Jürgen Teller. Ik zie elke modefoto als een portret

Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Hij luistert op zijn walkman naar P.J. Harvey. Hij is een van de meest scherpe en tegelijk gevoelige fotografen. Jürgen Teller, even krachtig en moeiteloos-natuurlijk als zijn beelden. Een fotograaf van de jaren negentig.

LENE KEMPS

Jürgen Teller laat de foto’s voor de Hugo-wintercampagne zien aan de modellen die eraan hebben meegewerkt : Werner en Gabriel. “Kijk, Gabriel ziet eruit zoals hij is : lief en knap”, zegt de Duitse fotograaf. Er zijn ook beelden van een paar, Werner en Mila, in een ondefinieerbaar grootsteeds landschap, of op het strand. Er zit veel leegte in de beelden en ook melancholie. Ze zijn stuk voor stuk emotioneel geladen. Op één foto zitten Werner en Mila op een bank stuurs voor zich uit te kijken. “Ik zie eruit alsof ze me net heeft verteld dat ze zwanger is”, zegt Werner. Op een andere foto reageert hij : “Heel mooi, ik lijk Chet Baker wel. “

Teller heeft sommige foto’s op een biezondere manier afgedrukt, op een zilveren ondergrond waarop de silhouetten zich hard en scherp aftekenen. Werner en Gabriel vinden het “Waw, really beautiful. ” Jürgen is entoesiast. En trots. Deze foto’s zijn wat hij wilde bereiken. Maar hij weigert alle eer op zich te nemen. “De modellen hebben een groot deel van het werk gedaan. Ik leg de grondstruktuur vast en bepaal de grenzen waarbinnen we werken. Ik weet welk gevoel ik wil, maar dan laat ik de modellen improvizeren. Als je foto’s te veel kontroleert, dan worden ze stijf en dood. “

De eerste Hugo-campagne was helder en duidelijk, tegen een witte achtergrond. Deze is romantisch.

Jürgen Teller : De eerste campagne was bijna symbolisch, die moest de identiteit van het merk vestigen. Dus kozen we voor sterke beelden van Werner. Voor de tweede vond ik dat er in abstrakte termen een verhaal mocht verteld worden. Ik situeerde dat verhaal in een stad. Niet in een stad die duidelijk herkenbaar is, maar in een grootsteedse omgeving, met veel licht en leegte.

Daarnet zei je : Gabriel staat op de foto zoals hij is. Is dat belangrijk voor je ?

Teller : Natuurlijk. Ik zie elke modefoto als een portret. Ik vertrek altijd van de persoon die voor me staat, nooit van een idee of koncept. De typische mode-aanpak : dit wordt een Marlene-Dietrichverhaal, of : dit wordt het groene tema, interesseert me kompleet niet. Het is altijd degene die voor me staat die me interesseert.

Betekent dit dat je de modellen sympatiek of toch tenminste aardig moet vinden ?

Teller : Ik moet ze niet per se sympatiek vinden, maar er moet een band zijn. Ik moet de persoon aanvoelen. Zeker is dat ik iemand die ik niet kan uitstaan, niet kan fotograferen. Ik ben niet de fotograaf die modellen overdondert of manipuleert. Als ik iets bereik, is het door zachtheid, vriendelijkheid en wederzijds vertrouwen.

Toch komen je foto’s soms hard over. Scherp.

Teller : Als ik in een studio werk, met vrouwen, komt het resultaat soms hard over, agressief zelfs. Het is een direkte konfrontatie, ik probeer weerwerk uit te lokken. Maar ik heb nog nooit een model gedwongen iets tegen haar zin te doen.

Aan welke reportage denk je ?

Die met Christy Turlington, Stephanie Seymour en Nadja Auermann voor Vogue. Seventies, met rode oogjes, genomen met een ringflash. De campagne voor Katharine Hamnett met Kristen McMenamy.

Teller : Ringflash, ja. Rode oogjes, onmogelijk. Ik zorg ervoor dat de ogen niet rood zijn, want dan krijg je dat seventies retro-effekt. Ik hou niet van retro. Die foto’s moesten sterk zijn, geen rip-off.

