Columns schrijven kan ernstige gevolgen hebben. Toch voor Jean-Paul Mulders, de openhartige hekkensluiter van dit blad. Het beste van Mulders werd verzameld in ‘De halveringstijd van liefde’. Gebundelde troost in verwarde tijden, een emotioneel bruggenhoofd over de vage gronden tussen de mannen- en de vrouwenwereld.

: : Jean-Paul Mulders, ‘De halveringstijd van liefde’, Roularta Books, 15,90 euro.

Hij is eerlijk. Onthutsend eerlijk, soms. Dat je denkt : “Zou je dit nu niet beter voor jezelf houden, maat ?” Maar tegelijk is dat natuurlijk juist de grote aantrekkingskracht van Mulders’ columns. Mannen herkennen situaties en emoties. Vrouwen hebben het gevoel dat ze over een muurtje kijken, in de terra incognita van mannelijke hersenkronkels. Dat levert elke week wel een paar lezersbrieven op. Vaak lovende en dankbare, een enkele keer een kwaaie of geërgerde. Dat heb je ervan als je van je hart geen moordkuil maakt.

Jean-Paul Mulders : “Soms heb ik het er zelf moeilijk mee. Want wie ben ik ? Waarom sta ík hier op die laatste bladzijde en niet een ander ? Het heeft ook iets verwaands, in de ik-vorm schrijven. Soms gebruik ik de je-vorm, daar heb ik het wat gemakkelijker mee. Volgens mij geeft dat vaak ook betere columns. In mijn stukjes voor Het Laatste Nieuws probeer ik wat afstandelijker te zijn en over meer objectieve dingen te schrijven. Waarna ik prompt een mail van mijn baas krijg : ‘De beste columns zijn die waarin je over jezelf schrijft.’ De mensen vragen erom. Terwijl je zelf soms denkt : ‘Zeg, aansteller.’ En ja, waarom doe ik dit ? Wat voor een onnozele activiteit is dit eigenlijk, stukjes schrijven. Soms zou ik liever een koele, nuchtere ingenieur zijn die zich bezighoudt met de luchtweerstandscoëfficiënt. Maar dan krijg ik een kaartje zoals dit hier, dat nu al een week op mijn bureau staat. Van een mevrouw die in een verzorgingstehuis verblijft en enorm ontroerd was omdat wat ik schreef haar deed denken aan iets dat ze zelf ooit meegemaakt had. Zo’n reactie, daar kan ik een maand mee verder. Dat de mensen daar iets aan hebben, is voor mij de beste verloning.

Wat veel mensen aanspreekt, is dat je je zwakheid durft te tonen.

Dat krijg ik inderdaad heel vaak te horen. Tot mijn verbazing, moet ik zeggen. ‘Hoe zitten helden dan in elkaar ?’ vraag ik me af. Wat voor zielige mensen zijn dat die alles moeten verzwijgen ? Soms lees je erover in de krant : succesvolle zakenman, getrouwd, een paar kinderen, mooie baan in de machowereld, hoog loon. En ineens gaat het bedrijf failliet, die man zijn wereld stort in elkaar en wat doet hij ? Het pistool van zijn grootvader pakken en zich door het hoofd schieten. Met andere woorden : stoer doen, niet tonen dat het slecht gaat en als de druk te groot wordt ineens extreme maatregelen nemen. Zou de wereld er niet beter uitzien als we voor onze onzekerheid en angsten konden uitkomen ? Niet dat ik een janker ben, ik denk niet dat er veel mensen zijn die mij al hebben zien wenen. Zo ben ik ook opgevoed : niet tonen dat je met iets zit. Maar ach, het gaat natuurlijk veel verder dan dat. Ik ben ervan overtuigd dat deze maatschappij op de dool is, dat we de voeling met onszelf aan het verliezen zijn. Als je weet dat vier op de tien mensen slaapstoornissen hebben omdat ze stijf staan van de stress. Het lijkt wel of we met z’n allen een zwaar gewicht torsen ; we durven niet door de knieën te gaan, maar eigenlijk zien we af. Malcontent zijn we, onzeker, het slachtoffer van de afgod van de economie.

Een openlijk gevoelige man, het is nog altijd een curiosum.

Weet je, voor mij is dat de gewone manier van zijn. Ik verbaas mij er altijd over dat andere mannen niét over hun gevoelens willen of kunnen praten. Geen idee waarom ik zo ben : van nature, door mijn opvoeding ? Soms haat ik het. Maar je kunt niets forceren, anders word je een soort nepfiguur. Weet je, als ik niet zo uitgesproken op vrouwen viel, zou ik een homo kunnen zijn. Want ik ben uitgesproken netjes op mezelf, mijn huis is in orde, ik hou van mooie dingen en niet van voetbal. Maar met alle respect voor homo’s : ik wil er geen zijn en ik zou ook niet graag hebben dat mensen denken dat ik er één ben. Wat dan weer behoorlijk ouderwets en macho is. Eerlijk gezegd ben ik blij als ik bij mijzelf zo’n typisch onnozel mannelijk trekje bespeur : ik heb een zwak voor auto’s en kan wreed goed parkeren. En flipperen. Misschien ben ik wel een crypto-macho, zoals een vrouw ooit beweerde. Of heeft het te maken met een gebrek aan een rolmodel in typische ventendingen ? Ik ben bij mijn grootouders opgevoed en mijn grootvader was toen al een oud en broos man. Mijn vader zag ik maar in de vakanties. Hij liep al naar de zeventig en stierf toen ik zeventien was. Soms zou ik het willen imiteren, dat machogedrag. Als ik nu eens wat minder vaak zou douchen, misschien is dat een goed begin.

