Museumdirecteur Gerard Wertkin straalt. “Welkom in de nieuwe thuis van het American Folk Art Museum“, zegt hij met een brede glimlach. Hij probeert een speech te geven, maar dat gaat gewoon niet. Hij wordt overstemd door het oorverdovende lawaai waarmee bulldozers en drilboren in een bouwput naast het museum de rotsige ondergrond van Manhattan te lijf gaan. Waar we staan hebben we er een uitstekend uitzicht op. Nog niet zo lang geleden zaten op die plek bezoekers van het Museum of Modern Art in de zon uit te blazen na het kunstkijken. Straks komt daar de nieuwe vleugel van het Moma, een project waar een prijskaartje van 650 miljoen dollar aan hangt.

“Het spijt me van het lawaai”, zegt Wertkin als het gedaver even ophoudt, “maar zo’n machtige buur kunnen wij, kleintjes, niet doen zwijgen, zelfs niet voor onze opening.” Hij lacht. Voor 11 september zou zijn publiek vast hebben meegelachen. Maar het blijft stil, alsof iedereen zich herinnert hoe plots zelfs het machtigste gebouw het zwijgen kan worden opgelegd.

Buiten begint het kabaal opnieuw. Wertkin geeft het op. Een goed idee. Ik was toch al afgeleid door de prachtige, diepblauwe, geborduurde sprei die achter hem aan de muur hangt. Ze zou perfect staan in een hedendaags minimalistisch interieur. Indigo Calimenco Quilt, Pennsylvania, 1800, staat eronder te lezen. Indigo is de naam van de plant die de sprei haar mooie, blauwzwarte kleur geeft. Calimenco is een wolsoort die in de achttiende eeuw werd gebruikt om onderjurken te maken. Als die versleten waren, werden ze vaak gerecupereerd als beddensprei. Vlak tegenover de sprei is een houten man op een fiets aan de muur gemonteerd. Hij diende in de negentiende eeuw als uithangbord voor een fietsenwinkel in Vermont. Iedereen die het heertje met zijn onmogelijk rechte rug ziet, glimlacht. Het is de grappigste fietsenreclame die ik ooit heb gezien.

De fietser en de sprei waren van Ralph Esmerian tot die enkele jaren geleden zijn vierhonderd stuks tellende verzameling van Amerikaanse volkskunst aan het museum schonk. In het nieuwe museum is er eindelijk plaats voor: de collectie krijgt er zeven verdiepingen. Esmerian kan ze desgewenst elke dag bewonderen, want hij blijft voorzitter van de beheerraad van het museum.

Zijn verzameling is niet encyclopedisch. Hij kocht wat hij mooi vond. Stijve, naĆÆeve familieportretten, geschilderd door een Duitse immigrantenboer rond 1850; met krulletjes en bloemetjes beschilderde meubelen, gemaakt door achttiende-eeuwse Zwitserse immigranten; een houten reuzenkonijn dat rondjes draaide op een negentiende-eeuwse kermismolen en gestroomlijnde houten eenden die als lokaas dienden, uit dezelfde periode. Esmerian is ook verzot op frakturs, sierlijk geschreven teksten die Duitse onderwijzers in het negentiende-eeuwse Pennsylvania penden in opdracht van dorpsgenoten ter gelegenheid van geboorten, huwelijken en andere plechtigheden. Scrimshaw, siervoorwerpen die walvisjagers van Maine kerfden uit walvisbaleinen en -beenderen, was ook zo’n passie. Het snijden van de soms zeer delicate en piepkleine voorwerpen, van broches tot juwelendoosjes en keukenbenodigdheden, hielp tijdens de maandenlange zwerftochten op zee de verveling bestrijden. De meeste scrimshaw eindigde als souvenirs bij familie of vrienden van de zeelui.

Esmerian houdt ook veel van windwijzers. Op de muur van de trapzaal hangen er prachtige exemplaren, perfect bewerkt door wind en weer. Er is een krekel bij, een olifant, een ezel, een beer, de aartsengel Gabriel, het Vrijheidsbeeld en een stoomtrein. Op de achtste en meteen ook hoogste verdieping staat de indrukwekkendste: een meer dan levensgrote beeltenis van Tammany, het legendarisch stamhoofd van de Delaware-indianen. Zijn plat lijf is doorboord met kogelgaten, wellicht het werk van dronken cowboys.

Een heel andere tentoonstelling in het nieuwe museum gaat over de kunst van Henry Darger, een in 1973 overleden, diep-religieuze eenzaat uit Chicago. Het museum bezit Dargers bekendste werk, De Vivian Girls, dat pas na zijn dood door zijn huisbaas werd ontdekt. Het is een epos over een stam kinderen die belaagd wordt door diverse wreedaardige legers en het omvat bevreemdende, vaak beangstigende oorlogstaferelen, getekend op grote rollen papier. Er hoort een serie dikke boeken bij, gevuld met tienduizenden pagina’s bijna foutloos getypte tekst. Het museum kan natuurlijk slechts een selectie van dat bizarre werk tonen.

Ik loop nu de acht verdiepingen naar beneden. De zon valt door het glazen dak. De bedoeling van architecten Tod Williams en Billie Tsien is dat je je een beetje in de woning van een kunstverzamelaar voelt. Dat is hen gelukt. Sinds de WTC-tragedie – waarin ook voor tientallen miljoenen dollar kunst werd vernietigd – kreeg New York er al drie musea bij: dit nieuwe Folk Art Museum, de Neue Galerie (museum voor Duitse en Oostenrijkse kunst) op Fifth Avenue en de vernieuwde Asia Society (kunst uit AziĆ«) op Park Avenue. Ze zijn alle drie knus, op mensenmaat: precies wat we nu nodig hebben.

American Folk Art Museum: 555 West 57th Street, New York, NY 10019 www.folkartmuseum.org

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content