Jennie Vanlerberghe

Jennie Vanlerberghe (60) is vredesactiviste en auteur. Kroniek van onmacht – Sarajevo, Srebrenica… tien jaar later, Globe.

Mensen vragen me of ik per se moet doen wat ik doe. Of ik dat nog wel durf. Voor mij is er niets veranderd sinds ik niet meer werk in dienstverband. Ik voel me nu wél vrij. Het woord pen- sioen wil ik niet horen, het catalogiseert je als oud.

Na tien jaar ben ik teruggegaan naar Sarajevo en Srebrenica omdat ik daar vriendschappen had uitgebouwd die jaren gebleven zijn. Geleidelijk aan viel het contact weg. Brieven en telefoontjes bleven zonder reactie. Ik vroeg me af hoe het met hen was. Wel, ze leiden een sukkelleven.

Als een oorlog losbarst of een ramp gebeurt, komt iedereen aandraven met grote sommen geld en vrachtwagens vol hulpgoederen. In de vluchtelingenkampen was er psychologische hulp. Zes maanden. Nu is er niets meer. Die vrouwen hun leven is kapot en bij wat ze er nu van maken, willen ze eigenlijk geen internationale inkijk meer.

Met Moeders voor Vrede wil ik geen grote organisatie. Wel een solide structuur. Met een kleine organisatie focus je op één actie, en je probeert het goed te doen. Om het vrouwenhuis in Istalif, Afghanistan, te onderhouden en de leraressen te betalen hebben we 4000 dollar per maand nodig.

Ik ben niet bang van de mannen die ginder de plak zwaaien. Ik respecteer alle culturen, maar ik wil ook dat zij mij respecteren. Soms vraag ik me af of ze alleen ja zeggen omdat ze zo schrikken van mijn opstelling of omdat ze me respecteren. Ik weet het eigenlijk niet.

De mullah van Istalif is ons centrum nu goed gezind. Sinds we hem 300 euro hebben gegeven, verkondigt hij dat de vrouwen naar ons huis moeten komen. De gouverneur zit ook te wachten op zijn camera, die hij krijgt als de eigendomstitel van onze grond in orde is. Is dat corruptie ? De lachende vrouwen die naar ons huis komen voor onderwijs en medische zorgen zijn dat waard.

Een vijftigtal vrouwen die nooit leerden lezen of schrijven, zitten nu op het niveau vierde, vijfde leerjaar. Als we dit ‘normaal’ maken, als de continuïteit gegarandeerd kan worden, zonder dat ik daar geregeld de diplomaat moet gaan uithangen, zal ons project geslaagd zijn. Als ook een aantal vrouwen kunnen leven van de juwelen en de tasjes die ze bij ons maken. Ik denk dat we daar nog tot 2012 voor nodig zullen hebben.

Ik ben het kakenestje uit een welstellend middenstandersgezin. Mijn revolte als vrouw ontstond wellicht toen ik zag hoe mijn veel oudere broers zich lieten dienen door mijn zussen. Mijn vader kon geen onrechtvaardigheid verdragen, mijn moeder verweet hem dat hij alles weggaf. Van hem heb ik allicht mijn engagement in de genen meegekregen.

Waarom doe ik mijn kinderen dat aan, vroeg ik me af, toen ik met hen als jonge tieners naar Auschwitz reed. Maar het zijn uiteindelijk toch dingen die hen gevormd hebben. Zij hebben van mij op hun beurt een sterk rechtvaardigheidsgevoel meegekregen.

Straks ga ik naar Jeruzalem om te werken met Israëlische en Palestijnse vrouwen. Ik wil er volgend jaar een paar maanden gaan wonen om een boek te schrijven over hun levens en over de geschiedenis van het conflict.

Blijven schrijven over mijn ervaringen is mijn objectief. Mensen kun je motiveren om zich te engageren door de verhalen van de anderen te vertellen. Ik zal nooit meer kleren verzamelen en kerstmarkten houden, dat is verspilde energie en levert op termijn niets positiefs op. Wie een oude jas weggeeft en denkt dat hij een goed mens is, zouden ze in de hoek moeten zetten met de handen op het hoofd.

De zondagstafel is een heilige traditie voor mij. Met mijn vriend, mijn kinderen en kleinkinderen, discussiëren, lekker eten, een goed glas wijn drinken. Even de problemen vergeten waar ik zo intensief mee bezig ben.

Tessa Vermeiren / Foto Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content