Verdoemd oorlogsgebied in het oosten van Congo, heropgestaan in nijvere rust, prille vrede, en met een weelderig decor dat in Afrika zijn gelijke niet heeft : Goma aan het meer, berggorilla’s in het Virungapark van Emmanuel de Merode, en de vuurkrater van Nyiragongo, waar de Kivu iedere ochtend opnieuw geboren wordt.

Tshukudu’s zijn hoogtechnologische snufjes in een ander tijdsgewricht : alles is hout, twee wielen, een stevig stuur, en ruimte om zware lasten te torsen. Thuis heette zo’n ding een trottinette, in Oost-Congo is het een vernuftig vervoermiddel voor hard zwoegende kerels, soms struis, meestal tenger en altijd pezig. Bergaf denderen ze met hun straatmobiel in een rotvaart de steenweg af, moordend snel maar ook met een brede glimlach in de wind. Bergop heb ik geen woorden : ze duwen als slaven, bepareld en bezweet, armspieren en lijf gespannen als een bokserstorso, op hun slippers meter na meter moeizaam veroverend op de lange weg tussen markt, fabriek en huis.

Aan het meer in Goma is tshukudu het eerste woord in het Swahili dat mijn verstomd gemoed onthoudt : nergens op mijn Afrikaanse reizen heb ik meer wilskracht, werkijver en zin voor de toekomst gezien. De stad, niet eens lang geleden overspoeld door lavastromen van een ontketende Nyiragongo, is een puinhoop, maar ook een laboratorium van hoop. Gewis, her en der patrouilleren soldaten waar nog tot 2007 een wrede oorlog woedde. Achter prikkeldraad huizen grenzeloze artsen, ngo’s en afdelingen van de Verenigde Naties met hun bekende afkortingen, maar in het bedrijvige tumult zijn ze bijna folklore. Vissersmarkt, winkeltjes, scheepswerf, een WWF-bureau in dit faunagezegende hart van het continent, moslims die het schapenfeest vieren op een voetbalveld, schooltjes met joelende (wees)kinderen tegen het decor van een paar machtige vulkanen. In Kivu is niet alleen een vlijtige rust, maar ook een broze vrede teruggekeerd.

DE PRINS EN DE GORILLA’S

Een dubbeltandbaardvogel timmert aan zijn nest. Daar zit een grijskeelborstelneus, en in nog een boom spot ik een geelparelbaardvogel. “Je vois que tu es dans les oiseaux“, lacht Emmanuel de Merode, sinds 2008 hoofdconservator van het Parc National de Virunga. In het hoofdkwartier in Rumangabo bekent de Belg, prinselijk maar ook met de rang van kolonel, dat hij aanvankelijk niet voor de uitbouw van het toerisme was gewonnen. “In 2009 hebben rebellen van Nkunda ons nog gebombardeerd. We zijn teruggekeerd en hebben ons programma heropgestart : energievoorziening, opleiding van parkwachters, uitbouw van controleposten. We hebben nu, gefinancierd door de EU, vierhonderd goedbetaalde en gedisciplineerde rangers. Want veiligheid van de bezoekers gaat voor alles.”

In zijn uniform van het ICCN, het Institut Congolais pour la Conservation de la Nature, oogt de hoffelijke antropoloog als een onthechte maar gedreven monnik. “In 1925 is hier, na Yellowstone, het tweede nationaal park op aarde gesticht, een immens, toen al extreem belangrijke regio met grote biodiversiteit en talrijke vogelsoorten. We hebben okapi’s en zijn de enige plek met drie grote primaten, de chimpansee, de berg- en laaglandgorilla.”

We schuilen op het balkon voor een milde regenvlaag. De prins weet dat hij een missie heeft : “Natuurlijk mis ik mijn familie, die in Kenia verblijft. Maar dit werk is belangrijk voor Kivu en zijn bevolking. Neem de productie van makala of houts-kool : mensen hebben brandstof nodig om te koken, maar die illegale handel, goed voor 35 miljoen dollar per jaar, zorgt ook voor een dramatische ontbossing. We strijden tegen die trafiek, maar zorgen met organische briketten voor een alternatief. De flanken van de vulkanen zijn gevrijwaard, wat toelaat het toerisme uit te bouwen. Sinds 2009 bezoeken we, op uitdrukkelijk verzoek van de regering, de gorilla’s. Van de opbrengst gaat vijftig procent naar Kinshasa, vijftig procent blijft hier en, daarvan gaat dertig procent naar projecten voor de bevolking. Sinds de heropening van het park hebben we zo’n tweeduizend bezoekers gehad, ons objectief is zesduizend per jaar. Voor deze door de Unesco erkende site streven we naar de beste kwaliteit.”

