Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Van poor little rich girl tot punk deluxe. Al is hij iemand van zachte woorden, Jurgi Persoons is niet bang van sterke beelden.

Lene Kemps

Zijn naam mag dan op het label staan, hij ziet zichzelf niet als het centrum van een personencultus. Hij is een tikje timide, voelt weinig voor breedsprakerige interviews en heeft geen zin in foto’s. Maar we delen een liefde voor shopping, taartjes en koffie. Dat schept een band.

Al in de Antwerpse Academie lokte Jurgi Persoons sterke reacties uit. De meningen over hem waren altijd verdeeld en heftig. Zijn laatstejaarscollectie werd door sommigen als pornografisch omschreven. Vrouwen in catsuit op schoenen met een verroeste spijker als hak, je houdt ervan of niet. In mijn geval : wel. ?Die reacties kwamen altijd onverwacht?, zegt hij. ?Ik vond mijn eigen collecties heel gewoon. Dat ik zoveel kon losmaken, verbaasde me. Ik hield er ook wel een kater aan over. Nu kan ik reacties filteren en relativeren. Toen kon ik die kritiek niet aan.?

Verleden winter lanceerde Jurgi zijn eerste collectie, gebouwd rond een arm klein rijk meisje, een losgeslagen en rebelse telg van een burgerlijke familie. Prachtig afgewerkte jasjes, smokjurkjes, en leggings. Bij elkaar gebracht in een grunge-destroy-styling met stijl, een lijn die deze zomer werd verdergezet. Van seizoen één naar twee verdubbelde de omzet, al betekent dat op dit moment slechts vijf verkooppunten wereldwijd : Louis in Antwerpen, Aquagirl in Tokio, Andy House in Kyoto, Glamour in Brescia en Cielo in San Francisco. ?Het gaat nog lang niet om cijfers met drie nullen. Maar het wordt serieus. Ik bloos niet meer als ik bij een fabrikant bestel. Vorige keer was het : van dit jasje twee stuks. Nu kan het al tellen.?

Deze zomer ligt je tweede collectie in de winkel. Heb je de indruk dat je snel erkenning hebt gekregen, of gaat het naar je zin te traag ?

Jurgi Persoons : In mijn ogen gaat het langzaam, maar elke beginnende ontwerper heeft waarschijnlijk dat gevoel. Als ik nuchter nadenk, weet ik dat ik snel erkenning heb gekregen, dat ik er commercieel niet slecht voorsta en dat ik een plotse groei bovendien niet zou aankunnen. Maar ik wil dat het vooruit gaat hé.

Je werd vrij snel opgemerkt door de internationale pers. The Face nam je op in een modereportage. Heeft dat gevolgen ?

Toen ze me belden, dacht ik dat vrienden een grap met me wilden uithalen, zo ongelooflijk leek het. Ik voelde me gevleid. Maar laat ik eerlijk zijn : het is niet omdat het in The Face staat, dat aankopers mijn deur platlopen. Ik heb zelfs geen verkooppunt in Engeland. Dat neemt niet weg, dat het een erg plezante ervaring is. Het betekent dat men de collectie begrijpt.

Is dat een probleem : begrepen worden ?

Er is een aantal mensen aan wier mening ik belang hecht. Als zij de collectie begrijpen, dan weet ik dat ik juist zit. Maar ik zou liegen als ik vertelde dat het me koud liet wat alle anderen van mijn werk denken. Als ik de kleding aan pers en inkopers voorstel, dan ben ik benieuwd naar en ook een beetje bang voor de opmerkingen. Pas na de week in Parijs, als ik complimenten en kritiek naast elkaar zet en alle reacties verwerk, dan voel ik me weer een beetje goed. Als ik met de collectie bezig ben, kan ik me verschrikkelijk slecht voelen.

Faalangst ?

Geen idee. Ik had het al in de Academie. Ik haat een collectie als ik eraan werk. Ik ben lang en hard bezig met elk stuk. Ik ben niet snel tevreden en blijf prutsen tot alles perfect is. Maar dan komt het me ook echt de strot uit.

Heb je iemand in gedachten als je de collectie tekent ?

Meestal wel. Voor de zomercollectie was dat Sophie die ook voor de foto’s poseert. Ik zag haar in een modereportage in Weekend Knack en vond haar fascinerend, bijna een kunstwerkje. Zij was het uitgangspunt voor de collectie. Ik ben me ervan bewust dat ze geen glamourmodel is, maar wat zou ik met een glamourmodel aanvangen ? Die meisjes zijn onaantastbaar en staan veel te ver van me af.

Hoe begin je aan een collectie ?

Ik laat alles op me afkomen. Ik kijk rond. Op straat, naar films, tentoonstellingen. De mooiste en lelijkste dingen, die haal ik eruit en daar probeer ik iets mee te doen.

Mooi en lelijk mengen, schrikt dat niet af ? De voorstelling van de collectie is extreem, terwijl de stukken op zich klassiek zijn. Brengt dat mensen niet in verwarring ?

Aankopers zijn in staat om door die styling heen te zien, ook al omdat ze in de showroom elk stuk apart kunnen bekijken. Ik presenteerde mijn transparante chiffon jurk op een aerobics body met punkschoenen, en had eigenlijk niet verwacht er veel van te verkopen. Tegen alle verwachtingen in heeft de jurk wel succes gehad. Aankopers vertelden me dat zij ‘m zouden combineren met een bikini of een onderjurk. Ze kunnen die styling wegdenken en de mogelijkheden van het kledingstuk op zich zien. Dat is hun vak.

