KANARIE VAN DE DEMOCRATIE

“De joeng’ns zien geen toekomst meer”, hoor ik een oudere dame tegen haar buurvrouw klagen terwijl zij het trottoir schoonbezemt, en ik denk ja, er hangt iets in de lucht van een nieuwe No Future, maar dan minder snerpend dan toen Johnny Rotten het zong. De mogelijkheid om met fatsoenlijk werk vooruit te komen in het leven wordt elke dag wat verder uitgehold, terwijl regeringsleiders zich uitsloven in paringsdansen om de belegger te behagen. Hoe ziet dat eruit, vraag ik mij soms af : de belegger ? Vast iets met schubben en een snavel. Dat er nieuwe belas- tingen moeten worden geheven, probeert men ons daarbovenop aan te smeren, terwijl arbeid nu al wordt beboet als was het iets wat koste wat het kost moet worden uitgeroeid. Gelukkig leven we in het post-Khaddafitijdperk en organiseert Gaia een ‘onderbroekloze vrijdag’, als protest tegen de onverdoofde castratie van varkens. Er is goede smaak voor nodig om de headlines te halen.

Een en ander zal wel typerend zijn voor de staat van ontbinding waarin wij verkeren, met politici die hun tijd verdelen tussen de hippe vogel uithangen en vakantie nemen. Soms denk ik : dapperder schouders hebben wij nodig, nu niet direct een vadertje Stalin maar toch een nieuwe Winston Churchill, of Louis Tobback in zijn jongere jaren, voorzien van een krik en een stem waar je kolen mee kunt kloppen. Er is nood aan verandering en die verandering zal er komen, dat geloof ik vast.

Ondertussen, meanwhile zegt men in het Engels en in het Duits naar ik geloof inzwischen, zijn ze de lift aan het vernieuwen in het gebouw waar ik woon. Beneden, voor de poort, is daartoe zelfs zo’n kek lichtblauw werftoilet opgesteld, dat een parkeerplaats in beslag neemt en waar ik stiekem eens gebruik van zou willen maken, het lijkt me spannend krantenlezend zijn gevoeg te kunnen doen langs de openbare weg, de mens is in zijn driften ondoorgrondelijk. Des ochtends wordt hier een jonge Roemeen met een bestelwagen voor de deur afgezet. Gewapend met veldfles en knapzak klimt die de volle vijf verdiepingen naar omhoog om in de machinekamer onnoemelijke dingen te verrichten, nu eens kloppend dan weer hamerend, schurend of borend, frezend ook allicht. Dan weer ontlokt hij klaaglijke geluiden aan buizen en leidingen of hanteert urenlang de drilboor, waardoor ik het gevoel krijg dat op het dak, pal boven mij, een machinegeweernest heeft postgevat naast de nesten van de gier- zwaluwen. Tatata, tatata, doet dat dan, soms zelfs beantwoord door een andere arbeider die beneden, eveneens met een drilboormachinegeweer, het ingegraven reservoir van de stookolie te lijf gaat, tatata in stereo, het ene salvo na het andere, slechts onderbroken door de schaft, waardoor men zou gaan denken dat de oorlog is uitgebroken.

Over de oorlog gesproken : vanuit Mainz krijg ik bezoek van een cameraploeg van ZDF, dasZweites Deutsches Fernsehen, die mij komt interviewen voor een zesdelige documentaire over leven & werk van wijlen hun Führer. Het zal mij leren onderzoek te hebben verricht naar ’s mans amoureuze krijgsverrichtingen in Ardooie. De mensen van ZDF zijn hoffelijk en professioneel, tot mijn verbazing bijna, want met de journalistiek is het gesteld als met de politiek, een beetje in staat van ontbinding zeg maar, en niet bijzonder gehinderd door het algemeen belang of een grote behoefte aan zorgvuldigheid. Talloze keren zag ik dezelfde fouten klakkeloos overgeschreven, van in de Daily Mail tot in de China Daily, en ten slotte zelfs door Douglas De Coninck, die mij kwam interviewen voor De Morgen, met flemende woorden en de belofte dat ik zijn artikel mocht nalezen voor publicatie. Heb ik gedaan, er een half dozijn onnauwkeurigheden uithalend om hem die ruim voor de deadline te mailen.

De volgende ochtend stond alles zonder aanpassing in de krant gekwakt, stijf van de fouten en dingen die mij in de mond werden gelegd. Toen ik mijn vakbroeder daarover interpelleerde, liet hij enigszins halfhartig weten dat hij over deze gang van zaken “bijna even kwaad was als ik”. Hij kon het niet helpen, zoals ik al had verwacht. Er zou een rechtzettingetje verschijnen van één of twee lijnen dat, zoals het rechtgeaarde rechtzettingetjes betaamt, natuurlijk niemand zag.

Men haalt de schouders op en zwijgt, in de geruststellende gedachte dat morgen op deze nieuwsberichten alweer de patatten zullen worden geschild. Toch heb ik de neiging om op zulke momenten stiller te mompelen “journalist”, als mij gevraagd wordt naar mijn job, als verkondiger van de waarheid en kortademige kanarievogel van de democratie.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content