Jean Nouvel praat haast met tegenzin over zijn designobjecten. Ze zijn slechts een detail naast zijn architecturale projecten. Wat niet belet dat hij met zijn design de eregast is op de vijftiende editie van Interieur. ?Ik blijf voortdurend van de ene ruimte naar de andere zwerven.?

Max Borka

Soms herhaalt hij tijdens het praten een gebaar twee, drie keer, als schakelde hij over op replay. Het duurt een tijdje voor ik besef : hij doet het om de fotograaf de mogelijkheid te geven wat beter te kadreren. Hij doet het quasi achteloos, als een acteur die al zijn hele leven aan niets anders gewend is. En aan het eind van het gesprek weet hij precies te melden hoeveel keer Andrew Thomas van filmrol gewisseld heeft.

Hij heeft haast uitsluitend openbare gebouwen en bedrijfscentra getekend. Als er al gewoond wordt, gaat het om hotels of sociale woningbouw. En zijn gebouwen vergelijkt hij steevast met films. Zijn roeping als architect met die van een regisseur. Ook op Interieur, waar hij dit jaar als eregast uitgenodigd is, en waar onder meer een tentoonstelling wordt gewijd aan zijn design-objecten, worden de muren gebruikt als projectieschermen. Want muren zijn er in de visioenen van Jean Nouvel nooit alleen om een ruimte af te sluiten. Al dan niet transparant moeten ze zoveel mogelijk uitzicht bieden op een verder, waar de rest van het verhaal wordt verteld. Als student al schreef hij een scenario toen hem gevraagd werd om plannen te tekenen. Een kamer heet bij hem een sequentie. De schikking van de ruimtes omschrijft hij als was het een thriller : met termen als spanning, verrassing, schaduw, kikkerperspectieven en silhouetten.

Hij was 23 in ’68, en uit alles straalt nog de situationist. Het is de context waarin een gebouw neergezet wordt, die het project in een bepaalde richting moet leiden. En niet een stijl of een smaak. Een lagere school werd als een grote blokkendoos opgetrokken. De huizen van een plattelandshotel kwamen in een roestende ijzeren huls te zitten, waardoor ze op oude boerenschuren lijken, en andere gebouwen, zoals het hoofdkwartier van het reclamebureau CLM/BBDO, kwamen als boten in of bij het water te liggen. Hij is wereldberoemd sinds hij in 1987 de opdracht voor een van Mitterrands Grote Projecten beĆ«indigde, het Institut du Monde Arabe in Parijs. Geniaal in dat gebouw is vooral de gevel. Hij werd opgebouwd uit elementen die zich als de diafragma’s van een lens openen en sluiten naarmate het zonlicht wisselt, en tegelijk herinneringen oproepen aan de moucharabiehs, de traliewerken die in de Arabische cultuur huizen tegen de zon moeten afschermen.

Een gebouw, zegt Nouvel, moet de essentie van zijn tijd trachten te vatten. Je moet er om met zijn vriend Wim Wenders te spreken ?de stand der dingen? in kunnen herkennen. Strip, de rock, house, de allernieuwste wetenschappen, het moet er allemaal een weergalm in krijgen. En nooit was de tijd zo in beweging en beroering als in dit fin de siĆØcle. Met welk ander medium valt dit beter te vatten dan met film, video en televisie ?

Zijn kantoren werden hartje Parijs in een straalwit pakhuis ondergebracht. De meester zelf staat ons te woord in zijn gebruikelijke pak, designer’s black. Zijn leven is sinds dat Institut du Monde Arabe steeds meer op een roadmovie van Wim Wenders gaan lijken. Hij bouwde voor Cartier, en ook zijn verbouwing van de Opera van Lyon werd in Frankrijk tot het beste architecturale project van het jaar bekroond. In Berlijn werd zonet zijn vestiging voor de Galeries Lafayette afgewerkt. En voorts heeft hij nog projecten in Zwitserland, Oostenrijk, TsjechiĆ«, MaleisiĆ«, Japan, Korea. Ja, zelfs in BelgiĆ« had hij zich aangediend, voor een opknapbeurt van het Berlaymont-gebouw. Maar zoals dat wel meer gebeurt met grote architecten in dit land, eindigde het met het spreekwoordelijke deksel. Op de neus. En ondertussen moet in Parijs ook nog zijn Tour sans Fin worden gerealiseerd, een naalddunne toren van 400 meter hoog. Onderin lijkt hij door een zwarte krater in de grond te verdwijnen. En de materialen zijn ook zo gekozen dat ze alsmaar lichter en doorzichtiger worden naarmate de toren het zwerk inklimt. Wie van beneden kijkt, moet de indruk krijgen dat hij eindeloos hoog de hemel ingaat. Naar het niets.

