KELTEN ONDER HET GRAS
Decorateur Christophe Decarpentrie verschuilt zich in een riante tuin achter een gesloten gevelwand, ver weg van het Brusselse straatrumoer.
Deze groene vlek ontdekken achter hoge gevels is een belevenis. In dit paradijs van mus, mees en merel is het opvallend rustig omdat de huizen de geluiden van ronkende motors doen verstommen. “Weet je dat heel deze buurt geen honderd jaar geleden de boomgaard van de abdij Ter Kameren was?” vraagt Christophe Decarpentrie in het lommer van zijn met glycine begroeide theehuis. “Daarna kwamen hier huizen voor de eerste generatie kolonialen. Ze waren niet groot maar smal en hoog, een ideale isolatie voor de achterliggende tuinen”, vult hij aan. Van die boomgaard valt geen spoor meer te bekennen. Eigenlijk waan je je in deze tuin aan de Middellandse Zee. Het grote gebouw waarin Decarpentrie woont, heeft iets van een school uit een Franse kolonie. Het balkon met de gaanderij doet zelfs denken aan een landhuis langs de Bosporus.
Maar het huis heeft toch een andere voorgeschiedenis, met wortels in een verleden dat onze gastheer na aan het hart ligt. “Het bouwwerk werd in 1903 opgetrokken op de grondvesten van een middeleeuwse kapel, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de vier seizoenen. Bij de verbouwing vonden we enkele oude muren terug. De crypte werd in 1935 als een waterreservoir hergebruikt. Ik vermoed dat er dieper onder de grond nog oudere sporen te vinden zijn, want dit was ooit een Keltische bidplaats: hier stond een tempeltje gewijd aan de godin van de aarde. De link van de seizoenen met de aarde ligt voor de hand. Het is een van de vele prehistorische cultusplaatsen die later werden gekerstend. Zoals ook de Kapel van Boendael, ooit een zonnetempel, waarmee deze bidplaats trouwens verbonden was. Dus is dit hier een heel bijzondere plek. Het is hier uitzonderlijk aangenaam wonen en het groen tiert zo welig als in de jungle. Dat zal wel met die tempel te maken hebben.”
De woning van Christophe Decarpentrie was oorspronkelijk een parochiehuis, opgetrokken volgens de plannen van Victor Bourgeois, een vermaarde avant-gardearchitect. Later werd het tot cinemazaal, dansschool en judoclub verbouwd, waardoor de typische stijlkenmerken verloren gingen. Maar de mooie proporties bleven gespaard. “Toen ik hier voor het eerst binnenkwam, zag het er helemaal anders uit: groot en ietwat verwaarloosd, met een sombere tuin. Maar ik was er meteen weg van door die stilte en de perfecte oriëntatie. De hele tuin ligt op het zuidoosten, en dus is er overvloedig veel zon. In de zomer is het overdag zelfs te warm. Mij vind je pas tussen 7 en 9 uur ’s avonds in de tuin, met een glas koele wijn.”
Decarpentrie heeft zijn tuin opgevat als een groot zomerhuis, opgedeeld in diverse vertrekken. De pergola overgroeid met glycine doet dienst als eetkamer en theehuis, het is de pleisterplek van de tuin. Tegen de gevel ontdekken we verschillende zithoeken waar de decorateur zich ook terugtrekt om rustig te werken.
“Hoewel de tuin mooi in vakken is verdeeld, werd hij niet met een strakke architectuur ontworpen die louter rekening houdt met het perspectief. We kozen gewoon enkele leuke zithoeken uit en hebben daar de rest rond gecomponeerd.”
Door zijn beroep heeft Decarpentrie een speciale voeling met materialen. “Omdat ik ervan hou om oude gebouwen op te kalefateren en een voorliefde koester voor oude stenen, krijg je hier geen beton of plastiek te zien, maar vloertegels die versleten zijn, gecombineerd met oude Portugese kasseien. Zuiver natuurlijke materialen dus. Daarom ook zijn de muren gekalkt en werd er geen acrylverf gebruikt, een doods materiaal. Bovendien zie je hier geen vervelend-uniforme kleur op de muur. Okergeel is de basis, maar het is verrijkt met schakeringen die gaan van rode terrasiëna tot currykleur. Deze kalkverf wordt trouwens verder bijgekleurd door de zon, die voor een schilderachtig patina zorgt. Mij stoort het niet dat de muren door zon, wind en regen worden gegeseld: zo worden ze nog mooier. Voor een vlekje of een verkleuring halen we de verfborstel niet boven. Dit oker zou ik wel nooit gebruiken voor een straatgevel: daar is het te fel voor. Ook de vensters zijn in verschillende tonen geschilderd, waarvan een vuil groen de bovenhand heeft.”
Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier