Lawaai is een groeiende bron van ergernis. Het milieu lijdt eronder en mensen worden er ziek van. Er is echter een lichtpuntje: de bouwfysica maakt het mogelijk om huizen akoestisch te isoleren, zodat het comfortabel wonen is.

Met haar inmiddels ingetrokken besluit om nachtvluchten op Zaventem te verbieden, gooide minister Durant de knuppel in het hoenderhok: lawaaihinder door vliegtuigen is al enkele weken brandend actueel. Nochtans is het geen nieuw probleem. En dat het ons allemaal aanbelangt, daar twijfelt niemand aan: het zal je maar overkomen dat de aanvliegroute gewijzigd wordt en je huis pal eronder komt te liggen. Overdag is het behoorlijk hinderlijk. En ’s nachts is het de hel: om de haverklap word je wakker. Tenzij je huis voldoende akoestisch geïsoleerd is.

Thermische isolatie klinkt ons allang vertrouwd in de oren, maar akoestische isolatie is veel minder bekend. Het betekent dat je je huis zo bouwt en isoleert dat hinderlijk geluid wordt buitengesloten, of minstens gedempt wordt tot een aanvaardbaar niveau. Het is zeker niet alleen van toepassing in de omgeving van een vliegveld. We zijn omringd door geluid, van ’s morgens tot ’s avonds: autoverkeer, industrie, maar ook computers, televisies en radio’s, airco’s, microgolfovens en koelkasten… ze maken allemaal lawaai. We zijn er zo gewoon aan geworden dat het ons nog nauwelijks opvalt. Tenzij je erop begint te letten: dan wordt geluid in een klap lawaai. Een belangrijk rapport doornemen met de blaffende hond van de buren op de achtergrond? Studeren terwijl ma zo nodig de traphal moet stofzuigen?

Uit het Milieu- en natuurrapport Vlaanderen ( MIRA-T 1999) van de Vlaamse Milieumaatschappij blijkt dat ruim 40% van de Vlamingen “potentieel ernstig gehinderd” wordt door geluid. Verkeer neemt het leeuwendeel voor zijn rekening met 54%. Andere potentieel ernstige hinder is afkomstig van de bevolking (18%), toerisme en recreatie (10%), industrie (9%), handel en diensten (7%) en landbouw (2%). Vorige studies formuleerden het anders: zo’n 18 tot 27 % van de Vlamingen wordt ernstig gehinderd door het wegverkeer. Vooral het motorlawaai en het geluid van banden op het wegdek veroorzaken veel klachten. Dezelfde studie gaf aan dat 2,5 tot 14% van de Vlamingen hinder ondervond van het luchtverkeer. En verder vindt 6 tot 12 % burengeluid een constante bron van ergernis.

Het MIRA-T 1999-rapport hanteert de term ” potentieel ernstig gehinderd” omdat het alle ruimtelijke, tijdsgebonden en persoonlijke aspecten buiten beschouwing laat. Hinder is subjectief. Wat de ene persoon als lawaai bestempelt, klinkt de ander als muziek in de oren. Een geluid dat je midden in de nacht uit je slaap haalt, merk je overdag nauwelijks op. En als je ziek of moe bent, kan het minste lawaai je irriteren. Precies door die verschillende parameters is het moeilijk om de invloed van geluidsoverlast op natuur, milieu en mens wetenschappelijk vast te stellen.

Toch is lawaaihinder een reëel gezondheidsprobleem. In de arbeidsgeneeskunde staat het al enkele decennia hoog op de agenda. “Alles hangt af van wat je met gezondheid bedoelt”, zegt dokter Lieve Neyt van IKMO, Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk. “Beschouw je gezondheid als een strikt lichamelijk gegeven, dan spreken we over de invloed van lawaai op het gehoor. Die normen zijn vrij goed gekend: vanaf 80, en zeker vanaf 85 dB(A) (decibel volgens de A-weging, waarbij ook rekening gehouden wordt met de subjectieve geluidsperceptie) is er gevaar voor letsels. Mensen die continu gedurende een achttal uur per dag aan zo’n volumes zijn blootgesteld, krijgen op termijn last van lawaaidoofheid. Dat kan je makkelijk meten. Het eerste gehoorverlies doet zich voor op de toonfrequentie van 4000 hertz (Hz). Jaar na jaar wordt dat verlies groter, en breidt het zich uit naar naburige frequenties, zowel hogere als lagere. Nadert het verlies de zone van 2000 Hz, dan wordt het moeilijk om mensen te verstaan – onze spraak situeert zich tussen 500 en 2000 Hz. Schrijnwerkers krijgen naarmate ze ouder worden gehoorproblemen. En sommigen zijn op hun 40, 50 of 60 jaar potdoof.” 85 dB(A) is het geluid van een zware vrachtwagen die voorbijrijdt. In een discotheek worden waarden van 125 tot 130 dB(A) bereikt, en soms meer. Vanaf 140 dB(A) kunnen zich acute gehoorkwetsuren voordoen.

