JEMEN. De dekadente schoonheid van het verval
Arabia Felix, ja, maar dat is dan héél lang geleden. Nu sticht Jemen verwarring door zijn kontrast van duizelingwekkende schoonheid en lepreus verval.
TESSA VERMEIREN
FOTO’S : STEFAN ALDELHOF
Er zitten enkele aartslelijke aluminium vensters in een van de sprookjesachtige koffiebruine lemen gevels van Sana’a. Onze Belgische gids die hier woont, zeer wijs is in jaren en verliefd op het Midden-Oosten, wijst met een priemende vinger naar de schandvlekken. De hoofdstad van Jemen werd door de Unesco opgenomen in het Erfgoed van de Mensheid, net als de torenstad Shibam in het zuiden. Helaas zijn de waakzaamheid over de schatten van Arabische architektuur hier aan de slappe kant en de geldmiddelen schaars..
Het land zou een sprookje kunnen zijn indien het niet geteisterd werd door een algehele ekonomische verlamming en een gebrek aan visie van zijn regeerders.
Langs de weg lijkt het of de plastic tassen aan de bomen groeien, in de steden liggen de steegjes bezaaid met huishoudelijk afval en drek. In de geïsoleerde bergdorpen word je gekonfronteerd met taferelen die het midden houden tussen Bruegel en Fellini : door inteelt verwrongen lijven en koppen, met vliegen overdekte kinderen, ezels en geiten met mismaakte ledematen en krom gegroeide hoeven.
In de buurt van de woestijnruïne Baraqish en op andere historische plaatsen, kun je van rondreizende handelaars albasten afgodbeeldjes en andere antikwiteiten kopen. Het gebeurt al te geregeld dat vondsten zeer lukratief van de hand gedaan worden aan buitenlandse verzamelaars. In de jaren vijftig werden onder meer opgravingen verricht naar de zon- en de maantempels van Bilqis, maar het woestijnzand heeft veel opnieuw toegedekt. De Jemenitische overheid is niet erg gesteld op vreemde geleerden die met kleine schepjes en voorzichtige borstels het verleden komen blootleggen. “Men is bang om een gat in de islam te graven en zo het heidendom bloot te leggen. Mensen zouden kunnen gaan nadenken en zich vragen stellen bij wat hun door de imams wordt voorgehouden, ” zegt een niet-moslim die al jaren in het land woont.
Het groene Arabia Felix van voor de profeet Mohammed, de avontuurlijke havenstad Aden, Mokka waarvandaan de eerste geurige koffiebonen naar Europa verscheept werden… Het zijn evenzoveel redenen om vervuld van dromen naar het dak van het Arabisch Schiereiland te trekken. De stoere krijgers met hun kalasjnikovs over de schouder en hun jambia’s op de buik, de gesluierde vrouwen met de mooiste gazelle-ogen ter wereld, de verhalen over Bilqis, de koningin van Sheba, die met rijkelijke karavanen naar koning Salomon in Jeruzalem trok, dat is allemaal Jemen.
Het is ook het land dat voldoende olie- en gasvoorraden heeft om in zijn eigen energiebehoeften te voorzien en zelfs nog overschot voor export, maar waar men er niet in slaagt om dat op een rendabele manier te exploiteren. De wisselmarkt is chaotisch met zeven geldende wisselkoersen, als toerist krijg je tegen de officiële koers zo’n 12 rial voor een dollar en op de vrije markt 166 rial. Dat was althans zo een tweetal maanden geleden, met een inflatie van meer dan 100 percent per jaar zal dit ook al wel achterhaald zijn.
Je weet nooit goed of de kontrole langs de weg een legerkontrole is of van een privé-militie. Gijzelnemingen en berovingen van toeristen zijn geen alledaagse kost, maar gebeuren net iets te frekwent om het te veronachtzamen.
In Jemen valt ’s middags 99 procent van de aktiviteit stil, omdat alle mannen qat kauwen gedurende 4 tot 6 uur. Iedere buitenlander die deze mild stimulerende groene blaadjes probeert, snapt niet waarom ze er zoveel geld aan besteden. In ieder geval : het bevordert de konversatie. De teelt en handel in qat maken zo’n derde van het BNP uit en op de vruchtbare berghellingen verdringt het andere gewassen, als koffie, die ook buiten Jemen een marktwaarde hebben.