Uw project voor Berlaymont, daar komt ook niks meer van ?

Jean Nouvel : Ik had er nochtans goede hoop in. Bij de verantwoordelijke administraties leken sommigen het plan te appreciƫren. Ik denk trouwens dat die appreciatie nog niet helemaal bekoeld is. Ik wil nu niet zo ver gaan om te stellen dat de grote lijnen van mijn voorstel hernomen werden in het plan dat nu op tafel ligt. Maar toch : iemand heeft mijn plannen goed gelezen.

Nu bent u ook al aangezocht voor een paar andere grote projecten in Belgiƫ.

Waarover ik helaas nog niets mag zeggen. Maar het lijkt me ernstig.

En u bent ook de eregast op Interieur. Met meubelobjecten.

Er komt een tentoonstelling waar we het verband trachten te duiden tussen dat design en mijn architecturale projecten. Want mijn eerste meubelobjecten zijn dus altijd rechtstreeks in functie van een welbepaald architecturaal project gemaakt. Pas daarna hebben fabrikanten ze ook in serie uitgebracht, en zijn ze een eigen leven gaan leiden. De meerderheid van mijn objecten heeft die weg gevolgd, en hoewel ik er nu ook maak zonder dat ik daarbij onmiddellijk een gebouw voor ogen heb, en we daartoe in dit bedrijf zelfs een eigen departement opgericht hebben, was dat initieel nooit de bedoeling. Mijn bezigheden als designer zijn gewoon een uitloper van mijn activiteiten als architect.

Dat zie je ook aan de kwaliteit van die objecten.

Ik geloof van wel. Ik denk dat er een heel groot verschil bestaat tussen het design van architecten en het design dat door designers tout court wordt ontworpen. Om het even karikaturaal voor te stellen : het design van designers is veel meer aan het formele gebonden, aan een stijl ook, en aan mode. Dat van architecten is veel rigider, zwaarder ook, en veel minder amusant. Maar het gaat ook veel langer mee. Mensen als Breuer, Le Corbusier en Gaudi waren in de eerste plaats architecten. En ook mijn werk is dus in dat kamp terug te vinden. Wij maken geen gadgets. Als je naar de tekeningen kijkt van een Aalto of een ProuvƩ, dat is geen lolleke. Die meubelen hebben een zekere afstandelijkheid in zich. Ze zijn wat terughoudend, ingetogen. Je kan er zelfs op heel gespannen voet mee leven. En je zit dan wel ver van die uitbundigheid van een Mendini, een Sottsass en die hele generatie van Memphis. Met design van architecten bedoel ik trouwens ook allerminst de koffiepotten van een Rossi. Dat is architectuur in het klein. Elementen van zijn gebouwen werden gewoon in objecten omgezet. Het is ook een welbepaalde stijl die je altijd herkennen kan. Dat mag, maar mijn gevoeligheden en ambities liggen elders. In ons geval gaat het eerder om een afwezigheid van stijl, een degrƩ zƩro du design, een antidesign. Wij werken op de grens van het niets, minimaal. Ik zou haast zeggen : wat je daar op Interieur ziet, wil doodnormaal zijn.

?Quasi-Normal?, het kantoormeubel dat u voor de Belgische fabrikant ?Bulo? heeft ontworpen, wat was daar uw vertrekpunt ?

