Krijg de kreukels aan je kruis !

Pol Moyaert / Tekening Sandra Schrevens

Een verwittigd fundamentalist is er twee waard : bent u lid van de Bond tegen het Vloeken en maant u ons via stickers aan op onze tong te bijten als we de trein missen of kleeft u een andere rechtlijnige gezindte aan, verlaat dan als de bliksem deze pagina. Slaat u deze goede raad in de wind, dan zal u geconfronteerd worden met niet minder dan zo’n dertigtal krachttermen. Oké u bent weg, hier komt een eerste reeksje : sapperdepietsjes, potverkoffie, jandomme, miljaardemiljaar, godmiljaardenondedju, gagverdegatver, shit, kut, fuck, klote ! En dit alles niet omdat wij in een balorige bui zijn, of om het pure plezier u te choqueren, nee, we begeven ons op wetenschappelijk terrein. Onze gids is de eerbiedwaardige Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg, directeur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, die zopas bij Standaard Uitgeverij het lijvige Vloeken, een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie publiceerde. In het kader van deze rubriek, die zich verdiept in de relatie tussen de seksen, wordt onze aandacht vooral getrokken door de seksueel geladen woorden, en door de vaststelling van de professor dat vrouwen misschien wel evenveel vloeken als mannen, maar lichter.

Toch eerst een woordje historiek. Mensen hebben altijd gedacht dat bepaalde woorden, woordformules en spreuken een bijzondere relatie tot het bovennatuurlijke hebben en daardoor met een magische kracht zijn uitgerust. Zo is het toverwoord hocuspocus bijvoorbeeld waarschijnlijk een nabootsing van de katholieke consecratieformule Hoc est enim corpus meum (want dit is mijn lichaam), waardoor het bijzondere kracht kreeg toegedicht. (Al werkt het naar mijn idee alleen als je er pats ! achter zegt.)

Mensen geloofden dus lang dat woorden in staat zijn invloed uit te oefenen op de natuur, op mensen en geesten. Men denkt, zegt Van Sterkenburg, niet alleen dat de taal in staat is om ziektes te genezen, maar ook om de duivel ver weg te houden, om voorspoed voor zichzelf en kwaad over de vijand af te roepen. Hedendaagse verwensingen kunnen zowel van godsdienstige als niet-godsdienstige aard zijn. Loop naar de hel en het klassieke godverdomme horen in de eerste categorie, tot de seculiere verwensingen horen onder andere loop naar de verrekkenis, zak in je graf, sterf toch af, en het olijke krijg het zwimzwam of krijg de kreukels aan je kruis. ?In de effectuering van de afgeroepen schade?, merkt de professor daarbij droogjes op, ?gelooft echter niemand meer.?

Vloeken hebben een taboedoorbrekend karakter. Wat taboe is, verschilt echter zeer van cultuur tot cultuur. In de Zoeloegemeenschap bijvoorbeeld mag een vrouw nooit de naam van haar schoonvader gebruiken, en zelfs woorden waarin syllabes voorkomen die overeenstemmen met die uit zijn naam, zijn voor haar taboe. Rustte vroeger in onze maatschappij een groot taboe op het religieuze, dan is dat nu veel minder het geval, en daarom ?neemt de spreker zijn toevlucht tot woordvelden met verboden gevoelswoorden uit de obscene en scatologische sfeer?.

De plechtige toon waarop deze lijvige studie allerlei vieze woorden behandelt, is bijwijlen buitengewoon grappig. Bij het lemma fuck noteert Van Sterkenburg, alsof hij zich tot buitenaardsen wendt : ?Het woord verwijst in oorsprong en allereerst naar de mannelijke aspecten van de copulatie, t.w. naar de penetratie, het heen en weer stoten en de zaadlozing van ieder mannetjesdier dat vrijt.?

Kut is volgens de auteur ook zo’n nieuw taboewoord. Wordt het gebruikt in samenstellingen als kuttenkop, kutwijf of kutvent, dan krijgt het de betekenis vervelend, onaangenaam. Als vloek, zegt Van Sterkenburg, veroorzaakt het een blikseminslag. Maar daar denkt Jan Kuitenbrouwer in zijn vorig jaar verschenen Hedenlands al heel anders over : ?Zoals fuck bezig is te ontneuken, zo is kut aan het ontvaginaën?. Om dat te illustreren, beschrijft hij een situatie in een computerwinkel waar een klant uitlegt dat hij verkeerde spullen heeft meegekregen. ?Wel een beetje kut?, houdt hij de verantwoordelijke verkoper voor. ?Ja?, antwoordt die onaangedaan, ?da’s inderdaad behoorlijk kut ja.?

En een jonge zwemster blikt in een sportprogramma op televisie terug op de pas geleverde prestatie en zegt : ?Ik zie Thea opzij gaan en ik denk : kut, dat gaat niet goed.? Geen hilariteit, geen beschamende hand voor de mond het is alsof ze oeps gezegd heeft. Taboes verdwijnen sneller dan een professor het kan registreren.

In het boek van Van Sterkenburg zitten ook allerlei enquêtes en die wijzen op enkele sekseverschillen. Zo geven vrouwen veel vaker aan dan mannen dat er zelden of nooit gevloekt wordt in hun omgeving (43 % vs. 27 %). Een logische verklaring is dat mannen onder elkaar meer vloeken dan vrouwen, en dat mannen in aanwezigheid van vrouwen uit hoffelijkheid hun taalgebruik aanpassen. Vrouwen vloeken ook lichter. Zoals een Engelse meneer damn zegt en zijn eega goodness, zo komt bij Nederlandstalige vrouwen makkelijker verdorie over de lippen dan het mannelijke godverdomme. Maar voor de jongste generatie telt dat niet meer, de vloeken-top-drie van meisjes tussen 10 en 25 jaar is shit, kut en fuck. Niet toevallig zijn twee van deze drie woorden Engels. Dat heeft een wat camouflerend effect. Noli mingere contra ventum klinkt ook heel wat gepaster dan je moet niet tegen de wind in pissen, en Jesus Christ minder blasfemisch dan Jezus Christus. Zoals Hans Liberg zei : ?Shit, nu ben ik het Engelse woord voor poep vergeten.?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content