Maar gezondheid kan je ook definiëren als een algemeen welbevinden. En dan zijn ook zaken als slaapcomfort en stress belangrijk. “Om goed te slapen, mogen de waarden in de slaapkamer niet boven de 30 à 40 dB(A) gaan. Af en toe een piek van een voorbijrijdende auto is aanvaardbaar, zolang de 60 dB niet wordt overschreden”, aldus Lieve Neyt. Haar collega Bie Van Woensel vult aan: “Er zijn studies die aantonen dat lawaai secundaire problemen veroorzaakt: stress, hartkloppingen, hoge bloeddruk, spanningen en concentratiestoornissen. Maar in tegenstelling tot gehoorschade zijn die neveneffecten heel moeilijk te meten. Je kan lawaai als parameter immers niet isoleren van andere factoren.”

Beide artsen merken op dat naast het volume twee andere elementen bepalen of je een geluid al dan niet als hinderlijk ervaart. “Om te beginnen is er de beheersbaarheid. Zolang je het gevoel hebt dat je het lawaai beheerst, is het minder stresserend. De blaffende hond van de buren heb je niet onder controle, en zal daarom des te ergerlijk zijn. Ten tweede is er de verwachting: als je naar een schrijnwerkersatelier gaat, verwacht je lawaai. Maar als je thuiskomt van een dag werken, hoop je rust te vinden. Wordt die verstoord, dan zal je dat snel hinderlijk vinden”, aldus Lieve Neyt.

Ondanks alle subjectiviteit staat een ding vast: er is veel meer lawaai. “Bovendien doet er zich een akoestische verschuiving voor”, zegt ingenieur Bart Ingelaere. “Doordat onze wegen dichtslibben en het verkeer vertraagt, verschuift de lawaaibelasting van de middenfrequentie naar de laagfrequentie. En net die laagfrequente tonen zijn veel moeilijker buiten te sluiten.” Ir. Ingelaere is hoofd van het akoestisch laboratorium van het WTCB, het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf, dat naast een technologische bijstandsfunctie ook een onderzoeksopdracht heeft. Zonder het probleem van geluidsoverlast te minimaliseren, stelt hij dat vanuit bouwtechnisch oogpunt lawaai geen probleem hoeft te zijn: “Ik hoor mensen vaak zeggen: ‘Ik heb geluk want mijn buren maken weinig lawaai.’ Eigenlijk is die uitspraak bouwtechnisch gezien niet relevant.”

Lawaaibeheersing in woningen is complex en afhankelijk van diverse factoren. Om te beginnen zijn er de officiële akoestische normen. België werkt – onder impuls van Europa – aan nieuwe normen, maar ondertussen blijven de regels van 1977 van kracht. En die zijn veel minder streng dan bijvoorbeeld in Nederland. Ir. Ingelaere: “De evolutie naar strengere criteria zoals in onze buurlanden is voorspelbaar. België hanteert prestatie-eisen die op het niveau liggen van Griekenland en Portugal, waar een hogere tolerantie heerst ten opzichte van lawaai. Dat is toch vreemd voor een land met een totaal ander klimaat.”

Die culturele verschillen weerspiegelen zich ook in de manier van bouwen. “Wij bouwen individueel. Nederland bouwt veel meer in wooncomplexen. Dan is het makkelijker om van bij de aanvang van het project een beroep te doen op specialisten: de stabiliteitsingenieur voor beton, maar ook een bouwfysisch studiebureau dat onder meer de thermische en de akoestische isolatie berekent. Dat zijn natuurlijk extra kosten, en voor wie individueel bouwt moeilijk op te brengen. Daarbij komt dat de bouwtechniek heel snel evolueert en steeds complexer wordt. Zo snel dat architecten nog onmogelijk alles kunnen weten. Voor specifieke problemen zal je hoe langer hoe meer een beroep moeten doen op specialisten.”

Over akoestische isolatie bestaan nogal wat misverstanden. Mensen denken dat geluidsisolatie enkel te maken heeft met de gemene muur of dat dubbelglas het geluid altijd beter buiten houdt. Waar het eigenlijk om gaat, is niveaureductie: het lawaai wordt zodanig gedempt dat het in huis niet meer als storend wordt ervaren. Ir. Ingelaere: “Die niveaureductie is afhankelijk van een groot aantal factoren. Geluid verplaatst zich niet alleen via de gemeenschappelijke wand – directe geluidstransmissie – , maar ook via vloeren en plafonds – flankerende geluidstransmissie. Daarnaast speelt absorptie een rol. Stel dat de zoon van de buren basgitaar speelt: in een barokke kamer met tapijten en boekenkasten zal dat geluid zwakker klinken dan in een lege zenwoonkamer, waar het geluid veel holler klinkt.”

