Wat maakt een mens tot wat hij is ? Deze week zangeres en Unicefambassadrice Khadja Nin. Over haar zoektocht om als jonge weduwe en moeder haar weg te vinden in Europa en in de muziek, over de misleiding van het individualisme en het familiegevoel in Afrika.

Vandaag reizen we doorheen de continenten. We ontmoeten de Burundese zangeres Khadja Nin in een oude hoeve in het Waals-Brabantse landschap waar ze haar eigen, Afrikaanse stek heeft. Aanvankelijk reageert ze wat terughoudend : “Alles wat ik te zeggen heb, heb ik al eerder gezegd.” Maar haar spontaniteit haalt het al snel op haar gereserveerdheid. De woorden en inzichten van de Belgische Nationale Unicefambassadeur bleken achteraf zowel vernieuwend als doordacht.

Mijn ouders zijn jong gestorven, al leek dat toen niet zo. Ze werden vijftig, met tien jaar tussen. Nu ik zelf bijna die leeftijd bereikt heb, vind ik dat vreselijk jong. Mijn vader was un homme juste, zeer rechtlijnig in zijn opvattingen en zeer gelovig. We moesten elke dag naar de mis. Als je wat mispeuterd had, moest je op zijn kamer komen, zette hij je op bed en legde uit waarom je hem door je gedrag zoveel pijn had gedaan. Zo’n gesprek was veel indrukwekkender dan een straf en je had niet de minste zin om te herbeginnen.

Toen ik zestien was, wilde ik naar Kinshasa. Naar de grote stad aan de andere kant van de wereld waar een vriendin architectuur studeerde. Toen zei mijn moeder wat alle moeders aan hun kinderen zouden moeten zeggen : “Ik weet dat je een redelijk meisje bent, ik heb vertrouwen in jou.”

Meneer Vandervorst heeft me een stem gegeven in zijn koor. Hij was mijn gepassioneerde muziekleraar op de Belgische school in Bujumbura. Hij had de allure van een dirigent en rookte een pijp met Clantabak waarvan ik me zelfs nu nog het parfum herinner. Ik mocht meezingen in zijn koor. Dat was mijn allereerste contact met de muziek. Wie een mooie stem had mocht soms, met kerst, als alle ouders in de kerk zaten, voorzingen. Maar de liefde voor de muziek komt eigenlijk van mijn vader die vaak op reis was en van overal platen meebracht. Franse, Amerikaanse, Congolese, Zuid-Afrikaanse muziek, of muziek van James Brown. Dan zetten we zo’n stapeltje 45 toerenplaten op en luisterden. Twee van mijn broers animeerden zelfs een amusementsprogramma op de nationale Burundese radio, en iedereen zat wel in een groepje. Mijn broers speelden gitaar en ik was het zangeresje dat op haar zestiende voor het eerst met een microfoon zong, bij een jonge Griek die in de achterkeuken van de winkel van zijn ouders een studio had opgezet. We zijn nooit in het publiek opgetreden maar we hebben ontzettend veel gerepeteerd.”