“Of toerisme de enige redding voor het park is ? Eerlijk, in die oorlogscontext geloofde ik er niet in. Maar ik heb me vergist, de toeristen komen, economisch is het goed voor de mensen. In Rwanda brengt een gorilla een miljoen dollar per jaar op. Waarom zouden wij het toerisme niet dienstbaar maken aan de welstand van de bevolking ? Ik zie Virunga als een experiment van vrede en voorspoed.” Onder de bomen bezoek ik een paar graven, met de namen van door stropers en rebellen afgeslachte gorilla’s. Bebe Ndarundenga is amper drie maanden jong.

ONDER SOORTGENOTEN

Een tent tussen veelkleurige ochtendvogels, nevels op de hoogvlakte, en rondom vulkanen op de magische driehoek van Congo, Oeganda en Rwanda : zo ontwaken in Bukima is zalig Ć©n vroeg opstaan, want dit park is de beste bestemming voor een ontmoeting met de grootste van onze soortgenoten, Gorilla beringei beringei, de vreedzame kolos onder de primaten, die met zo’n zevenhonderd de heuvels bewonen. In het dichte regenwoud leven drie groepen voor wie menselijke aanwezigheid geen ongewoon verschijnsel is.

Ik kies voor Kabirizi, met 35 leden de grootste familietroep. Twee uur stappen : confrontatie ! Alle begin is pastoraal : onze groep van gids, dragers, gewapende rangers en met fototoestellen omhangen mensapen, loopt door weideland en akkers, langs groothoornige zeboes en vriendelijke herders, om te verdwijnen in het donkere bos. Regenwoud is altijd mysterieus : geluiden van vogels, kikkers of pletsende waterdruppels, dichte vegetatie als een kluwen van dromen en onbestaand gevaar, modderpaden en een bladerdak vol geheimen. Omdat spoorzoekers ons zijn voorgegaan, zijn de gorilla’s gelokaliseerd : als het stil wordt en we mondmaskers moeten opzetten, voel ik instinctief dat ze heel nabij zijn. Zelfs zo nabij dat op een halve meter naast me een jong wijfje pardoes uit een boom tuimelt, me aankijkt en beschutting zoekt in haar groep. Confrontatie : negen baby’s, zeven juvenielen, zes subadulten, tien wijfjes, twee jonge zwartruggen en de dominante zilverrug die zich niet laat zien.

Het is een uurtje gezellig bij elkaar vertoeven. De berggorilla’s luieren, slapen, ontvlooien, spelen en communiceren. Heel plots staat het mannetje op de scĆØne van bladeren en struikgewas : een reus met schouders en kop om bang van te zijn, maar in zijn autoritaire blik fonkelt ook de trots van hij die zich de sterkste weet. Vlak voor mij lummelt een wijfje : ons oogcontact, minutenlang, is warm, intens, teder zelfs, verleidelijk bijna, ik vergeet haast dat we maar voor een fractie van ons genetisch materiaal verschillen. Een woordloze babbel tussen primaten. Veel te vlug zit ons uurtje samenzijn erop.

Als ik als laatste treuzelend de groep vaarwel zeg, stoot ik vijftig meter verder op een onbekend mannetje. Daar sta ik, verward en verstijfd, oog in oog met een andere indringer. Hij kijkt me aan, stapt onverschillig verder, maar opnieuw verspert een gigant me de doortocht. “Munyaga”, fluistert de ranger, die ondanks zijn geweer zenuwachtig aan mijn mouw trekt, “de tweede groep, met een baby, twee wijfjes en drie dominante silverbacks. Een vreemde combinatie. Kom, we moeten verdwijnen.” Adrenaline gutst door mijn telelens, foto’s zijn onscherp, de wachter port me – “dangereux, dangereux” – aan om op te krassen, maar voor die ene keer dat ik, zelf al zilverharig, van zo’n ervaring kan genieten, stol ik tot een onderdanig wezen dat de oerwoudwet van de sterkste met genoegen onderga.