En toch wil ik u een reis door Jemen niet ontraden. Ook al moet u er rekening mee houden dat sommige streken tijdelijk voor toeristen kunnen gesloten zijn en dat de officiële toeristenkaart blinde vlekken vertoont. In het noorden en het noord-oosten waar de grens met Saudi-Arabië ergens door de Rub al Khali-woestijn (het Lege Kwartier) loopt, is het wel eens onrustig. Voor streken waar tijdelijk onveiligheid heerst door stammentwisten krijgt u soms geen tassarir of vrijgeleide.
Een rit richting Sa’dah in het noorden wordt ons ontraden, een Deense gids is er met zijn groep twee weken voordien nog van alles beroofd. Dus gaan we van Sana’ah naar Baraqish en Marib.
Onze chauffeur draagt zijn jambia trots. Een jongen wordt pas man met een jambia ; een man is geen man meer wanneer een rechter hem als straf voor een misdrijf de viriele dolk afpakt. Tegen elf uur wordt Hamid onrustig. Tot hij zijn bos qat aan een knop van de autodeur heeft hangen en er onder het rijden in gestadig tempo delikaat de jonge blaadjes aftrekt om die in zijn linkerwang te hamsteren en gedurende uren te kauwen. De meeste mannen gaan daarvoor gezellig bij elkaar zitten in de mafrasj, de ontvangstkamer op de hoogste verdieping van het huis, waar ook de narguileh wordt gerookt. Maar Hamid en andere chauffeurs rijden de hele dag door, gestadig kauwend en spuwend door het raam. Het houdt hen wakker, zeggen ze. Wie het kan weten, beweert dat qat dezelfde werking heeft als een milde amfetamine. Het wordt echter wel eens gekombineerd met klandestien alkoholgebruik en dan kan het er af en toe woest toegaan wanneer de heren met flikkerende gambia’s in de lucht de bara dansen : een krijgdans waar normaal niet veel aan te beleven valt, zo eenvoudig en vervelend is het patroon.
Baraqish en Marib liggen in het legendarische koninkrijk van Sheba. Bijbel en koran beschrijven de weelde van deze vruchtbare streek. Die rijkdom was, in de periode van de 9de eeuw vòòr tot in de 6de eeuw na Kristus, niet alleen aan de aanwezigheid van water te danken. Marib was immers een belangrijke halte op de wierookroute naar de havens van de oostelijke Middellandse Zee.
In 570, het geboortejaar van Mohammed, werd het doodsvonnis van dit machtige rijk getekend. De dam van Marib brak voor de vierde keer. Van die legendarische dam zijn meer dan 1400 jaar na de overstroming nog de twee sluizen en een muur over, getuigen van de precisie en de vakkennis van de bouwers in de 8ste eeuw voor Kristus. Van de eeuwenoude stad Marib blijven alleen ruïnes over nadat het Egyptische leger, bij de opstand tegen de imam in 1962, met bombardementen de medestanders van de tiran bestookten. Het nieuwe Marib dat aan de rand van de olie-ontginningsvelden ligt, zou het Dallas van Jemen moeten worden. Voorlopig is het een slaperig oord met een hotel dat een paar jaar geleden gebouwd werd, maar dat door woestijnzand en verveling aangevreten wordt.
We hebben een dagtrip door de woestijn voor de boeg, bestemming Seyun in het vroegere Zuid-Jemen. Het is licht genoeg om een witte van een zwarte draad te onderscheiden en onze chauffeur doet eerst zijn ochtendgebed. Onderweg pikken we onze bedoe-begeleiders op. Per jeep rekenen die zo’n 5000 Belgische frank om onze veiligheid te verzekeren. De kalasjnikovs zien er vervaarlijk uit. Wanneer de heren later een demonstratie “mikken op een limonadeblikje” geven, weten we dat we kunnen vertrouwen op hun schutterskunst. We houden halt voor een ontbijtpiknik. Eén van de twee bedoe kruipt op het dak van de jeep en tuurt de omgeving af, het geweer schietensklaar. Er is geen levende ziel te bekennen, alleen banen stopverfgeel zand, wazig groen, voorzichtig rimpelende duinen, en in de grond overal gaatjes die de aanwezigheid van kruipend en vliegend ongedierte verraden. Als je een paar honderd meter van de jeep wegloopt, is het oorverdovend stil.