Ik droomde van een groot gezin, niet van een zangcarrière. Zangeres worden in het Burundi van de jaren zeventig stond wel erg ver van de realiteit af. Ik denk dat er nog altijd geen studio is die op internationaal niveau kan opereren. Maar het leven gaat zijn eigen gang. Ik heb veel kunnen realiseren, alleen die droom van een grote familie is nooit werkelijkheid geworden. Ik had mijn Belgisch-Zwitserse man in Kin-shasa leren kennen toen ik zeventien was en toen ik zwanger werd, werkten we aan een toerismeproject in de bossen van Ituri, ‘aan het eind van de wereld’. Ik ging voor het eerst op prenatale consultatie toen ik zeven maanden zwanger was, omdat het veiliger was om thuis te blijven dan om de lange weg door de brousse af te leggen. Maar in mijn boekje stond dat ik op zeven maanden op controle moest en dus reisde ik zestig kilometer ver naar de dokter. Anderhalve maand later kreeg ik een zoon in een broussehospitaal, waar zo goed als niets voorhanden was. Toch was dat heel gewoon. Onlangs zag ik op tv een koppel met zijn eerste baby. De ouders waren erg gestresseerd en omringd door het personeel van het ziekenhuis dat alles moest uitleggen. Ik vond dat zo vreemd. Er wordt hier vaak gefocust op problemen die er geen zijn. Moeder worden is toch de meest natuurlijke zaak ter wereld, maar tegenwoordig moet worden uitgelegd hoe je de borst moet geven. Dat is ongelooflijk en tegelijk wat triest. Natuurlijk is een geboorte een buitengewone gebeurtenis, maar ook de meest natuurlijke. Je pakt het kind in je armen en je geeft het te eten. Maar dat instinct wordt hier in Europa als het ware verdrongen. Er wordt personeel opgeleid om uit te leggen hoe je moeder en vader moet zijn, terwijl je in Afrika gewoon omringd wordt door je familie. Iedereen helpt mee.”

Ik was 22, weduwe en moeder. En ik was een vreemdeling in Europa. Toen we naar Europa kwamen om aan prospectie te doen, kreeg mijn man kanker. Hij stierf negen maanden later. Dat was niet niks. Soms dwingt het noodlot je in een andere richting. Soms is het een voordeel om vreemdeling te zijn, omdat het je verplicht om op zoek te gaan, nieuwsgierig en leergierig te zijn. Als vreemdeling kun je niet op automatische piloot vliegen, je moet jezelf zien te redden, het systeem leren kennen. Ik had dan wel het voordeel dat ik op de internationale school had gezeten, maar het was toch wennen. Zo vond ik het verkeer chaotisch en heeft het lang geduurd voor ik de roltrap durfde te nemen. Omhoog ging wel, maar omlaag duurde veel langer. Het schokkendst was de confrontatie met het leven van de blanken. In Afrika leiden ze allemaal een buitengewoon leven, met personeel, een groot huis en een mooie tuin, en ze beweren dat ze vooruitgang brengen zodat wij later zelf een beter leven zullen hebben, net als zij. Dan kom je hier en ontdek je dat die regel niet voor iedereen geldt, dat sommige van die mensen zelf niet zo geslaagd zijn in hun eigen land. Maar als jonge weduwe blijf je daar niet lang bij stilstaan : je hebt een kind op te voeden, de huur moet worden betaald en je moet je weg zoeken. Dus ging ik in boetieks werken, leerde zelfs een beetje Vlaams als dat nodig was voor de job. Zo van : ‘Kan ik u helpen ?’ Of ‘Welke maat hebt u ? Om maar te zeggen dat ik erg ver van de muziek was afgedwaald, behalve dan van dat ene deuntje van Bob Marley, Could you be loved, dat een beetje mijn leven heeft gered. Omdat ik na het werk die muziek altijd opnieuw en opnieuw beluisterde. Ik kon er uren op dansen en meezingen, tot ik er uitgeput bij neerviel. Maar vraag me niet waarom precies dat nummer.”

Nicolas Fiszman heeft mijn leven veranderd. Ik ontmoette deze multi-instrumentalist en producer via een bevriende dokter die saxofoon speelde. Hij bleek een geëmancipeerd man, die optrad met jazzgitarist Philip Catherine en Toots Thielemans. Een klein mannetje dat in concert ging met de allergrootste jazzmusici en dat een stukje voor me schreef. Hij was het ook die mij inspireerde om mijn eerste teksten te schrijven. Dat ging heel spontaan en in Swahili, ook al is Kirundi mijn moedertaal. We hebben samen heel wat liedjes gemaakt, na mijn uren in de boetiek. C’était très, très beau. Op een dag stuurden we onze muziek naar een platenfirma en die vond het allemaal wel heel mooi, maar wilde toch liever Franse of Engelse teksten. Ik niet, ik vond zelfs niet dat daarover te discussiëren viel. Ik was niet hulpbehoevend, ik leed geen honger. Dus hield ik koppig de boot af en daardoor heeft het jaren geduurd vooraleer de doorbraak er kwam.”

