Koffer van een herdershond: glimmende kelk, rinkelend offergeld

Pastoor Pol Dehullu, altijd onderweg tussen drie parochies om zijn steeds uitdunnende kudde te dienen. © Debby Termonia

Wat als de valies bewaart wat misschien ooit verdwijnt ? Priester Pol holt, van kerk naar kerk, koffer in de hand, vragen in het achterhoofd. Hoelang nog ? Waarom ?

Een valies. Dat is inpakken en even weg zijn, in deze tijd, op gene plek. ‘Ik heb nog een koffer in Berlijn.’ Valies staat vaak voor verlangen.

Pol Dehullu (49) heeft drie parochies, West-Vlaamse toponiemen met poëtische klanken : Zerkegem, Snellegem, Varsenare. De werkelijkheid is prozaïscher. Pol is altijd onderweg voor rituelen, een misviering, doopsel, huwelijk, plechtige communie of begrafenis. In zijn woonkamer, op de eettafel, heeft Pol de twee koffers neergezet die hij vaak meeneemt op zijn tocht. Hij diept uit de eerste tas twee katoenen zakjes op, huisvlijt van een parochiale medewerkster. Op één zakje staat een stoel getekend, op een ander een schaal. Er zitten nog zakjes onder in de tas. Pol schudt. Gerinkel. Kleingeld van collectes, stoel- en schaalgeld. Dat is wat hij meevoert in deze – meer boekentas dan – koffer, met stevige bodem. Per zakje telt hij het geld en noteert het in de boekhouding, later gaat het in een grote zak naar de bank en wordt het verdeeld over verschillende rekeningen. Kortom, een priester is ook een beetje een geldkoerier ?

Pol : “Niet overdrijven. Er zit zelden veel geld in mijn tas. Bij een gewone mis haal je maar een paar roste kluiten op, bij begrafenissen is het iets meer. Toch had ik laatst een ongelukje. Ik tilde mijn tas op en had ineens de handvatten vast, vandaar dit gloednieuwe exemplaar. Hij blinkt nog. De oude rust in het containerpark.” Pol toont wat hij verder nog meeneemt op zijn tocht : teksten, zakjes hosties, het doop- register, een pakje schapuliertjes, en een heel mooi potje waarin hij het heilige oliesel bewaart. “Ik kreeg het bij mijn wijding, een cadeau van mijn garagist. Olie, garage, heb je ‘m ?”

En dan is er de inhoud van de tweede koffer, waardevol in vele betekenissen. “Hierin bewaar ik mijn persoonlijke kelk. In de parochiekerken zijn er kelken voorhanden, maar als ik daarbuiten de mis doe, in een Mariakapel, op een scoutskamp, of zoals laatst op een boerderij, gebruik ik deze.” Hij diept het glimmende kleinood op, wrijft erover. “Mijn oom, missionaris in Zuid-Afrika, had een heel goede vriend, Robert. Kort voor Roberts wijding stierven zijn beide ouders en werd hij bij onze familie kind aan huis. Robert werd priester in de buurt van Brugge. Toen ik in mijn laatste jaar seminarie zat, vroeg hij me om zijn massief zilveren kelk te laten schoonmaken. Ik regelde dat en bracht de kelk terug. Hij zei : ‘Pol, we maken een afspraak. Als jij gewijd wordt, krijg jij mijn kelk. Als ik sterf, moet je ze wel even op mijn kist zetten.’ Zo gebeurde.”

Pol vertaalt de Latijnse spreuk die aan de onderkant staat. “Aan onze geliefde Robert, juni 1946, in vrome herinnering van zijn moeder en zijn vader.” Pol : “Zie je dit gouden kruisje en die gouden boord in het midden ? Robert liet de trouwringen van zijn ouders smelten en in de kelk verwerken. Zo waren zijn dierbaren altijd dicht bij hem. Zilversmid Paul Lateur, de zoon van Stijn Streuvels, maakte de kelk. Kortom het is én emotioneel én waardevol, dus onvervangbaar. Die koffer bewaak ik als mijn hoogste goed.”

De tas is ook een symbool. Pol : “De priester zwerft van plek naar plek, uit zorg voor zijn gelovigen. Hij tjoolt soms.” Pol is intussen twaalf jaar gewijd, hij had een ‘late roeping’. Zijn tocht met pak en zak is zwaar, zijn stap verhaast, zijn publiek dunt uit. Wat doet dat met een relatief ‘jonge’ priester ? Pol : “Het vergt wat om als priester je plek te vinden binnen een kerk die zelf zoekt naar een manier om haar gelovigen te bereiken. Heel dubbel is het : enerzijds zijn er minder kerkgangers, anderzijds heeft de priester meer werk. Gelukkig heb ik in de parochies vrijwilligers die me bijstaan, vooral zeventig- en tachtigplussers. Ik noem hen de ‘nog’-generatie. Zij zeggen : we kunnen nog stappen, nog op reis gaan, nog met de auto rijden, nog zelfstandig wonen. Typisch voor iets wat in een neerwaartse spiraal zit. Ga een klooster bezoeken en de eerste vraag die je stelt, is : ‘Met hoeveel zijn jullie nog ?’ Wij, priesters, worden met pak en zak rondgestuurd naar kerken om de generatie te dienen die ‘nog’ naar de kerk gaat. Na deze generatie is het gedaan. Je hebt nu al parochies waar er evenveel mensen vooraan staan als in de kerk zitten. Een lector, een priester, een misdienaar en drie kerkgangers. Het is logisch dat mijn leeftijdgenoten, de jongere priesters, zich afvragen of het onze taak is om rond te hossen om de kerken open en de oude structuren in stand te houden.

“Ik heb ooit in een kmo gewerkt. Ik maakte er precies hetzelfde mee. De manager had de zaak uit de grond gestampt, tot enorme bloei gebracht, maar zodra hij zeventig werd, wilde hij geen verandering meer. Ik ben er vertrokken omdat het bedrijf op sterven na dood was. Als ik kijk naar de kerk van vandaag, dan zie ik precies hetzelfde : de toverformules van de jaren zestig werken niet meer. Weg het ‘bedrijf’ dat een monopolie had, voldoende kapitaal bezat, en dat baadde in een optimistische sfeer. Op zo’n moment moet je jouw product aanpassen. Dat is niet gebeurd omdat de oude hiërarchie hardnekkig het zonlicht ontkent en in een kramp gaat tegen elke creatieve nieuwe gedachte.

“Om met die metafoor van de koffers te spreken : wij priesters slepen momenteel ballast mee. We stoppen de meeste energie in zaken die niet renderen. Word ik daar moedeloos van ? Ik werk door en probeer mijn energie goed te verdelen zodat ik niet uitgeput raak. Ik denk dat ik nog even met de tas en de koffer zal rondtrekken, met vele vragen in het achterhoofd. Waar bouw ik als priester aan mee ? Wat wil ik nog bereiken ? Ik ga volgende week even uitrusten, ik trek weg met een échte valies. Mijn huisdokter zei me : ‘Neem even gas terug, anders kweek je een burn-out.’ Vreemd, want tegelijk voel ik energie en goesting. Ik wil zaken doen die dichter bij mijn inspiratie en geestelijke noden liggen, mijn hoofd en mijn reistassen vullen met dingen die geen eindigheid inhouden. Ik wil de opportuniteiten zien, niet de beperktheden.”

Tekst Marijke Libert & Foto’s Debby Termonia

“We moeten ons product aanpassen. Maar de oude kerkelijke hiërarchie gaat in een kramp tegen elke creatieve nieuwe gedachte”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content