We moeten naar Seyun, de belangrijkste stad in de Hadramaut. Was de piste in het begin vaag voor ongeoefende ogen, na een paar uur rijden, kunnen ook wij ons oriënteren op de tafelbergen aan de linkerkant. Rechts wordt de weg afgezoomd door steeds hoger wordende woestijnduinen. In Qatn bereiken we na ongeveer 8 uur rijden weer de bewoonde wereld. Op het terras van het teehuis zitten jonge mannen van de stad drie rijen dik in stilte te kijken naar ons uitgebreid gezelschap niet gesluierde maar wel zeer decent geklede vrouwen.
Wadi Hadramaut, de tweede grootste wadi van het Arabische schiereiland, is een vruchtbaar gebied. Op het veld werken vrouwen in het zwart met hoge puntige strooien heksenhoeden op het hoofd, die zorgen er ook voor dat het meegebrachte eten koel en vliegenvrij wordt bewaard.
Sinds de hereniging van de beide Jemens in 1990 wint de islam in de vroegere Volksrepubliek weer fel veld. Alom worden nieuwe moskeeën gebouwd, met Saudisch geld naar verluidt. Hier, evenmin als in de rest van het land, zijn moskeeën en begraafplaatsen sinds ongeveer een jaar niet langer toegankelijk voor niet-moslims.
Tarim, de stad der wijsheid waar ooit 360 moskeeën waren en de beroemde Al Khaf biblioteek 140.000 banden bevat (nu op slot en grendel), is verworden tot een vervallen stad van een dekadente schoonheid. De paleizen van de kooplui die handel dreven in Indonesië en Maleisië getuigen nog van de onvoorstelbare vaardigheid waarmee men hier leembouw bedreef. Met recht en reden heet de bouwstijl hier “Javaanse barok”.
Twee keer sloeg de armoe toe in Tarim. Toen tijdens de Tweede Wereldoorlog Japan Nederlands Indië bezette, stopte de geldstroom van de talrijke handelaars uit de Hadramaut, die ginder gevestigd waren. Alleen al in Tarim stierven toen 3000 mensen door hongersnood. Onder het kommunistisch regime dat in Zuid-Jemen van 1967 tot de vereniging van beide Jemens aan de macht was, trokken de laatste rijke zakenlui voorgoed weg uit Tarim.
Het Manhattan van de woestijn is een kreupele omschrijving voor Shibam. De stad ligt als een vesting in de Wadi Hadramaut. Je kunt alleen binnen via de grote stadspoort en de straatjes zijn zo aangelegd dat ten hoogste twee ongeladen kamelen elkaar kunnen passeren. De huizen zijn tot 40 meter hoog en hebben 6 tot 8 verdiepingen, hoog boven de grond zijn gesloten bruggetjes die ze met elkaar verbinden. Hoewel de meeste bouwwerken hier niet ouder zijn dan 300 jaar, vermoedt men dat de stad al bijna 18 eeuwen op deze plek gevestigd is. Sinds eeuwen worden de huizen heropgebouwd in dezelfde stijl.
Waar Shibam blank ligt te stralen onder de zon, vervloeit het langgerekte Hajjarein kompleet met het roestbruine gebergte waartegen het gebouwd is. De steile klim naar de stad is loodzwaar onder de brandende zon.
Als we een paar dagen later weer in het Sana’a Sheraton aankomen, is daar net een bruiloft aan de gang. De bruidegom en de fotograaf zijn zowat de enige mannen in de grote balzaal. Beeldschone vrouwen in kleurrijke glittertoiletten worden bij het naar huis gaan weer zwarte raven in hun sharshaf.
Met lichte tegenzin beginnen we ’s anderendaags aan de weg naar Taïzz in het zuiden. Taïzz was tot in de jaren zeventig voor de reiziger de poort tot Jemen. De eerste toeristen kwamen naar Jemen via Djibouti aan de overzijde van de Bab el Mandeb, de zeeëngte tussen de Rode Zee en de Golf van Aden. Nadat imam Ahmed in 1948 Taïzz tot zijn hoofdstad maakte, resideerden er ook vele ambassadeurs.
