“The whole place was a champ de bataille”, vertelt interieurontwerper Andrew Allfree. Hij groeide op in Texas, maar heeft Brits bloed in zijn aders. Dat verklaart de stijlvolle manier waarop hij dit Noord-Franse kasteel van de ondergang heeft gered.

Dit kasteel werd sinds een eeuw niet echt meer bewoond, grote delen waren ingestort. Toen ik hier aankwam, zag je de gebouwen nauwelijks. Overal stonden er bomen, het was een jungle. Eerst rooiden we die en herstelden we de schuur om het brandhout in te bewaren, een noodzaak, want er was geen verwarming en zelfs nauwelijks elektriciteit. De eerste winter heb ik hier gekampeerd.”

Andrew Allfree arriveerde hier ruim twaalf jaar geleden, amper 29 jaar oud, en deed jarenlang weinig anders dan het herstellen en opnieuw decoreren van dit buitengoed. Zijn beweegreden was niet de liefde voor Frankrijk. “Ik mijd de nationale dienst voor monumentenzorg, ik kreeg nooit enige hulp van hen. Ik ben een onbekende voor hen”, vertelt hij niet zonder trots. Nu zijn levenswerk er bijna opzit, stort hij zich ook elders binnen en buiten Europa in gelijkaardige projecten.

Hoewel hij minder succes heeft in zijn nieuwe thuisland dan daarbuiten, koesteren de kasteelbewoners uit de buurt een grote bewondering voor Allfree. Met Frankrijk heeft hij een haat-liefdeverhouding: “Het is een mooi land, zeker, maar het is ouderwets. Volgens mij leeft hier de achttiende eeuw nog voort zonder dat men het beseft, want het stijve classicisme blijft populair.” Ook Andrew Allfree is gek op al wat oud is, maar hij springt daar met Britse flair mee om. Zijn landgoed is geen museum met saaie historische decors, maar een eigentijdse creatie.

Wat Allfree in Frankrijk aantrekt, is het feit dat dit het enige stuk van West-Europa is waar je dergelijke authentieke gebouwen voor een redelijk bedrag op de kop kan tikken, nog niet verminkt door hun bewoners. Omdat dit kasteel in de vorige eeuw nooit intensief werd bewoond, is het aan de negentiende-eeuwse decoratiewoede ontsnapt.

Amper elf jaar oud begon Allfree oude fauteuils te verzamelen; ze staan nu overal in deze woning. “Die interesse heeft me ontzettend veel bijgebracht, en maakte een soort detective in mij wakker. Eerst verricht je speurwerk om die meubels te vinden. Daarna onderwerp je ze aan een grondig technisch onderzoek om precies te weten hoe ze in elkaar zitten en afgewerkt zijn. Gewapend met deze technische basiskennis heb ik dit gebouw beter kunnen restaureren. Volgens mij overstijgt een ideale restauratie de reconstructie. Het is een typische visie van onze tijd dat bij restauratie een bepaald moment uit de geschiedenis van het gebouw moet gekozen worden als punt waarnaar je moet terugkeren. Ik heb hier niet alles hersteld zoals in de zeventiende- of achttiende-eeuwse bouwfase. Maar het is wel boeiend om te gebruiken wat vorige generaties aanreiken”, legt Allfree uit.

Voor bepaalde onderdelen van de werken heeft hij zich tot een ware restaurateur ontpopt. Beschadigde vloeren en trappen werden met oude planken hersteld. Het antieke schrijnwerk van vensters en deuren is bijna nergens vervangen, maar werd opgeknapt en voorzien van oud glas. Van de lambrisering met faux-boisschildering in de voornaamste zaal, middenin de hoofdvleugel, werd wat ontbrak aangevuld en herschilderd om de harmonie te herstellen. Aan deze zaal merk je trouwens dat dit gebouw een jachtpaviljoen was door het minimum aan verwarming en de wijnkoelers in de hoeken, die gebruikt werden bij feesten.

“Het valt op hoe herbruikbaar deze oude gebouwen wel zijn”, zegt Allfree. “Ondanks het verval zijn zoveel onderdelen goed bewaard. Veel hangt af van de materialen en hun afwerking. De oude vensterlijsten zijn bijvoorbeeld van onverwoestbaar eikenhout. Daarom gebruik ik voor de restauratie ook degelijke materialen, zoals loodverf. Moderne acrylverven komen hier niet binnen. Ze zijn weinig meer dan een laag plastiek. Voorwerpen die je ermee bedekt, lijken van kunststof. Ook het verouderingsproces is belangrijk. Loodverf bladert niet af zoals plastiek.”

Zelfs kleine details ontsnapten niet aan zijn aandacht. Van oude deuren heeft hij de ijzeren sloten zorgvuldig hersteld of vervangen door oude, gerecupereerde exemplaren.

Al dit labeur leverde het tegendeel op van een saaie reconstructie. De talrijke woon-, bad- en slaapkamers zitten vol frisse en kleurrijke verrassingen. Je merkt dat Andrew Allfree in een vorig leven ceramiekrestaurateur was. “Voor het kleurenpalet van dit soort interieurdecoraties is oude ceramiek een onderschatte inspiratiebron. Specialisten krabben overal oude verflagen tevoorschijn en baseren zich daarop om interieurs opnieuw te schilderen. Maar meestal zijn die kleuren vergaan. Enkel op stukken ceramiek krijg je de modekleuren van vroeger goed te zien.”

Allfree liet zich duidelijk inspireren door het rijke palet van oud porselein. Het resultaat oogt verbazend fris: felblauwe, groene, rode en roze wanden, geen goedkope industriële tinten, maar natuurlijke kleuren die perfect passen in dit huis. Dit is geen luxepaleis is vol hightechsnufjes, de elektriciteit werd zelfs tot een minimum beperkt. De luxe van dit gebouw bestaat in het oneindige visuele genoegen. Zo’n woning betreed je met schroom, er hangt een sacrale sfeer. We vergeten soms dat dit eeuwenlang de bedoeling was van elke decoratie; functionaliteit was bijkomstig. Het doel was mensen naar een hogere sfeer te tillen, veel kerkinterieurs hebben daar iets van bewaard. Hier brengt Andrew Allfree zijn bezoekers terug naar de tijd van Schubert en Berlioz, naar de vroege romantiek. De combinatie van Weense meubels en hemelsblauwe wanden bewijst hoezeer hij zich aangetrokken voelt tot de biedermeiertijd, die verfijnde en esthetisch vruchtbare periode.

Andrew Allfree, Tel. (00-33) 6.08.77.97.84.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content