De bloedmooie Delila wist het bliksems goed toen ze er de schaar in zette: de kracht van Samson schuilde in zijn kapsel. Van dat bijbelse duo blijken de personeelschefs van vandaag de erfgenamen. Een forse knip, even de tondeuse erover, en je kunt je sollicitatie wel vergeten. Waar droombanen worden uitgedeeld, staan weelderige manen op de eerste rij. Kale knikkers komen van een dito reis thuis.

De wereld is dus geen haar veranderd. Een kapsel hoort immers, zoals een kers op een taart, bij kleren. Daarvan is al langer geweten dat zij de man maken en, sinds ze mee uit werken gaat, ook de vrouw. Geen goed sollicitatiegesprek zonder de juiste outfit, geen goede handleiding voor het solliciteren zonder tips van de kledingconsulente.

Dan lees je dingen als: grijs hoort bij een bankbediende. Of: wie iets anders verkoopt dan geld kan het niet bont genoeg maken – al moet je uitkijken met Duck of Mouse op je das, wegens te onvolwassen. Dames moeten zich onthouden van te korte rokken, mannen van witte sokken want die zijn pas goed knudde. Dat laatste kan ik, helaas, alleen hartgrondig beamen.

Maar die ene uitzondering niet te na gesproken, stemt zo’n business-garderobe mij zeer argwanend. Moet ik daaruit afleiden dat bedrijven niet op zoek zijn naar iemand die een job aankan, maar naar iemand die eruitziet alsof hij of zij die job aankan? Telt niet hoe goed je werkt maar hoe goed je mantelpakje zit, niet wat je doet maar in welk maatpak je het doet? Luister niet naar mijn woorden, kijk naar mijn snit, en vergeet vooral mijn haarzakjes niet. Want de inzet beperkt zich niet tot Armani of C&A, hij begint al bij je adamskostuum. Of toch bij dat topje van de ijsberg dat in onze niet-nudistische samenleving zichtbaar is: de knikker.

Werkgever of werknemer, voor geen van beide partijen aan de sollicitatietafel lijkt die kledingterreur mij geruststellend. Aan de ene kant wijst alles erop dat men je wil verschalken met schone schijn, aan de andere kant is wat je lijkt blijkbaar belangrijker dan wat je bent. In het eerste geval zou ik me bedrogen voelen, in het andere behoorlijk onnozel.

Als baas zou ik danig op mijn hoede zijn, als er weer zo’n perfect voor de job gekapt en gekleed individu binnenwaaide. Ik zou mij heel goed omringen, en niet alleen met een bedrijfspsycholoog die controleert op zweethanden of frequentie van ontlasting. Nee hoor, ik zou nog doortrapter zijn dan de meest doortrapte sollicitant. Ik zou op mijn beurt een beroep doen op een kledingconsulente.

Die zou voor niets terugdeinzen. In deze hoogconjunctuur van labels zou ze in jasjes en tasjes graaien, elke Gucci of Calvin Klein of Louis Vuitton zou ze controleren op zijn authenticiteit. Zij zou de kunstnagels van de dames afpellen, de heren het toupetje van de kruin rukken. Ze zou ontmaskeren wat verborgen moest blijven: het made in Thailand van de Dominicus-reiziger, de nervositeit en verspilzucht van de nagelbijtster, de ten top gedreven oneerlijkheid van de kaalkop.

Als ik de sollicitant was, zou ik beoordeeld willen worden op mijn kunde en niet op mijn kleerkast, op mijn prestaties en niet op het polyesterpercentage van mijn overhemd. Dan zou mijn verweer misschien minder efficiƫnt, maar zeker niet minder bevredigend zijn. Bij wijze van subversief eenmansprotest zou ik de hele ijsberg ontmantelen. Ik zou Samson en Delila counteren met de kleren van de keizer. Ik zou me, geschoren als een monnik, aanbieden in mijn blootje.

De kans is klein dat ik de job zou krijgen. Maar ik zou tenminste het genoegen smaken die kortzichtige baas in zijn hemd te hebben gezet. Van de kledingconsulente zou ik inmiddels geleerd hebben dat hemdsslippen, zeker gecombineerd met witte sokken, zowat het summum van knuddigheid zijn. Een outfit die alle gezag ontkracht, waarin bijgevolg niet Ć©Ć©n baas gezien wil worden.

Tenzij hij Bill Clinton heet, natuurlijk. Maar die had daar, zoals u zich misschien zult herinneren, zijn redenen voor.

INGRID VANDER VEKEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content