Je openhartigheid in columns heeft je al vriendschappen gekost. Dat is een hoge prijs die je betaalt.

De vraag is natuurlijk of dat wel echte vriendschappen waren. Ooit schreef ik een stukje over een meisje dat van die typische moderne vrouwenpraat verkondigde : een kind willen, maar geen man. Terminatrix noemde ik het, een beetje in de Lara Croft-sfeer. Wel, nooit meer iets van gehoord, ook al had ik haar volstrekt onherkenbaar gemaakt en vond ik het stukje respectvol geschreven. Dan zit ik met gemengde gevoelens. Laat ons zeggen : negentig procent berusting, tien procent schuldgevoel. Naar mijn mening spring ik toch wel zorgvuldig om met mensen en bronnen. Er zijn ook dingen die ik voor mezelf hou. Mensen zijn geneigd te denken dat je alles vertelt, maar dat is niet zo. Dingen die interessante onderwerpen zouden kunnen opleveren, laat ik soms bewust liggen omdat ik denk : hier heeft niemand zaken mee. En als ik schrijf over een lief dat mij in de steek gelaten heeft, dan is dat zeker niet recent gebeurd. Dat werkt ook niet, daar meteen over schrijven, je moet een zekere afstand creëren.

Zijn de relatieproblemen die je beschrijft nu echt zo typisch voor dertigers ? Veel veertigers en vijftigers maken er toch ook een potje van.

Volgens mij zitten we nu toch met een heel speciale situatie ; we zijn aan het einde van iets en weten nog niet wat ervoor in de plaats gaat komen. Het huwelijk en de partnerrelatie op lange termijn zijn op sterven na dood. Goed, er zijn uitzonderingen, paren die hun hele leven samenblijven, zoals mijn ouders destijds. Maar als ik om me heen kijk, krijg ik de indruk dat heel veel mensen rotzooien. Eens in de dertig kom je terecht op de tweedehandsmarkt van de semi-beschikbaren : op de een of andere manier gebonden, maar wel in voor een avontuurtje. Van twee walletjes willen eten, dat is voor mij zo typisch aan deze generatie. Getrouwd blijven uit economische overwegingen of uit angst voor de eenzaamheid, maar toch de opwinding van avontuurtjes zoeken. In het geheim, anders komt er moord en doodslag van. Die enorme schijnheiligheid, dat is het laatste wat stand houdt. Kan het allemaal niet wat soepeler, vraag ik me dan af. Communevorming, dat klinkt zo jaren zestig. Maar laat ons in godsnaam korte metten maken met die hypocrisie. Helaas, blijkbaar moet het in het geniep, kan de menselijke natuur het niet anders aanvaarden.

Ik vermoed dat je door je columns bij veel vrouwen een beschermende reflex opwekt : “Kom hier, ik zal jou wel gelukkig maken.”

Het gaat zelfs verder dan dat : gisteren kreeg ik een e-mail van een vriendelijke meneer die mij aan een leuke jonge vrouw wilde koppelen die geweldig goed bij mij zou passen. Wellicht spreekt er uit mijn columns een soort existentiële eenzaamheid, ook al omdat ik vaak over mislukte relaties schrijf. Maar als ik al op zoek ben, dan is het naar iets irreëels, een soort droommeisje. Ik vrees ook dat ik soms flirt met het gemis. Van één kapotte relatie heb ik lang afgezien. Maar nu ben ik daar voor 95 procent overheen en betrap ik mijzelf erop dat ik dat gevoel van gemis ga cultiveren, mij er als het ware in wentel. Heel bizar, een beetje masochistisch bijna. En ook weer niet, want echt zeer doet het niet meer. Omdat zelfs de vrouw die ik ooit zo gemist heb, dat gemis niet meer kan invullen. Het is een eigen leven gaan leiden. Zoals het verlies van mijn vader, dat met de jaren iets waardevols is geworden. Vergelijk het met de littekens van de frontsoldaat : “Kijk, dit is van Verdun en dit van aan de Somme…” Als je niet uitkijkt, wordt het iets waar je bij wijze van spreken mee gaat uitpakken op café.

Tekst Linda Asselbergs l Foto Charlie De Keersmaecker

“Mensen zijn geneigd te denken dat je alles vertelt, maar dat is niet zo. Er zijn ook dingen die ik voor mezelf hou.”

“Soms zou ik het willen imiteren, dat machogedrag. Als ik nu eens wat minder vaak zou douchen, misschien is dat een goed begin.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content