ik heb bijvoorbeeld nooit geweten dat hier zoiets bestond als Saint Michael’s Mount, een berg die vlakbij het dorpje Marazion uit het water oprijst en alleen bij eb bereikbaar is via een 800 meter lange dam. Jawel, dit is de Engelse tegenhanger van de Franse Mont-Saint-Michel. Ze hebben veel meer met elkaar te maken dan alleen het uiterlijk : in 1044 stichtte koning Edward de Belijder hier een benedictijnenklooster dat ging toebehoren aan het klooster op Mont-Saint-Michel. Het kasteel is te bezoeken. Het werd eind 12de eeuw gebouwd, en is een indrukwekkende vesting die de Mount en het dorpje, waar momenteel nog zo’n 30 mensen wonen en werken, bescherming bood.

Een andere ontdekking voor mij is het Minack Open Air Theatre. Geïnspireerd door de oude Griekse amfitheaters bouwde Rowena Cade hier haar eigen toneel met zicht op zee kan het romantischer ? Letterlijk tussen 1931 en 1983, toen ze stierf, gaf zij het theater steen voor steen gestalte. Beginnend met het toneel, later de banken en de versiering errond. Een monnikenwerk dat een van de zeldzame openluchttheaters van het noordelijk halfrond opleverde. Sinds 1932 worden hier nagenoeg elke zomer opvoeringen verzorgd.

Drie dagen Cornwall. Het is veel te kort. De laatste dag voert ons richting Saint Ives, wellicht de meest mondaine badplaats in deze regio, wat alleen al blijkt uit de aanwezigheid van Tate Gallery. Het contrast met het achterland is enorm. Zo levendig en crowded als Saint Ives is, zo desolaat lijkt het golvende landschap achter de kust. Toch vind je hier een belangrijk stuk verleden. Hoge schouwen en verlaten gebouwen lijken willekeurig in het landschap neergepoot : de engine houses zijn de restanten van wat ooit bloeiende tin- en kopermijnen waren. Ze boden onderdak aan grote pompen die via een ingenieus systeem water uit de mijngangen weghaalden overstroming was een van de grootste problemen of erts naar boven transporteerden. Op het hoogtepunt van deze industrie waren er zo’n 600 engine houses in werking, vandaag is er nog één mijn open : South Crofty vlakbij East Pool. Het grootste gedeelte van dit industrieel erfgoed verdween gewoon, maar enkele tientallen representatieve exemplaren tracht men te behouden. Sommige werden gerestaureerd, zoals East Pool Whim, en zijn nu voor het publiek toegankelijk. Andere zijn echte ruïnes, die men ook op die manier tracht te conserveren. Vreemd te bedenken dat het hier ooit gonsde van bedrijvigheid. Alleen de wind zingt nog een lied van lang geleden, terwijl schapen grazen in het omliggende weiland.

Saint Michael’s Mount bij Marazion, jawel, de Engelse tegenhanger de Franse Mont-Saint-Michel.

De hortensia’s bloeien nog in oktober in Trebah Gardens.

Minack Open Air Theatre, een van de zeldzame openluchttheaters van het noordelijk halfrond.

Het toeristische Land’s End : de meest westelijke punt van Engeland.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content