Kortrijk is dan misschien niet rijk aan bomen, de stad heeft wel een parkje dat Groeninge heet. Op de enige echte plek waar eeuwen geleden de vermaarde slag der gulden sporen werd uitgevochten.

Piet Swimberghe / Foto’s Michel Vaerewijck

Eindelijk heb ik de Groeningekouter gezien, de plaats waar zevenhonderd jaar geleden Franse ridders in de pan werden gehakt. Een deel van dit heroïsche slagveld is nu een weinig ontroerend parkje dat geprangd zit tussen een boulevard en veel belle-époquehuizen, waar het Frans vermoedelijk altijd al de voorkeurtaal was. Misschien wapperden er daarom aan de vooravond van de Guldensporenviering zo weinig leeuwenvlaggen aan de gevels.

Ik denk dat er buiten de Kortrijkzanen zelf weinig mensen dat Groeningepark kennen, omdat het verdoken ligt achter de huizen. De inkompoort aan het Plein, een heus stukje theaterdecor in middeleeuwse stijl, geschikt voor een degendrama, is beter bekend, omdat ze langs een invalsweg ligt. Tot mijn verbazing waren de gidsen van de dienst voor toerisme niet van plan om me direct Groeninge te laten zien. Aanvankelijk hadden ze een grote tocht buiten de stad voorzien, via een rozentuin en een morbide moderne begraafplaats. Op mijn aandringen fietsen we dan toch direct naar het voormalige slagveld, waar we verwelkomd worden door de Maagd van Vlaanderen: een metershoog verguld beeld van een vrouw triomferend over gesneuvelde ridders. Zoals de meeste standbeelden een pronkstuk met wat landschappelijk effect, maar dat van dichtbij weinig bekoring uitstraalt.

Eigenlijk moet je voor de Guldensporenslag hier niet zijn, vertrouwt de gids me toe, en hij stelt voor daartoe eerst het centrum van de stad te verkennen. Via een ingewikkeld netwerk van straten en steegjes rijden we naar het begijnhof, dat in volle centrum ligt. Wat toch wel uitzonderlijk is: de meeste begijnhoven zijn aan de rand van de stad gesitueerd, waar de gronden zompig en dus goedkoper waren. Eenmaal de gids weet dat ik uit Brugge kom, vertelt hij me onomwonden dat het Kortrijkse begijnhof het Brugse in schoonheid verre overtreft. Ik blijf beleefd en glimlach, waarop hij zich bijna verontschuldigt voor zijn gedurfde bewering. Nu is het Kortrijkse begijnhof zo klein en intiem dat ik hem toch gedeeltelijk gelijk geef. De schoonheid van deze plek valt extra op omdat errond grote delen van de oude stad verminkt werden door bombardementen tijdens de oorlog en de sloopwoede van daarna. Dit is een van de zeldzame plekjes waar het oude Kortrijk bewaard bleef. Wie hier tot rust wil komen, raden we een overnachting aan in de romantische bed & breakfast in een van de begijnenhuisjes.

Zevenhonderd jaar geleden was het hier minder vredig dan nu, weet de gids te vertellen. Toen werd het begijnhof immers zwaar beschadigd tijdens de Guldensporenslag. Blijkbaar werd er niet alleen gestreden op het Groeningeveld, dat nog buiten de stad lag. Het begijnhof lag vlak naast een van de meest strategische plekken van de strijd. Vanaf hier beginnen we een boeiende en loverrijke tocht door de stad, via intieme wandel- en fietspaden tussen oude monumenten. Dat de Onze-Lieve-Vrouwekerk op een burcht lijkt, is volgens de gids niet verwonderlijk, omdat ze ooit deel uitmaakte van een burcht die in de jaren 1301 en 1302 midden in het centrum werd gebouwd in opdracht van de Franse koning. Een soort citadel waarmee de vorst de stad in bedwang hield. Precies op deze plek hielden de Kortrijkzanen in 1302 een garnizoen gegijzeld dat het Franse ridderleger wilde komen bevrijden. Rond de kerk bewonder je nu een deel van de originele weermuur, opgegraven door archeoloog Philip Despriet en zijn equipe van vrijwilligers, die allen bezeten zijn door de roemrijke veldslag. De muur leidt je naar de achterkant van het begijnhof, waar zich een bevallig stadspanorama ontvouwt. Jammer dat een parkeerterrein deze idyllische plek ontsiert.