De ringflash is gewoon een technisch middel voor me. Ik gebruik ze omdat het me toelaat rond het model te wandelen en foto’s te nemen zonder dat alle lichten moeten veranderd worden. Het geeft een scherp en onvergeeflijk licht, dat geeft de foto die harde agressiviteit. Alsof je bij het verlaten van de diskoteek wordt gefotografeerd, een beetje betrapt, terwijl je er niet op je best uitziet. Weet je zeker dat de ogen rood waren ?

Misschien denk ik dat maar, omdat ze me aan de foto’s van Guy Bourdin en Chris von Wangenheim deden denken. (De ogen bleken achteraf gezien ook niet rood, nvdr).

Teller : Dat was niet de bedoeling. Ik gebruik de ringflash op mijn manier, niet als verwijzing naar hun werk.

Hoe belangrijk is techniek ?

Teller : Techniek is iets wat je leert op school en vervolgens vergeet. Het is geen doel op zich, maar slechts een middel om een goede foto te maken. Begrijp me niet verkeerd, je moet je onkunde niet tot kunst verheffen. Het is niet omdat een foto slecht belicht en onscherp is, dat hij artistiek wordt. Maar je moet niet overdrijven. Sommige fotografen komen met een auto vol apparatuur af. Volgens mij staren die zich blind op techniek en vergeten het belangrijkste : dat het om mensen, gevoelens en reakties gaat.

Soms hebben je beelden een snapshot-kwaliteit, bewust slordig en een beetje slonzig zelfs.

Teller : Dat is waarschijnlijk die band met de modellen die het geheel warm en alledaags maakt, niet perfekt, rommelig.

Is het belangrijk voor je dat modellen hun foto goed vinden ?

Teller : Heel belangrijk. Nu ja, tot op zekere hoogte. Ik heb net met Emanuelle Béart gewerkt en zij vindt de foto afschuwelijk. Ik vind het een krachtig beeld en blijf erin geloven. Ik wil dat mensen zich goed voelen zoals ik ze in beeld breng, dus liet ik Emanuelle de jurk kiezen en de houding die ze wilde aannemen. Toch is er iets aan de foto’s dat haar stoort. Het grappige is dat ze ze aan haar oma heeft getoond en die vond ze fantastisch. Die herkende haar er helemaal in. Voor mij is dat het bewijs dat ik juist zit.

Laat je graag foto’s van jezelf nemen ?

Teller : Helemaal niet. Nu ja, het hangt van de fotograaf af.

Hoe heeft P. J. Harvey gereageerd op de foto’s die je van haar nam ? Ik vond ze hard, maar wel persoonlijk. Zoals ze op die foto’s staat, is ze ook echt denk ik.

Teller : Die foto’s hebben een heleboel mensen gechoqueerd. Je houdt ervan of je haat ze. Mijn vriendin vindt ze helemaal niet mooi. P.J. is er weg van. Ze heeft me een cadeautje gestuurd om me te bedanken. En wat nog fijner is : haar ouders vinden het de beste foto’s die ooit van haar zijn gemaakt. Eerlijk gezegd had ik dat niet verwacht. Want ze zijn zo hard en scherp dat ik ze niet eens aan mijn eigen moeder durfde tonen.

Daarna kwamen de reakties dat je een anorectisch lichaam hebt verheerlijkt.

Teller : Onzin. Ik fotografeer zoveel mensen. Sommigen zijn dik en anderen zijn mager, zo simpel is het. Ik heb P.J. niet gevraagd zich uit te kleden. Ik was me er erg van bewust dat ze heel mager is en dacht dat ze haar lichaam misschien liever niet wilde laten zien. Maar hoe langer we samenwerkten, hoe meer ze zich bloot gaf. Hoe meer lagen ze afpelde, hoe meer ze zichzelf werd. Het was een magisch moment.

Zijn sommige mensen on-fotografeerbaar ?

Teller : Sommige mensen zijn gesloten. Je moet een beetje psycholoog zijn om bij hen binnen te komen. Maar soms is het gewoon een kwestie van… Ik weet het niet.

