Anna Luyten Freelance journaliste

De dode moeder, de passie voor het martelaarschap, de ziel die zich wil losweken van het lichaam. Het zijn thema’s die in de werken van de Amerikaanse schrijfster Kathryn Harrison steeds terugkomen. Een gesprek.

Anna Luyten Foto : Jan Caudron

Aan de andere kant van de lijn zei iemand : “Je ma is dood. Borstkanker. Je moet dus maar eens naar huis komen. ” Die dag hing er een enorme mist boven de stad. Ik wilde op de eerste vlucht naar L.A. stappen. Wegens het slechte weer waren alle vluchten afgelast. Ik zat urenlang opgesloten tussen een massa boze reizigers die hoopten op een vliegtuig dat toch zou vertrekken. Nog nooit verstreek tijd zo langzaam. Plots riep een man : “Ik doe de hele weg naar Los Angeles wel met de wagen, wie rijdt er mee ? ” In de achteruitkijkspiegel zag ik ons in de wagen zitten : de wildvreemde man, een hysterische vrouw en ik, een meisje wier moeder net gestorven was. In het felle schijnsel van de koplampen doemde af en toe een autowrak op. Er was geen verkeer. De wereld leek uitgestorven. De vrouw gooide zich naast de achterbank en begon te gillen. De hele rit lang. Ik ben er vreemd genoeg geraakt, bij het lijk van mijn moeder. Mijn God, wat was het slecht weer die dag.?

Ze vertelt het met weidse gebaren in het smalle zeteltje van de hotellobby. Het is haar manier om zichzelf te introduceren. Kathryn Harrison (35) : ?En je bent dus helemaal door de mist naar Amsterdam gereden om mij te interviewen ??

Die mistige avond zal er nog lang over dood en verderf gepraat worden. Veel later, bijna middernacht. Aan het naburige tafeltje zie je een man twijfelachtig zijn dessert inslikken als hij hoort hoe Harrison vertelt dat ze de as van haar grootmoeder opgelikt heeft.

Kathryn Harrison was die dag overgekomen uit New York om de vertaling van Gif voor te stellen. Na het succes van haar eerste roman Thicker Than Water (die ze schreef voor, na en tijdens haar baan als assistent-uitgever bij Viking), ging ze voltijds schrijven. In Thicker Than Water (1991) vertelt ze het verhaal van een jong meisje dat blootgesteld wordt aan de genade en de grillen van haar moeder. Daarna volgde Exposure (1993), dat vertaald werd als Geschonden. Het is een meer dan beklijvende, het is een schurende roman. Ann Rogers is een jonge, voor iedereen succesvolle vrouw, die zich in het leven tracht recht te houden door video’s te maken. Ze ziet het als haar taak van de trouwdag van jonge bruidsparen gelukkige herinneringen te maken. Haar eigen herinneringen vormen een puinhoop. In een afwisseling van brieven, krantenartikels, introspecties en verslagen steekt Harrison het donkere bestaan van Ann Rogers als een puzzel in elkaar. Haar moeder overleed in het kraambed. Haar vader, een gepassioneerd fotograaf, gebruikt het jonge-meisjesleven van zijn dochter om schitterende naaktfoto’s te maken. Als jaren later de openingsdag van de tentoonstelling van de werken van haar inmiddels overleden vader dichterbij komt, breekt er iets in de dochter. Bij de selectie van zijn foto’s wordt ze hardvochtig geconfronteerd met zichzelf. Ze merkt dat zelfs haar intiemste momenten zijn vastgelegd door het oog van haar vaders camera. Ze begint dure jurkjes te stelen uit warenhuizen, met de uitdaging zich te onttrekken aan het zicht van de camera’s. Beveiligingscamera’s. Haar zielsleven beveiligt ze in zichzelf. Een dichte kluis. Ze merkt hoe haar lichaam aftakelt, haar zicht het langzaam begeeft. Ze is diabetespatiĆ«nte en weigert zich met insuline in te spuiten. Ze wil afstand doen van haar lichaam door niet meer te eten. Ze begint cocaĆÆne in te roepen als een vorm van acute hulpverlening. Als ze een foto bekijkt waarop ze in een pose staat afgebeeld alsof ze dood is, zegt ze : ?Net als de heiligen die eeuwen na hun martelaarschap worden opgegraven, ziet ze er dood mooier uit dan levend. Alsof haar vlees in een staat van genade bewaard is gebleven.?

Genade, martelaarschap en vlees, het zijn elementen die steeds weer opduiken in het werk van Harrison. Ook in Gif.

Het is een schitterende zielsthriller, gesitueerd in de zeventiende eeuw. In Gif volgt Harrison het leven van twee vrouwen wier verhalen ze door elkaar weeft. Wat hen bij elkaar brengt, is de marteling die ze ondergaan. De ene is Marie-Louise de Bourbon, het nichtje van Lodewijk XIV, de zonnekoning. Maria Luisa, zoals ze in Spanje heet, werd gedwongen het feestelijke paleis van haar oom te ruilen voor de strengheid van het Spaanse hof van koning Carlos. Het Spaanse hof heeft nood aan een troonopvolger. Maria Luisa’s onvermogen de koninklijke kinderkamer te vullen, leidt tot haar gifdood. Onder het kasteel waar de barbarij van hofintriges hoogtij viert, wordt Francisca de Luarca gemarteld door de folteraars van de inquisitie. Francisca, even oud als Maria, is de dochter van een verpauperde zijderupsteler. Ze wordt beticht van hekserij omdat ze kan lezen. Ze kreeg in tegenstelling tot Maria Luisa wel een kind. Een kind van Alvaro, de priester die haar niet alleen leerde lezen, maar haar ook de geheimen van de hartstocht leerde.

Waarom nu een boek dat zich afspeelt in zeventiende eeuw ?

Kathryn Harrison : Ik werkte aan een hedendaags verhaal toen ik per toeval een boekje vond over Carlos. Ik kocht het voor 25 cent in een boekenstalletje. In dat boekje kreeg Marie-Louise de Bourbon maar een klein hoofdstuk toebedeeld, maar ik raakte zo gefascineerd door haar, dat ik steeds meer over haar leven wilde lezen. Als ik naar de bibliotheek ging om research te doen voor mijn hedendaags onderwerp, vond ik mezelf plots in de geschiedenisafdeling terug. Ik ging in de catalogi op zoek naar haar naam, maar vond niets. Plots een regeltje, en door haar ongrijpbaarheid, haar rebelsheid, werd ze een soort demon. Alsof ik op iemand verliefd was en mezelf pas achteraf betrapte op de aantrekkingskracht die ervan uitging. Ik weigerde haar lange tijd dichterbij te laten komen. Ik hou niet zo van historische romans. Maar uiteindelijk werd mijn obsessie voor haar zo groot, dat ik mijn oude plan opzijzette en een boek over haar begon. Ik hou zielsveel van de personages. Iedere dag zat ik gefascineerd aan mijn bureau en iedere avond als het tijd werd om het avondeten klaar te maken of de was op te halen, moest ik mezelf bekoelen, me van die mensen losmaken, alsof ik moest scheiden van iemand waar ik veel om gaf.

Het is het verhaal van een miserabele. Ik wilde haar stem zijn, haar zwijgzaamheid opvullen. Ik wilde dat door de geschiedenis weggeblazen figuurtje terug gevoelens geven. Maar ik leef zeker niet met de illusie dat ik de vrouw reproduceer. Ze is van het toneel verdwenen. Ik heb geen idee van haar persoonlijkheid. Het waren de contouren van een karakter die ik zeer ontroerend vond en waar ik zo naar zocht ; de rest vulde ik in met dingen van mezelf.

D e folteraar is ook minnaar. Hij is iemand die geen bevrediging vindt in woorden uit je mond of de zekerheid dat je zijn gevangene bent. Hij is iemand die het geheim in je zoekt, die je vlees wil openen en het als een orakel wil lezen omdat hij denkt de waarheid te zullen vinden. De folteraar (…) wil je laten geloven dat hij de bondgenoot is van je ziel. De vijand is het vlees, je lichamelijk bestaan. Jij en je folteraar proberen dit koppige, sterfelijke vlees de geheimen af te troggelen die het voor je ziel verborgen houdt. Jullie halen het vlees er samen toe over niet zo terughoudend te zijn. (Uit Gif, p. 206)

De vijand is het vlees, het is een typische uitspraak van figuren van Harrison. In Thicker Than Water had ze al uitgebreid aandacht besteed aan de lichamelijke verminking. In Geschonden krijgt het hoofdpersonage een bijna obsessieve aandacht voor haar lichaam : automutilatie, anorexia. ?Anorexia is een vorm van geestelijke controle over je lichaam willen?, zegt Harrison. ?Het gevecht tussen geest en lichaam aangaan. Voor mij was dat toch zo.?

?Als kind al was ik gefascineerd door de christelijke afbeeldingen van stigmata, van martelaars. Het bloedend hart van Christus. Ik kan het niet helpen, maar ik associeer bloed met boetedoening en verdriet?, heeft Harrison ooit in een essay over de waarde van relikwieƫn geschreven.

?Na de dood van mijn grootmoeder heb ik me opgegeven als bloeddonor voor het Rode Kruis. Iedere acht weken ging ik er trouw naartoe. Ik heb nog maar pas ingezien dat mijn gedrag een manier van treuren was.?

In Gif lijkt het thema van de martelaar helemaal uitgediept. ?Ik had een voorliefde voor verhalen over martelaars. Volgens de verhalen die mijn moeder vertelde, was eeuwige zaligheid werkelijk iets heel begerenswaardig. Maar het leek me niet half zo opwindend als het martelaarschap dat ertoe leidde?, zegt Francisca.

?Ann foltert zich in Geschonden omdat ze zichzelf wil terugroepen in haar lichaam. Ze zit in een soort pijn gevangen, een pijn die in haar slaapt, die haar omgeeft.?

I k boog een colablikje van voren naar achter, van achter naar voren, tot het scheurde en een mes was. Ik sneed mezelf. Ik deed het behoedzaam, heel behoedzaam, zodat zich achter het langzaam vorderen van mijn mes alleen een rode streep opende… Ik wist niet waarom ik het deed, toen niet. Maar nu wel. Ik verlangde naar een wond die men zien kon… Omdat ik wonden, stigmata, wilde hebben. Ik zei nooit iets in je nadeel dat was mijn eer te na maar ik wilde dat mijn pijn duidelijk was. En ik wilde voelen. (Uit Geschonden, p. 152)

(Na een stilte. Omdat ik het niet dadelijk durf vragen.) Deed je het zelf ?

Je bedoelt : in mijn eigen vlees kerven ? Ja.

Met een enthousiasme. Als een kenner.

Het is een discreet plezier. Je kan het verbergen voor anderen. De pijn is klein, maar je voelt het. Het kerven is controleerbaar. Je verwondt je net hard genoeg om jezelf te laten weten dat je nog leeft, dat je nog kan voelen, dat je je bewust bent. Het was een periode in mijn leven waarin ik mezelf had weggeborgen in stilzwijgendheid. Het was alsof ik opgesloten zat in een lege huls. Ik vond troost in het voelen van lichamelijke pijn. Alsof ik mezelf terugriep naar mijn lijf. Het was als een Verlossing.

Ik ben niet iemand die het geluk als voornaamste richtsnoer in het leven ziet. Ik hou er wel van om me heel bewust te zijn van mijn gevoelens. Ik wil klaarwakker door het leven gaan. Ik wilde toen nog liever iets pijnlijks voelen dan niets.

Als je jezelf verminkt, doe je dat ook uit diepe verbazing voor de mogelijkheid tot genezing. Het was voor mij als een ritueel : gewond raken en genezen. Het was verslavend. Ik had het soms nodig. Automutilatie is niet wat het oppervlakkig lijkt. Het is niet autodestructief. Je denkt dat je een lege huls bent, maar dat ben je niet omdat je pijn voelt en omdat je kan genezen. Je kan jezelf pijnigen, maar pijn vernietigt je niet, pijn geneest.

Iets zoals martelaar en folteraar zijn op hetzelfde moment ?

Ik geloof dat schoonheid en pijn verbonden zijn. Pijn draagt altijd de mogelijkheid in zich dat ze tot plezier of schoonheid kan leiden. Francisca’s marteling is wat haar stuwt naar een punt waar ze haar eigen vrijheid en in zekere zin haar eigen schoonheid moet creĆ«ren. Ze wordt naar dat punt van pijn gedreven in plaats van ervoor op de vlucht te slaan.

Je hebt je verdiept in heiligenlevens nadat je moeder zich tot het katholicisme bekeerde. Wat zocht je in dat geloof ?

Ik hoopte er de liefde van mijn moeder door te winnen.

Toen mijn moeder drie jaar voor haar dood naar Madrid vertrok, nam ze de troost mee. Maar zolang zij leefde, bleef ik geloven dat er troost in de wereld was en dat deze terug zou komen. Toen ze stierf, stierf ook de troost. Het zijn de woorden van Francisca in Gif.

In Harrisons romans vechten vrouwen tegen het gemis van hun moeder. De moederdood heeft een leegte geschapen, een leegte waarin ze te pletter storten.

De moeder van Francisca in ?Gif? sterft als zij elf is. Maria Luisa hoorde nooit meer iets van haar moeder sinds ze het Franse hof verliet. Ann in ?Geschonden? heeft haar moeder nooit gekend. Die moederloze hoofdpersonages, hebben ze iets met de verwerking van de dood van je eigen moeder te maken ?

Ik ben gefascineerd door dochters zonder moeder. Mijn moeder stierf tien jaar geleden. Maar ik kan haar niet vergelijken met de moeders van mijn hoofdpersonages. Zij hebben ?ideale? moeders, moeders die niet mogelijk waren, die uit hun leven verbannen werden. Vooral Francisca gaf ik een bijna magische moeder. Mijn eigen moeder was absoluut niet toverachtig. Ze was totaal instabiel, een vrouw die nooit volwassen is geworden. Het was misschien niet haar bedoeling, maar zij was zo immens afwerend, bezat zo’n intense vorm van afwezigheid, dat ik het gevoel had dat ze er niet was. Ik herinner me hoe ik als kind haar hand wilde vasthouden en dan het gevoel kreeg dat ik een hand van een schim vastgreep. Soms was ze er lange tijd niet en wist niemand waar ze uithing. Ze ontweek me. Als de oorzaak van een groot verdriet. Ze huwde mijn vader toen ze achttien was en zwanger van mij.

Ik begon mijn moeder te vermoorden, lang voor ze stierf. Ik keek bijna uit naar haar dood. Niet omdat ik haar wilde verliezen, maar omdat haar dood mij een bevestiging leek van iets dat al zo was terwijl ze nog in leven was. Ik had liever dat ze echt weg was, echt ongrijpbaar zou worden in haar graf dan dat ze als een dode nog in leven was. Ik had het gevoel dat ze me misleidde en tartte door haar afwezigheid. Natuurlijk draaide haar dood daar niet op uit. Ik was helemaal niet opgelucht toen ze stierf. Ik heb nog altijd dat vreemde verlangen mijn moeder te begrijpen. Misschien niet zozeer haar, maar wat ik heb gemist.

Het zelf baren van kinderen en het zelf moeder worden is een soort kleine verlossing geweest van dat gevoel. Mijn kinderen zijn jong en gezond en gelukkig. Ik ben getrouwd met hun vader. Hun leven bevat weinig grote obstakels. Ik heb nu een dochter van zes en een zoon van drie. Ik hou van hen en zij van mij. Het is niet echt gecompliceerd en ik begin te begrijpen wat dat is : een moeder.