Van het rijk van de laatste imam is alleen zijn paleis over dat na de burgeroorlog in 1962 museum werd. Een schrijn voor de cadeaus die hij kreeg van bezoekers en voor alles wat hij liet meebrengen uit verre landen. Vaak in vier- of vijfvoud, want een moslim moet al zijn vrouwen op gelijke wijze behandelen. Eén kamer is volgestouwd met kasten vol reusachtige flakons met dure Parijse parfums. In de kamer daarnaast glinsteren in stoffige vitrines juwelen van de duurste huizen aan de Newyorkse Fifth Avenue. Eén verdieping hoger zijn het horloges en kostbare vulpennen, bijna stuk voor stuk collector’s items. In de entree van het paleis hangt luguber kontrast een reeks foto’s van publieke onthoofdingen als illustratie van de wreedheid van het regime.
Een heel andere sfeer heerst rond de witte Ashrafiya moskee, gebouwd aan de voet van de 3000 meter hoge Djebel Sabir tussen 1295 en 1400. Met enig geluk krijgt u de toestemming om in een van de twee minaretten te klimmen, vanwaar u een schitterend uitzicht heeft over de stad. Tegen de groene berghelling liggen weelderige villa’s van degenen die het zich kunnen permitteren om de krioelende stad te ontvluchten.
Eén van de veertig moskeeën van Jiblah, herbergt het graf van koningin Arwa, de tweede vrouw die in Jemen regeerde en een lange periode van vrede en welvaart bracht tegen het eind van de elfde eeuw. In Ibb, net als in Jiblah, zijn de huizen gebouwd met grote ruwe stenen. Je raakt er niet op uitgekeken : de prachtige deuren, kleurrijke glasramen, mysterieuze moucharabiehs. Wees niet verbaasd als men u uitnodigt om binnen te komen. De legendarische Arabische gastvrijheid leeft in deze Jemenitische steden meer dan waar ook. Verwacht geen koffie, in Jemen drinkt men tee of kishr, een infusie van de schillen van koffiebonen, op smaak gebracht met kaneel en kardamon.
De weg naar Hajjah kronkelt urenlang de hoogte in, roofvogels duiken de ravijnen in. Mohammed stapt met zijn boekentas op de rug dapper tegen de steile helling op. Uit dankbaarheid voor de lift in de laadruimte van de jeep, heft hij Frère Jâcques aan. De hele tijd in deze prachtige vestingsstad zal hij mij bij de hand houden, me naar de mooiste hoekjes brengen en de meest adembenemende vergezichten tonen. Hij is twaalf en verlegen naast al de brutale rekels die hier liefst rechtstreeks in de portemonnees van de toeristen zouden graaien.
Thula, At Tawilah, Kawkaban het zijn kleinere kopieën van het oninneembare Hajjah. Qatmarktjes, ezels, geiten, mannen die lusteloos kauwend in hun donkere winkeltjes zitten. Beeldschone mensen en gruwelijk lelijke gnomen. Taferelen van hartelijkheid en gastvrijheid. Kleine meisjes die vijftig kilo bloem op hun rug torsen terwijl hun volwassen broer fier rechtop naast hen loopt. Een meisje dat ruw wordt afgetuigd door haar broer omdat ze haar handen laat fotograferen, dezelfde broer die even tevoren allerbeminnelijkst met zijn grootvader poseerde. Veel is haram (verboden) in Jemen, vooral dan voor vrouwen.
Jemen is een land met een sluier. Wat je ziet, is vaak niet wat er is. En wat je wil zien, blijft dikwijls verborgen.
Een kleine Bilqis, koningin van Sheba. Een nog zichtbaar wonder, straks is ze gesluierd.
Jiblah, de stad van de veertig moskeeën en van de legendarische koningin Arwa.
Vrijmoedige vranke jongens en zwarte raven in sharshafs : het straatbeeld in elke Jemenitische soek.
Kleurige in gips gevatte glasramen zijn over heel Jemen een van de frivole elementen in de merkwaardige architektuur.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier