Nooit gedacht dat ik enige verbondenheid met een Saksen-Coburg zou ervaren, maar dat was vóór de aangifte van het huwelijk van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Laurent van België en de ravissante Claire Coombs. Hebt u het ook gezien op televisie ? Freddy Thielemans, de burgemeester geworden bonhomie in feestelijk tricolore en de prins die zich vol zelfvertrouwen over het ondertrouwregister boog om het van zijn meest adellijke handtekening te voorzien. En toen liep het fout : zijn hand schoot uit en lap, in plaats van een sierlijke signatuur stond er een knullige krabbel, als van de Man van Ötz die zich voor het eerst met een setje neolithische stiften mocht uitleven. “Merde !” vloekte Laurent onprinselijk en Claire keek even iets minder bon genre dan we onderhand van haar gewend zijn.

Ik, daarentegen, voelde diep mee met de prins. Méér nog, ik wist het nu wel zeker : Hij Is Eén Van Ons. Nee, ik heb het hier niet over een obscure religieuze sekte. De symptomen liegen er niet om : de diervriendelijkste aller prinsen lijdt aan RDS, het Reality Deficiency Syndrome. De patiënten beschikken over normale verstandelijke vermogens, maar functioneren moeizaam in de dagelijkse realiteit. Omdat bij hen de toaster het brood altijd onder het buffet spuugt, deuren van openbare toiletten na hun passage spontaan blokkeren en geldautomaten hun bankkaarten onherroepelijk inslikken. Een ontbrekend gen of een contaminatie met een geheimzinnig virus meteen na de geboorte ? Geen mens die weet wat de oorzaak van de aandoening is. Maar vast staat dat het om meer dan doordeweekse onhandigheid gaat. Nee, wat de RDS-lijder ervaart, is een diepgeworteld onvermogen om zich te handhaven in de fysische realiteit van het dagelijks bestaan. De wereld wringt tegen, net als de verse rol wc-papier die maar niet op die postmoderne designhouder wil.

Ik kan het weten, bij mij werd RDS al tijdens mijn vroege vormingsjaren vastgesteld. Door het toenmalige PMS, dat na een paar praktische proeven oordeelde dat ik nooit de kost zou kunnen verdienen met een eerlijke stiel. Doorleren zou ik, of journalist worden. Vaak heb ik mij om mijn conditie geschaamd. Vooral toen ik voor de tiende keer rij-examen deed. Zo gaat dat wel vaker bij RDS-lijders : ze rijden wel auto, maar eigenlijk kunnen ze het niet. Omdat ze onweerstaanbaar aangetrokken worden door – in het beste geval – immobiele objecten als garagedeuren, brievenbussen en palen allerhande. Dat laatste vooral in parkeergarages, de onheilspellende Hades van de mechanisch gestoorde. ” The horror, the horror“, om het met Marlon Brando te zeggen. Het binnenrijden alleen al : ofwel sneuvelt de linkerzijspiegel tegen de ticketautomaat, ofwel sta je zo ver van die machine vandaan dat je je gordel moet loskoppelen en als een onnozelaar uit het raampje moet hangen om je kaartje te bemachtigen. Betalen is al even traumatisch. Want daarvoor dient weer een andere automaat, met wel vijf verschillende knoppen en ettelijke gleuven. En achter je staan drie mechanisch competente en ongeduldige individuen die er stuk voor stuk getuige van zijn dat een honende stem uit een luidspreker dondert : “Nee, madammeke, die ándere gleuf.”

Af en toe ontmoet ik lotgenoten. Bij de broodsnijmachine in de supermarkt, waar een op het eerste gezicht volkomen efficiënt mens staat te worstelen om alle sneden brood in de gebruikelijke volgorde in de zak te krijgen. In de carwash, waar die jongen met z’n hogedrukreiniger telkens opnieuw vraagt of het je eerste keer is. En kijkt alsof hij je uit je auto wil sleuren omdat je bij de aanblik van de aanstormende borstels en flippende flappen spontaan op je rem bent gaan staan. Hopen mensen zien nooit de film die ze meenden op de video geprogrammeerd te hebben en weer anderen blokkeren als ze een belangrijk document moeten tekenen. Welkom bij de zelfhulpgroep voor realiteitsgestoorden, Monseigneur. En kijk een beetje uit met die sabel op 12 april.

LINDA ASSELBERGS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content