Ik heb behoefte aan zo’n styling omdat ik heel duidelijk wil maken waar mijn inspiratie vandaan komt, wat mijn visie is, hoe ik de dingen zie. Als ik vanuit commercieel oogpunt een verwaterde versie zou moeten presenteren van de beelden die ik in mijn hoofd heb, dan zou ik het niet meer plezant vinden.

Dus leg je het model tegen een poster van de ondergaande zon, met als opschrift : toerisme Jurgi Persoons.

Wat ik wil, is de mensen en de kleren tonen zoals ze zijn. Dat is sterker dan om het even welke styling. Kitsch, romantiek, agressie, al wat je wil. Pijn, gevoelens, alles wat menselijk is, gemengd. Visueel levert dat… een combinatie van Nan Goldin en David LaChapelle zeg maar.

Maar zeker niet Arthur Elgort.

Nee. Jonge vrouwen die op straat huppelen en ?taxi? roepen, dat is weer een ander soort realisme. Het is bij mij altijd een beetje… anders. Er moet een soort spanning voelbaar zijn. Al mijn emoties zitten in die kleren, al mijn humeurschommelingen, dat moet geladen beelden opleveren.

Vanwaar die voorliefde voor klassieke kledingstukken ? De collectie ziet er jong uit, maar is gebaseerd op de garderobe van de vorige generatie.

Dat komt vooral omdat ik me voor die eerste collectie sterk op Engeland en de typische Engelse garderobe heb geïnspireerd. In de zomercollectie zitten al veel minder klassiekers. Maar het is waar dat ik een voorliefde heb voor kledingstukken als een blazer, smokjurk of duffelcoat. Een goede caban, dat is toch om van dood te gaan. Een schone trench, subliem. Een rechte broek, meer moet dat toch niet zijn ? Die stukken bestaan nu eenmaal en ze zijn door de tijd heen naar een soort perfectie geëvolueerd. Ik probeer ze op een of andere manier jong te maken, er een draai aan te geven. Het feit dat sommigen ze saai of zelfs lelijk vinden, is net een uitdaging.

Ben je van plan die klassiekers elk seizoen uit te brengen ?

Ik wil nooit twee keer hetzelfde stuk in een collectie. Dezelfde broek in een ander stofje, nooit. Dan is het niet meer interessant, dan word je pas echt een bedrijf.

Kan je je dat voorstellen : de NV Persoons, met mensen in dienst en veel verantwoordelijkheden om te dragen ?

Dat moet een enorme druk zijn. Ik weet niet of ik het dan nog plezant vind en dat is voorlopig het belangrijkste. Ik wil mezelf voor honderd procent uitleven en een product leveren waar ik helemaal achter sta. Als het een echt bedrijf wordt, moet ik waarschijnlijk compromissen sluiten, en ik weet niet of ik dat kan.

Nu zit ik hier wel te verklaren dat ik geen toegevingen wil doen, maar dat betekent niet dat ik me per se anti-commercieel wil opstellen. Ik heb altijd gezegd : als ik niets verkoop, dan stop ik ermee. Er moet waardering en appreciatie komen. Als je geen publiek hebt, dan klopt er iets niet.

Heb je altijd geweten dat je mode wilde studeren ?

Altijd. Als onnozele puber van twaalf zei ik dat al. Ik zat altijd poppetjes te tekenen. Thuis heb ik een doos vol schetsen, allemaal silhouetten. Er zit helaas niets bruikbaars tussen. Langs de andere kant was ik niet het soort jongen dat op zijn veertiende Vogue las. Modetijdschriften heb ik pas ontdekt toen ik op de Academie zat. Jammer, anders had ik nu een volledig archief.

Voor mijn ouders was het geen verrassing dat ik me met mode wilde bezighouden en ze hebben me in die keuze altijd gesteund. Ze waren natuurlijk wel een beetje bang omdat het zo’n onbekende wereld is en je er zoveel wilde verhalen over hoort. Nu merken ze dat het gewoon hard werken is.

Hetgeen iedereen je vertelt als je eraan begint.

Tja, het is de klassieke verwittiging : mode is zwaar, het slokt je leven op, om maar te zwijgen van je geld. Maar op een of andere manier kan je moeilijk inschatten hoe zwaar het net is. Al zou ik niks anders willen doen hoor. Ik kan trouwens niks anders.

Wat doe je het minst graag ?

De productie voorbereiden, dat vind ik het meest vervelende moment. Stoffen bestellen, zitten cijferen, zorgen dat er knopen en ritsen zijn, patronen graderen. Het is een kwestie van organisatie, maar je steekt er ontzettend veel tijd in op een moment dat je liever met de volgende collectie zou bezig zijn. Bovendien heb je sommige zaken niet onder controle. De stof die je wilde, wordt god-weet-waarom niet geleverd ; de vrachtwagen vol knopen zit vast aan de grens ; er is een plots tekort aan voeringstof en ga zo maar door. Het is afmattend en zwaar. Je moet die dingen niet dramatiseren, maar als ik af en toe geen hulp zou krijgen van stagiaires en van mijn ouders, dan zou ik het niet redden.

Maar er zijn ook leuke momenten.

Als de collectie af is en ik ze met enige afstand bekijk, dan denk ik soms heel even dat ik goed werk heb geleverd. Dat is een fijn gevoel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content