Het spreekt vanzelf dat de mate waarin een woning akoestische isolatie vraagt afhankelijk is van de inplanting en het type huis. “De vrijstaande eengezinswoning met een tuintje zal vooral het buitenlawaai moeten weren. In een rijwoning moet je daarnaast rekening houden met het lawaai van de buren. Een flatgebouw is het moeilijkst te isoleren: buren links en rechts, maar ook boven en onder. Geluidsoverlast kan van alle kanten komen. Televisie, rondspringende kinderen of installatielawaai: als bijvoorbeeld sanitaire leidingen aan de muur gekoppeld zijn, kun je het doorspoelen van het toilet horen.”

Toch blijven de zwakke plekken in een woning grosso modo dezelfde: de muren – zeker als ze gemeenschappelijk zijn – , ramen en ventilatieroosters, en de daken. “Een alleenstaande woning is het makkelijkst te isoleren. Maar ook in een rijwoning kan men een totaal geluidscomfort realiseren”, beweert ir. Ingelaere. “Maar dan moeten we wel de traditionele manier van bouwen herzien. In bepaalde gevallen behaal je betere resultaten met meervoudige wandconstructies, gebaseerd op een massa-veer-massasysteem, dan met enkelvoudige zware wanden. Bij een optimale constructie worden de geluidstrillingen van de aan lawaai blootgestelde eerste wand nauwelijks overgebracht op de tweede wand. Alleen wordt dit systeem nog te weinig toegepast.”

Een dubbele wandconstructie is in veel situaties een interessante oplossing, op voorwaarde dat een aantal basisregels in acht wordt genomen. Er mag om te beginnen geen hard contact bestaan tussen de twee wanden. Zo’n verbinding geleidt het geluid van de ene ruimte naar de andere. En de spouw tussen twee wanden moet voldoende groot zijn. “Bijvoorbeeld: twee rijwoningen kan je van elkaar loskoppelen door een ankerloze spouwmuur. Je bouwt eerst de muur van het ene huis, zo’n 14 cm dik. Daar zet je isolatiemateriaal tegen om te vermijden dat afbrokkelende mortel een hard contact vormt. Dan pas metsel je de muur, zonder spouwhaakverbindingen, van het tweede huis. De akoestische isolatie van deze methode is bijzonder hoog: niveaureducties tot 60 dB(A) en meer.

Voor rijwoningen is de ankerloze spouwmuur een ideale oplossing. Alleen botst ze met een hoop stedelijke reglementen. In de agglomeratie Antwerpen bijvoorbeeld, is tussen twee woningen een massieve muur van 30 cm vereist. Met een niveaureductie van circa 52 dB(A) presteert die aanzienlijk zwakker.”

Het massa-veer-massasysteem wordt ook toegepast bij vensters (zie kader) en daken. “Een dak is een vrij licht element, waarbij je niet zomaar de massa kan vergroten. Klassieke dakconstructies hebben meestal een binnenafwerking met bepleistering of houten bebording die rechtstreeks – sterke trillingskoppeling – tegen de kepers wordt aangebracht. Met doordachte constructies en een geringe meerkost kan je echter aanzienlijke isolatiewinsten boeken: tot 25 dB. En per 10 dB verbetering halveert het geluid dat door het dak dringt. De oplossing bestaat erin dat je onder het basisdak – zonder binnenafwerking – een onafhankelijk verlaagd plafond aanbrengt en de spouw vult met een thermische isolatie die akoestisch absorberende eigenschappen heeft, bijvoorbeeld minerale wol. Je maakt met andere woorden een goede dubbele wandconstructie. In combinatie met de juiste beglazing en ventilatie kan dat zelfs rond luchthavens voor akoestisch comfort zorgen”, besluit ir. Bart Ingelaere.

Tot slot: akoestisch isoleren hoeft niet verschrikkelijk duur te zijn. Bij nieuwbouw bedraagt de meerkost circa 2% van het totaalbedrag. Probleem is echter dat de akoestiek te weinig aandacht krijgt bij het concipiëren van een huis, met als gevolg dat achteraf belangrijke en dure ingrepen nodig zijn.

Hilde Verbiest / Foto’s Lieve Blancquaert, illustratie Kristina Ruell

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content