VROUWEN EN KINDEREN

Op zijn T-shirt staat een pracht van een zin : “SĆ©curiser la femme agricultrice est mettre fin Ć  la famine.” Breng vrede en de hongersnood is voorbij. Het is de zoveelste kreet van woede Ć©n vrede in dit geteisterde land. Langs de volrijpe hellingen van het Kivumeer leidt de opzichter me door de koffieplantage van Comequi, waar landbouwers en tientallen vrouwen, van meisjes tot grootmoeders, tere arabicaplantjes in zakjes planten en wieden.

De coƶperatie is een van de initiatieven waarmee Eric de Lamotte de Kivu uit het slop wil halen. De gepassioneerde zakenman was twintig jaar geleden al actief in het Belgisch-Congolese bankwezen. Nu keert hij terug naar zijn oude liefde. “Iedereen praat over Kivu als een rampgebied. Ja, de oorlog heeft lelijk huisgehouden, maar ze willen die gruwel achter zich laten, ze bouwen aan de toekomst. Daarom beginnen we met een bank, die kleinschalige kredieten verstrekt aan mensen die op eigen houtje geen zaak kunnen beginnen. En onder het motto En avant les enfants hebben we vooral oog voor de kinderen. Bovendien is Kivu zowat de mooiste Ć©n rijkste streek van Afrika, zodat we de uitbouw van een sociaal toerisme koppelen aan duurzame ontwikkeling.”

In Goma bezoeken we een Don Boscoschool met drieduizend kinderen, een weeshuis en een dorp in miniatuur waar verwaarloosde meisjes een nieuwe toekomst krijgen. In een bibliotheek ontdekt een jongen met de vinger op het blad een nieuwe wereld.

DAGERAAD VAN HET LEVEN

Op een met kogels doorzeefd bord staat Parc National Albert : het vertrekpunt van een lange, moeizame klim aan de rand van de Riftvallei, een keten van gedoofde en actieve vulkanen. Na een zware tocht over lavasteen en steile hellingen sta ik vijf uur later in mist en kille regen op de kraterwand van de Nyiragongo, een reus van 3470 meter. Blauwe iglotenten staan op de richel, die slechts enkele meters breed is : onze stek voor de nacht. De vulkaan gromt, veel meer dan opstijgende rook is er niet te zien. Pas als het duistert en de nevels optrekken, kleurt de onderwereld vurig. We krijgen soep en kip met rijst, drinken wijn en genieten een havanasigaar bij het wonderlijke spektakel in de krater : vijfhonderd meter onder ons brandt en kookt, deint en ploft het grootste lavameer op aarde onder de blote hemel. Rode vlekken, goudgele bliksemschichten, het geroezemoes van moeder aarde, het vloeibare oppervlak van Mercurius, een haast buitenaardse schoonheid van abstractie en ongetemde natuurkracht.

Onrustig slaap ik onder het dreunen van Hephaestus’ hamer, maar de dageraad heeft een geschenk van volmaakte schoonheid. In de vroege ochtend maak ik een tocht over de kraterwand : links in de diepte brandt de hel, Dante’s inferno, waar de mens boete doet voor zijn aardse zonden van oorlog, verkrachting en kindermishandeling, maar ook een natuurspektakel zoals je er zelden Ć©Ć©n kunt zien. En rechts glooit de vulkaan naar beneden, naar de vruchtbare vallei met zijn landbouwgronden, met het nijvere Goma aan het meer van Kivu, met de vulkanen in het rond waar de gorilla’s tegen de flanken huizen. Wolken voeren kosmische dansen uit, roze vult de hemel, de eerste zonnestralen priemen door de ochtendnevels, zwarte lava licht op, de groene aarde ontwaakt : zo moet de eerste scheppingsdag er hebben uitgezien. Wat een majestueuze, symbolische plaats : ik sta daar ontroerd op die smalle richel en kijk naar l’origine du monde, naar een veelbelovende nieuwe geboorte van de Kivu.

Onder het motto ‘Trek ook de grens’ is het WWF een petitie gestart om het Virungapark te beschermen tegen een mogelijke olie-exploitatie. Info www.wwf.be

TEKST EN FOTO’S MARK GIELEN

De vulkaan, waar gorilla’s tegen de flanken huizen, glooit naar de vruchtbare vallei, met het nijvere Goma aan het Kivumeer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content