De maagd Maria heeft me altijd gered en zal me altijd redden. Ook mijn vader was dol op Maria maar ik heb nooit geweten waarom, ik was pas twaalf toen hij stierf. Voor mij houdt Maria de touwtjes in handen, ze doet alles. Het volstaat dat ik iets heel erg nodig heb en het komt eraan. Echt, echt waar. Al heel lang speel ik mijn eigen kleine, rolletje in dit leven en ik doe dat naar best vermogen. Maar ik beperk me dan ook daartoe, de rest gaat me niet aan, de rest is voor Maria en het werkt.

Mijn fascinatie voor haar heeft ook te maken met hoe zij – als historisch personage, want niemand twijfelt eraan dat zij bestaan heeft – zich gedragen heeft met een zoon die overal ging vertellen dat hij de zoon van God was. Als moeder is het leven voor haar nooit eenvoudig geweest. Toch is ze haar zoon tot de laatste minuut blijven steunen, ook als hij voor gekke oplossingen ging. Het is die vrouw en die moeder die me zo raken. Terwijl er tegenwoordig ouders zijn die al steigeren als hun kind technische studies wil volgen, omdat ze die niet goed genoeg vinden. Of het erg vinden als hun kind muzikant of schilder wil worden, omdat zulke keuze geen zekerheid biedt. Dat onvoorwaardelijke in haar, om een zoon te volgen die blijft volhouden dat hij de zoon van God is, spreekt me aan.”

Alle kinderen zijn mijn kinderen. Als ze tenminste nog geen 28 zijn, de leeftijd van mijn zoon. Als ik op straat een kind zie dat wat mispeutert, ga ik het meteen berispen, ook als ik het niet ken. Ik bemoei me met zijn gedrag omdat ik me betrokken voel en omdat het geloofwaardigheid geeft aan de wereld van volwassenen als ze allemaal op dezelfde manier reageren. Dat is een zeer Afrikaanse gedachte. Terwijl je in Europa dan een antwoord krijgt in de zin van ‘maar je bent mijn moeder niet !’ Hier zie je kinderen die hun ouders beledigen, in hun bijzijn scheldwoorden gebruiken. Dat verdraag ik niet. Dat ze onder elkaar schelden, tot daar aan toe, maar niet tegenover hun ouders. In Afrika zul je nooit zulke reactie krijgen. Zonder het te weten heeft mijn zoon mij laten groeien’ omdat hij mij als 22-jarige moeder en weduwe verplicht heeft om in een ver land sneller volwassen te worden. Want zonder kind zou het allemaal anders gelopen zijn. Door de verantwoordelijkheid die ik kreeg, bleef ik op het rechte pad. Ik kon me niet permitteren om in nachtclubs rond te hangen en ik had al evenmin het geld om een babysit te betalen. Ik heb meteen de rol van vader en moeder op me moeten nemen, die van chef de famille.”

Afrika integreert, Europa isoleert. Hier maak je nergens deel van uit. Zelfs de mensen die in eenzelfde gebouw wonen, voelen dat gebouw niet aan als een gemeenschap. Ze kennen elkaar niet of willen elkaar niet kennen. Terwijl ze toch op elkaars kinderen zouden kunnen passen, een oma kunnen helpen of elkaars boodschappen doen. Ik geloof dat Europeanen een beetje in de val van de vrijheid zijn gelopen, met het idee van ‘ik kan slagen en nog wel zonder hulp’. Dat geloof heeft zich een beetje tegen hen gekeerd, want ofwel slagen ze niet, of ze slagen wel om zich daarna te realiseren dat ze erg eenzaam zijn. En die eenzaamheid heeft iets beangstigends omdat diezelfde mensen zich dan naar de overheid richten en zich afvragen wat de overheid voor hen zal gaan doen. Zonder die vraag ooit aan zichzelf te stellen. Nee, ze wachten liever op een uitkering.