In het aangrenzend Begijnhofpark belanden we in de Groeningeabdij, waarvan het dormitorium het museum van de geschiedenis van Kortrijk huisvest, grotendeels gewijd aan de Guldensporenslag. Daar leer je dat de goedendag geen bol met spijkers was maar een soort piek, en biedt een grote maquette inzicht in het verloop van de veldslag. Je merkt dat heel het historische centrum daarbij betrokken was en dat er, ondanks alle sloopwerk van latere eeuwen, overal in de stad sporen van die strijd te ontdekken vallen, precies op de groenste plaatsen van de stad.

Op terugweg naar het Plein, het driehoekige militaire plein naast het Groeningeveld, lopen we in de Sint-Jansstraat het Baggaertshof binnen, een soort godshuis met een kruidentuin: een van de meest pittoreske plekjes van de stad. Het hofje ligt naast foeilelijke nieuwbouw, wat voor een pijnlijk contrast zorgt. Blijkbaar heeft Kortrijk nooit de ambitie gekoesterd om een schilderachtige stad te zijn. Toch bewijzen enkele hoekjes dat er best wat te ontdekken valt. Neem bijvoorbeeld de Broeltorens, overblijfsels van de middeleeuwse versterking, met daarnaast het Broelmuseum met een rijke ceramiekcollectie in een achttiende-eeuws hotel. Verder fietsend, ontdekken we dat Kortrijk zelfs een eiland in de Leie rijk is, dat bovendien een prachtige naam heeft: Buda, genoemd naar de hoofdstad van Hongarije.

Maar ook Buda is niet schilderachtig en biedt je geen eilandgevoel. De nieuwbouw van het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal, die heel het Leielandschap beheerst, oogt bijzonder pretentieus en is bovenmaats. Wat een contrast met het oude middeleeuwse ziekenhuis daarnaast. Van daar kun je beter doorfietsen naar de buurt van Overleie, waar ooit een deel van de oude stadsvesting werd omgevormd tot Astridpark, destijds het Volkspark genoemd. Een benaming die erop wijst dat we hier in de volkswijken zijn beland. De stad was immers net als Gent een van de eerste industriële centra van het land. Ze verrijkte zich met de textielnijverheid. Daarvan getuigen nog de talrijke classicistische landhuizen in de omgeving, in de Franse tijd gebouwd voor de nieuwe rijken uit die textielsector. Je kunt zo’n kasteelpark met rozentuin bezoeken op ’t Hooghe, gelegen langs de Doorniksesteenweg net voorbij de Hallen.

Ten slotte brengt de gids me ook naar de Sint-Antoniuskerk, in de Wandelingstraat, eigenlijk geen klassieke bezienswaardigheid, maar zeker een ommetje waard. Bijzonder is vooral de grote rotskapel van cement. Dit volkse stukje religieuze architectuur ontdek je achter een kerk met een Byzantijns interieur! In de kerk en de grot wordt Broeder Isidoor vereerd. De met ex-voto’s beladen wanden bewijzen hoe sterk de devotie voor deze zalige is. Dit is in zijn soort een van de imposantste openluchtkapellen van het land. Vanaf de Sint-Antoniuskerk fiets je gemakkelijk naar enkele parkjes in de rand, met veel groen maar zonder bezienswaardigheden. Kortrijk kun je best al fietsend bezoeken. Wie de stad op haar mooist wil zien, benadert haar het best van op de oevers van de Leie, waar je nog een glimp opvangt van de landelijke omgeving.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content