Neem nu Neneh Cherry. Een prachtige vrouw. Energiek, dynamisch, knap, sexy. Ik ben een week met haar opgetrokken en heb geen enkele goede foto van haar genomen. Foto’s zijn plat, tweedimensionaal. Neneh heeft zoveel meer dimensies, dat haar fotograferen een totale frustratie wordt, want je kan haar persoonlijkheid niet vatten. Er is te veel om vast te leggen. Dat maakt haar geen beter of slechter iemand, ze is gewoon wat ze is : on-fotografeerbaar.

Het heeft dus niets te maken met fotogeniek zijn.

Teller : Oh nee, dat is een veel te beperkt begrip. Neneh is strikt genomen fotogeniek : knap, open, zelfverzekerd. En toch gaat het niet.

Bestaat het : fotogeniek zijn.

Teller : Jazeker. Je kijkt door de lens en denkt : die heeft het. Sommige mensen hebben een aura, ze kunnen zichzelf projekteren. Vroeger zag ik dat niet altijd. Toen nam ik aan dat mooie mensen ook goed zouden fotograferen, maar zo vanzelfsprekend is het niet. Het heeft met uitstraling te maken.

Kan je mensen fotograferen van wie je veel houdt, zoals je moeder, of je vriendin ?

Teller : Ik probeer het wel, maar het lukt me nooit. Bij anderen kontroleer ik de situatie. Bij mijn moeder of vriendin is het van : Jürgen, is het nu haast afgelopen, moet ik nog lang stilzitten ? Ze nemen me gewoon niet au sérieux. Mijn oma ook al niet. Het is altijd : Jürgen schiet een beetje op. Ik heb die bizarre macht die me toelaat om wildvreemde mensen te fotograferen zoals ze zijn, maar op de vrouwen van wie ik hou, krijg ik geen greep. Het is zielig, echt zielig.

Avedon heeft een reeks foto’s van zijn ouder wordende vader genomen. Ze zijn gruwelijk en tegelijkertijd vertederend.

Teller : Ik vond ze alleen maar gruwelijk. Ik kreeg er kippevel van en heb me de hele dag slecht gevoeld. Het zijn koude en wrede beelden. En dan de manier waarop hij die mensen uit de Midwest heeft gefotografeerd : als freaks. Op elke foto zie je Avedon. Nooit het model. Het is altijd hij die naar buiten komt. Dat maakt hem zo’n uitzonderlijk fotograaf veronderstel ik.

Kijk je vaak naar het werk van andere fotografen ?

Teller : Het interesseert me te weten waarmee anderen bezig zijn. Ik hou van het werk van Lee Friedlander, van Araki en van Nan Goulding.

Avedon wordt sterk geassocieerd met een bepaalde periode, de fifties. Bailey is sixties en von Wangenheim en Bourdin seventies. Wil jij de tijdgeest vatten ?

Teller : Natuurlijk. Dat is onze kracht. Soms vatten we niet zomaar een stilstaand moment in de tijd, maar zit er ook iets van de omgeving en sfeer in. Soms is het niet zomaar een momentopname, maar een beeld van een tijdperk. Ik zou heel graag hét moment van ’95, ’96 of wat dan ook vastleggen. Hoe ik dat zou doen, weet ik nog niet.

Het heeft iets te maken met de snapshot-kwaliteit waarnaar ik streef. Dat gevoel dat je geen perfekte schoonheid moet zijn om fotomodel te worden, maar dat je er een tikje vreemd mag uitzien. Ik heb met Kate en Christy en Linda gewerkt, maar ik wil niet de hele jaren ’90 met dezelfde vijf topmodellen gekonfronteerd worden. Ik wil foto’s menselijker en warmer maken.

Welke foto’s die je hebt gemaakt, vind je zelf belangrijk ?

Teller : In ’91 ging ik op toernee met Nirvana. Ze waren toen een onbekende groep, niemand had van hen gehoord. Hun muziek was prachtig en ik had het gevoel dat ik iets biezonders meemaakte. Ik was er niet goed van toen Cobain zelfmoord pleegde. Die foto’s zijn een dokument.

Wanneer wist je dat je fotograaf wilde worden ?