En toch heeft het gemis me nog altijd in de greep. Ik ben nog altijd blootgesteld aan het gevaar om de idee van het hebben van een moeder te verafgoden, heilig, groter en impressionanter te maken dan het in werkelijkheid is. Zoals iemand die in armoe opgroeit zich kan fixeren op geld en denkt nooit genoeg te verdienen. Je hoopt altijd een moment te bereiken waarop je werkelijk zal begrijpen wat het betekent om dat gemis en die ontbering niet meer te moeten dragen. En het is altijd iets wat je ontglipt. Het einde van het gemis is altijd verder weg dan je kan grijpen.

Ik ben soms zo ontzettend moe van het proberen. Ik probeer het voortdurend, ik kan niet anders. Het lijkt of ik nonchalant door het leven ga, het lijkt alsof alles me een zorg zal zijn, dat lijkt zo omdat ik het zo wil laten lijken. En die vrouw, onder de grond, diep begraven, die een schep aarde niet de mond heeft kunnen snoeren, is niet eens iemand waartegen je kunt praten ; ik ben bang dat ze het te druk heeft met gillen om zelfs maar te luisteren. (Uit Geschonden, p. 172)

Ik heb een polaroidcamera meegenomen naar het lijkenhuisje waar mijn moeder opgebaard lag. Ik heb van haar lijk foto’s genomen. Ik had het gevoel dat ik daardoor dichter bij haar zou geraken. Een mysterie zou doorgronden. De foto’s liggen in een lade van mijn schrijftafel. Af en toe kijk ik er nog naar. Ze zijn voor mij alleen.?

Een relikwie, zoals van heiligen ?

Ja, misschien is het dat. Toen ik de as van mijn grootmoeder kreeg, kon ik het thuis niet nalaten mijn vingers in de urn te steken. Toen ik mijn hand eruithaalde, voelde ik me bijna gedwongen eraan te likken. Ik likte ƩƩn vinger af, dan nog een en dan mijn hele handpalm. Ik wilde proeven wat er over was van mijn grootmoeder van wie ik zielsveel gehouden heb. Het was als een laatste intimiteit. Door een stuk van haar lichaam in mij te nemen, werd het een privƩ-communie.

Je personages weigeren zich aan te passen aan een sociale orde, trekken zich vaak terug in zichzelf maar blijven gecontroleerd. Ann door haar vader en vriend, Isabel in Thicker Than Water door haar moeder, Francisca door de beulen van de inquisitie, en Maria Luisa door de leden van het Spaanse hof.

Ik denk dat al mijn romanpersonages extreme en traumatische representaties zijn van hoe ik het leven ervaar. Het is ondraaglijk, maar de enige vrijheid waarover men in het leven beschikt, is een soort van interne subversiviteit.

Vormen ze daarom zo’n bolster om zich heen ?

Het heeft te maken met de innerlijke weigering om zich over te geven of in te storten onder druk van de omstandigheden. Ik ken dat uit mijn eigen leven. Mijn moeder en grootmoeder speelden me tegen elkaar uit. Ik zweeg en deed zoals mijn grootvader. Ik trok me terug in een cocon. Mijn innerlijke leven, mijn gedachten waren de enige privacy die ik had. Ik droomde van lieflijke dingen.

Als een Francisca of een Maria Luisa of een Ann of iemand als ik overleeft, heeft dat te maken met de kunst naar een innerlijke wereld te vluchten. Het blijft een soort mysterie, in mijn leven en in dat van anderen, want dat is wat mensen breekt. Sommigen storten in onder de druk van wat vrij banale situaties lijken. Anderen overleven zelfs de grootste gruwel en blijven vechten. Vrijheid is iets dat je moet nemen. Het is een soort wilskracht.

Zoals bij Francisca. Zij kan verpletterd worden door miserie, ze zal het nooit opgeven. Zelfs als ze gemarteld wordt en ze haar moeder en kind en minnaar verliest, lijkt ze toch in staat te vluchten. In zichzelf. Sommige mensen kunnen dat.

Gif. Uit het Engels vertaald door Marijke Emeis. Meulenhoff, Amsterdam, 1996. Geschonden. Uit het Engels vertaald door Marijke Emeis. Meulenhoff, Amsterdam, 1994. Thicker Than Water. Random, 1991.

Kathryn Harrison : Ik ben gefascineerd door dochters zonder moeder.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content