In Europa ziet men geld als voornaamste element van geluk. Terwijl rijkdom toch veel breder is. Als ik in Afrikaanse dorpen kom, zie ik de mensen na het werk bij elkaar zitten. Het werk is heel fysiek en ook de kinderen gaan ’s morgens water putten vooraleer ze naar school trekken. Na het werk spreken mensen met elkaar, nemen elkaars kinderen op schoot, zorgen samen voor het avondeten. Iedereen hokt bijeen en in tegenstelling tot wat men hier denkt, heeft iedereen een stem, ook kinderen, vrouwen en adolescenten.

In Afrika ben je nooit alleen, ook niet als vreemdeling. Omdat je onmiddellijk geïntegreerd wordt in een familie, in een dorpsgemeenschap. In Afrika hoor je altijd ergens bij, you belong to, je voelt je mens in een universum, samen met de dieren. Alles wat de ecologisten ons proberen uit te leggen en dat vaak extreem theoretisch is geworden, leeft nog op een heel natuurlijke manier in Afrika. Ik wil Afrika niet idealiseren. Ik besef ook wel dat Afrikaanse boeren soms volledig buiten het monetaire circuit, zonder geld, leven. Maar als de dag komt dat ze medische verzorging nodig hebben, blijkt hun kwetsbaarheid. Ik hoop dat het Afrikaanse volk met zijn vele verschillen en vooral met zijn warmte tegenover elkaar, zichzelf kan blijven. Maar zonder de dingen af te wijzen die de moeite waard zijn, zoals medische hulp.”

Soms kiest het lot voor mensen, zoals het Maggy Barankitse heeft uitgekozen. Om haar dingen te laten doen waarvan ze niet vermoedde dat zij ze in zich had . Maggy is een vriendin die met mij op school zat. Jaren geleden heeft ze enkele kinderen opgenomen van wie de ouders vermoord zijn in de oorlog. Intussen heeft ze tienduizend kinderen geholpen en de oudsten zijn na hun studies bij haar teruggekeerd, als dokter of als advocaat. Maggy doet haar werk op een vrolijke, innemende manier. Behalve als ze kwaad wordt en politici gaat uitschelden omdat ze te weinig doen, want ze is strijdlustig en onvermoeibaar. Ze heeft de zogenaamde ‘Nobelprijs voor de Kinderen’ gekregen, en in haar enthousiasme heeft ze een soort multinational opgezet met een garagewerkplaats voor kindsoldaten, een orkest voor blinden dat op huwelijksfeesten gaat spelen, een naaiatelier voor gehandicapten. En het allermooiste is dat die kinderen vrolijk en fier zijn. Niemand loopt te janken, de groten bekommeren zich om de kleintjes en Maggy is altijd blij en opgewekt, vindt van zichzelf niet eens dat ze haar leven geeft of zich opoffert voor die kinderen. Die vrouw inspireert me en met de jaren voel ik me steeds meer aangetrokken tot dit soort mensen.”

Ik kom uit een land dat net dertien jaar oorlog achter de rug heeft. Iedere familie heeft daar zwaar onder geleden. Aan mijn moeders kant alleen al zijn 55 doden gevallen, iedereen is verliezer. Daarom kan ik oorlogsbeelden op televisie niet langer aanzien, zoals ik het geweld niet meer kan verdragen. Zelfs discussiërende kinderen geven me een slecht gevoel. Ik geloof dat er meer werk gemaakt moet worden van een opvoeding waarin op een respectvolle manier kan worden gediscussieerd, zonder agressiviteit. Ik denk dat agressie voortkomt uit een gevoel van ‘geagresseerd’ worden. Dat ego een beetje opzij zetten en kalm blijven is voldoende om het slechte humeur weg te jagen. Met de jaren ben ik daar beter in geworden, in zoverre dat ik alleen nog lieve mensen ontmoet. Al mijn vrienden zijn lief en bewonderenswaardig, ik leef in een universum van vriendschap, vreugde en tederheid waarin elkeen veel voor een ander doet.”

Door Pierre Darge I Foto’s Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content