Kasteel Oud-Zuylen – Bellettrie aan de Hollandse Loire

Zelfs in Nederland was het Frans in de achttiende eeuw de taal van de betere kringen. En dus is de Utrechtse aristocrate Belle van Zuylen in Nederland nagenoeg volslagen onbekend, terwijl zij een lemma heeft in elke Franse literaire encyclopedie. In het slot Oud-Zuylen bij Maarssen wordt de herinnering aan haar levend gehouden.

Met een beetje zin voor overdrijving zou je de Vecht de Nederlandse Loire kunnen noemen. Aan deze rivier bouwden de kapitaalkrachtige Hollanders uit de pruikentijd statige kastelen en herenhuizen. Oud-Zuylen is echter veel ouder dan dat. In 1250 al stond er op dezelfde plaats een donjon die bewoond werd door de familie Van Zuylen, leenmannen van de bisschop van Utrecht. Tegen 1510 was er van de burcht alleen nog een ruïne over, die werd vervangen door een rechthoekig huis. Het kasteeltje kwam in 1665 in het bezit van de Zeeuwse adellijke familie Van Tuyll van Serooskerken, die er tot 1951 zou wonen.

Diederik van Tuyll, de vader van Belle, liet het slot in 1751 door de Franse architect Marot verbouwen tot de huidige staat. Ook voor de aristocratie van de republiek Holland was Versailles een lichtend voorbeeld. De Fransman voorzag het kasteel onder meer van een nieuwe toegang aan de achterkant, ingeplant in een brede classicistische gevel. In de Franse tuin voor het gebouw is vooral de zogenaamde ‘slangenmuur’ zeer bijzonder : een golvende van latwerk voorziene muur die zorgt voor een goede beschutting tegen de wind en die zodanig veel zonlicht vangt dat er zelfs subtropische vruchten als vijgen achter kunnen groeien.

Het grootste deel van de originele inrichting van het kasteel is bewaard gebleven. Het keukengerei lijkt klaar voor gebruik, in de grote eetzaal staat de tafel gedekt en de ontvangstzaal, die voor huwelijken kan worden afgehuurd, is behangen met gobelins uit het atelier van de Delftse wever Maximiliaan van der Gught. Ze werden enkele jaren geleden in Brussel gerestaureerd. Op de tapijten, die uit 1643 dateren, komt het slot nog voor zoals het eruitzag voor de verbouwing. Tijdens het bezoek leer je verder ook waar de Hollandse kussenkast haar naam aan dankt : omwille van de op kussens lijkende uitstulpingen op de deuren. En je verneemt waar het woord ‘heetgebakerd’ vandaan komt : een baker was een rekje waarop luiers werden gedroogd, en de doek die de baby om de billetjes kreeg, kon wel eens te heet zijn.

Twee kamers zijn gewijd aan Belle, wier typisch Hollandse gelaatstrekken in 1770 werden vereeuwigd door Jacob Maurer. Er zijn wat dingetjes van haar hand tentoongesteld, zoals merklappen, pastels en schilderijen, en muziekpartituren. Maar het is vooral haar literaire talent dat haar een plaats in de geschiedenisboeken opleverde. Volgens de normen van onze tijd was zij dan misschien geëmancipeerd, voor haar tijdgenoten was zij waarschijnlijk veeleer een blauwkous. Zij leek immers op het oudevrijsterschap af te stevenen : terwijl haar moeder, Helena Jacoba de Vicq, al op haar vijftiende goed en wel getrouwd was, zag Belle zelfs tegen haar dertigste de huwelijkse staat niet echt zitten.

In 1771 trouwde ze dan toch in het dorpskerkje van Oud-Zuylen, net om de hoek, met de zes jaar oudere Zwitserse landjonker Charles-Emmanuel de Penthès de Saint-Hyacinthe de Charrière. Ze was toen al bijna 31. In feite trouwde zij onder haar stand : De Charrière was als huisleraar van haar broer immers niets meer dan een personeelslid. Het paar, dat kinderloos zou blijven, nam zijn intrek op het eenvoudige landgoed Le Pontet van De Charrière in Colombier, in de buurt van het meer van Neuchâtel. Belle zou er blijven wonen tot haar dood in 1805. Het was daar en niet in Slot Zuylen dat zij haar indrukwekkende oeuvre van toneelstukken, romans in briefvorm, zedenschetsen en essays zou produceren.

Door Marcel Schoeters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content