Aan de klink van de voordeur hangt een plastic zakje met daarin een camembert in blik, made in Germany. Dat moet van mijn vriend en buur Karlus zijn, die gisteren uit Italië is teruggekomen van zijn huwelijksreis. Het kaasje zal als dank bedoeld zijn om een week te zorgen voor zijn pijnlijk schuwe poes Rice, wier broer Beans niet zo lang geleden is overreden. Een Franse kaassoort gemaakt in Duitsland als souvenir uit Italië? Allez, allez niet moeilijk doen Jacky. Europe is Europe. Het spijt me, Don Carlucci, maar je geschenkje ruikt en smaakt naar niets. Vive le terroir, is wat ik met de Fransen zeg. “Het is de geste die telt”, vindt mijn liefste.

Karlus is sinds tien dagen met een Italiaanse getrouwd. Geen Italiaanse Italiaanse maar een New Yorkse Italiaanse, wat een oceaandiep verschil is. Ik was tegen dat huwelijk. Niet omdat ik raciaal gemengde huwelijken afkeur (Karlus is zwart) en ook niet omdat ik jaloers ben. Neen, ik ben tegen dat huwelijk omdat de fundamenten ervan stinken als een overrijpe echte camembert die een dag in de zomerzon heeft liggen sudderen. “Waarom wil je trouwen?”, vroeg ik aan Karlus op de avond dat hij me over zijn plannen inlichtte. “Het is ofwel dat ofwel maakt mijn vriendin het uit”, antwoordde hij. “Dat is chantage maar toch geen liefde?”, riep ik uit. “Jij bent een Europese”, antwoordde hij. “De meeste Amerikaanse vrouwen redeneren nu eenmaal niet zoals jij.” “Je bent niet goed wijs”, zei ik. We lachten alletwee een beetje te luid. Karlus had nog meer nieuws. Het mes op zijn keel bleek minder scherp dan ik dacht. “We gaan niet samenwonen”, vertelde hij. “Toch niet de eerste jaren. We gaan eerst sparen om een huis te kopen.” Geen slecht compromis voor een zanger die voor zijn vrouwelijke fans altijd een charmante glimlach heeft en die volop geniet van zijn vrijgezellenhuisje.

Bref. Het gelukkige paar vertrekt op donderdagmorgen naar Rome. Diezelfde avond buk ik me in Karlus’ voortuintje om een stuk papier op te rapen. Het blijkt het origineel van zijn marriage license of trouwakte. In het slot aan de buitenkant van de voordeur zit zijn sleutel. De tweede vergetelheid is erger dan de eerste. Er waren onlangs verscheidene inbraken in de buurt.

“Als dat maar geen slecht voorteken is”, zegt de moeder van Karlus, als ik haar verwittig dat ik niet alleen haar zoons trouwpapieren maar ook zijn sleutel heb, mocht hij haar telefoneren. Ik zeg niets. Ik weet dat Karlus’ moeder haar eigen twijfels heeft over het trouwexperiment van haar zoon. “Ze wil hem alleen maar voor zijn geld”, heeft ze al gemord. De 82-jarige vrouw mag nu wel op de sukkel zijn, maar tot enkele jaren geleden was ze een onvermoeibaar werkpaard. Zoals veel zwarten van haar generatie kwam ze lang geleden straatarm uit het zuiden naar New York op zoek naar werk en respect. Veertien huizen bezit ze nu, die ze verhuurt en, tot ze in die verdomde rolstoel belandde, ook eigenhandig onderhield. “Misschien moet u het nu maar wat rustiger aan doen”, had haar schoondochter gezegd. “Waarom verkoopt u niet uw eigendom en geeft u een deel van het geld aan uw kinderen nu ze het nodig hebben?” Aie, aie, ai. Dat was serieus in het verkeerde keelgat geschoten. “Ik ben zeker dat ze het goed bedoelde”, zo probeerde ik de schoonmoeder te sussen toen ze me het verhaal vertelde. ” Lori heeft haar eigen appartement en goedbetaald werk en Karlus komt toch ook goed rond?”

Aan Karlus heb ik die episode niet verteld. Zijn moeder was haar boekje te buiten gegaan, dat wist ik ook wel. Dat vrouwtje is er me nogal eentje. “Jij bent veel beter voor mij dan de twee dochters die ik op de wereld heb gezet”, verklaarde ze deze week ferm, toen ik haar voor de tweede keer een tas met verse groenten en fruit bracht zoals ik aan Karlus had beloofd voor hij op reis vertrok. “Dat meent u niet”, zei ik. “Toch wel”, antwoordde ze koppig. Zo intens als ze haar zoon bemint, zo fel haat ze haar dochters. Dat laatste nog maar sinds nieuwjaar. De twee meisjes, vrouwen zeg maar van vooraan in de veertig, zijn toen bij hun moeder weggegaan om alleen te gaan wonen. “Ik heb hen heel hun leven geen strobreed in de weg gelegd”, jammerde hun moeder. “Konden ze op zijn minst niet wachten om van huis weg te gaan tot ik doodga?” Ik zweer dat ze dit zei. Zoals in elke bittere scheiding vertonen de verhalen van de betrokken partijen geen enkele gelijkenis. “Het moest ervan komen”, zegt Karlus. “Mijn moeder is haar hele leven heel onafhankelijk geweest, maar van haar eigen dochters kon ze geen onafhankelijkheid verdragen. Duizenden keren heb ik haar, als mijn zussen iets verkeerd deden, horen zeggen: ‘Jullie gaan nooit aan een man geraken.’ Volgens mijn zussen was het een strategie om hen aan haar te binden. Wel, na al die jaren is het toch nog mislukt. Ik sta achter hen, ook al durf ik dat niet aan mijn moeder zeggen.” “Jij bent bang van de vrouwen”, had ik toen met mijn stoute bek gezegd, en ik wist toen nog niet eens dat hij zich ging laten trouwen.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content