Teller : Op mijn achttiende. Eigenlijk werkte ik bij een vioolmaker en maakte ik strijkstokken, maar ik had een zwakke gezondheid, astma. De dokter stuurde me naar het buitenland voor een verandering van lucht en ik ging met mijn neef naar Toskane. Hij had een camera bij zich. Al snel geraakte ik in de ban van dat apparaatje. Ik heb zowat alles gefotografeerd : bloemen, mensen, huizen… Ik kon er niet genoeg van krijgen. Ik wist meteen : dit wil ik de rest van mijn leven doen.

Je bent 31. Voor de buitenwereld lijkt het alsof de doorbraak meteen kwam. Ik herinner me mode-reportages uit The Face van begin jaren ’80.

Teller : Nu lijkt het voor mij ook erg snel gegaan. Toen ik begon, vond ik het langzaam en moeilijk. Een klein portretje hier, een foto daar. De opdrachten voor platenhoezen en tijdschriften kwamen. Uiteindelijk vroeg iemand : wil je geen mode doen ?

Natuurlijk heb ik moeten vechten, dat doe ik nog steeds. Ik heb niet het gevoel dat ik het gemaakt heb. Ik voel wel dat het makkelijker wordt mensen te overtuigen. Wanneer ik vroeger een projekt indiende en zei : ik heb geen koncept, ik wil het model gewoon op het strand laten wandelen en we zien wel ; dan zeiden ze : is dat alles ? Nu zeggen ze : fantastisch idee ! Dat is een kracht die je hebt, die je positief kan gebruiken. Maar het betekent niet dat je op je lauweren kan rusten. Binnen in mij zit die drang om almaar beter te worden. Als het te makkelijk wordt en ik die drang niet meer voel, kan ik er net zo goed mee ophouden.

Hou je eigenlijk van mode ?

Teller : Ja, maar ik ben geen echte mode-fotograaf. Ik vermoed dat Steven Meisel is opgegroeid met Vogue en Harper’s Bazaar. Aan zijn foto’s zie je dat hij leeft voor mode, en dat is goed. Hij doet iets met die passie. Ik daarentegen zag mijn eerste Vogue toen ik 18 was. Ik heb die hele kultuur niet mee. Ik hou niet van Amerika en de spelletjes die je er moet spelen. Ik kan het wel, maar slechts voor eventjes. Uiteindelijk zeg ik : fashion, I couldn’t care less. Daarom zijn mijn foto’s anders dan die van mode-fotografen. Niet beter of slechter, anders.

Andere dingen boeien me veel meer. Ik werd pas gekontakteerd door Jane Campion, de filmmaakster. Zij wil dat ik op de set van haar volgende film “Portrait of a Lady”, naar een boek van Henry James foto’s kom nemen. Ze wil dat ik mijn visie van haar film vastleg. Dat iemand die ik zo bewonder mijn werk apprecieert, dat zegt me veel meer. Ik hou van Campions films. Als zij mijn werk goed vindt, dan loop ik op wolkjes.

Zou je films willen maken ? Ben je gefrustreerd door het stilstaande beeld ?

Teller : Het wordt me voortdurend gevraagd. Wil je popvideo’s doen ? Commercials ? Ik voel me te jong om aan iets anders te beginnen, ik heb het medium fotografie nog niet uitgeput. Ik kan niet zomaar switchen. Ik wil eerst dit heel goed kunnen.

Bovendien ben ik niet gefrustreerd door het feit dat mijn beelden statisch zijn. Voor mij bewegen ze trouwens wel. Kijk, hier tilt de jongen het meisje op en draait haar in het rond. De aktie is duidelijk. Daar kan je toch zelf een verhaal bij verzinnen ? Daar heb je toch geen film voor nodig ? Ik zou zelfs durven stellen dat dit ene beeld veel krachtiger is. Want je zet het met je eigen fantazie in gang.

Links : P.J. Harvey, “hard en scherp”. Boven : de wintercampagne van Hugo.

Uit de kataloog van Strenesse : “Iemand die ik niet kan uitstaan, kan ik niet fotograferen. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content