Dat was ook al een hoogst ongewone opdracht, omdat ik daar totale carte blanche kreeg. Geen normen, geen eisenpakket. Men zei me : maak een bureau alsof het voor uzelf was. Nu, voor mezelf zou ik nooit een kantoormeubel ontwerpen, omdat ik er een principe van maak van de ene vergaderzaal naar de andere te zwerven. En zoals je ziet : ik zit hier aan een gewone glazen tafel. Dat is nu eenmaal mijn manier van leven, en dat kleurt ook af op mijn werk. Ik heb dan het meest simpele systeem gekozen dat je maar bedenken kan : een gebakeliseerde plaat uit multiplex en twee ladenblokken uit grijs gelakt staal. Maar die elementen zijn dan zo met elkaar verbonden dat ze voortdurend ten opzichte van elkaar kunnen draaien. Het is een beetje een asystematisch systeem geworden.

Dit jaar lanceert datzelfde bedrijf op Interieur de ?M2?, een bureautje met een tafelblad van amper een vierkante meter groot. Het uitgangspunt van het ontwerpersteam van Bulo is dat in een tijd waarin alles op het computerscherm gebeurt, men geen grote tafels meer nodig heeft. Die M2 had u kunnen bedenken : een meubel dat geleidelijk aan oplost, in het niets verdwijnt.

Ja, daar is het dus altijd om te doen geweest. Ik vind het essentieel dat men zich altijd voor ogen blijft houden dat de hele geschiedenis van de architectuur een gevecht is tegen de materie, een onophoudelijk zoeken om uit een minimum een maximum te creĆ«ren. Dat architecturaal darwinisme heeft ons van steen naar metaal, en vandaar weer naar glas doen evolueren. De structuren zijn er alleen maar lichter op geworden, en nu kan men ook probleemloos met licht een architectuur creĆ«ren. We reiken steeds meer naar het efemere, en alles kan nu ook worden geprogrammeerd. Dat heeft ook zijn nadelen, omdat alles er ook fragieler op wordt. Maar ik zie een architect dus als een passeur die het immateriĆ«le, en dus ook de verbeelding binnensmokkelt in de materie. Al van in 1979 ben ik met dat spel bezig tussen het reĆ«le en virtuele. De informatica heeft wat dat betreft een heel nieuwe poĆ«tica gecreĆ«erd. Je bent voortdurend met de politiek van het illusoire bezig, de ambiguĆÆteit van aan- en afwezig.

Op andere momenten hebt u gezegd : ?Een architect is als een filmregisseur die op een eenvoudig scherm een hele wereld creƫert.?

Nog nooit is de wereld zo beweeglijk geweest, en ik vind het zinloos om te blijven zweren bij de statische, gesloten architectuur die in het verleden werd geproduceerd. Ik zie het immers als een roeping van de architectuur om zoveel mogelijk de cultuur van vandaag te incorporeren. En er is geen medium dat het gezicht van de 20ste eeuw zo heeft bepaald als de film, en in het zog daarvan de video, de televisie, en nu het computerbeeld. Ik denk bij het ontwerpen altijd in cinematografische termen. Ik componeer in sequenties. Elke ruimte is een sequentie die bedacht wordt in termen van de ruimte waar men vandaan komt en die waar men naartoe trekt. Ik bedenk hun opeenvolging zoals een filmregisseur die bedenkt : met het oog op contrasten, cadrages en spanning.

Eigenlijk bent u als architect dus minder met ruimte bezig dan met tijd, beweging.

En met de notie van diepte. Dat is me de laatste tijd steeds meer gaan fascineren. Door de transparante materialen wordt er ook een uitkijk naar verder gecreƫerd. Je krijgt ook een spel van overlappende beelden, waarin de opeenvolgende ruimtes een verhaal vertellen. Je maakt dus ook een architectuur die al lang niet meer door een klassiek plan valt weer te geven. Als je bijvoorbeeld naar het plan van het Institut du Monde Arabe kijkt, of van de Fondation Cartier : daar valt niets aan af te lezen. EƩn lijn, twee lijnen, drie lijnen. Ze fungeren slechts als een kooi voor een nevel die nog amper te beschrijven valt en voortdurend muteert, bij dag en nacht, of bij goed en slecht weer.

Ondertussen is uw eigen leven zich steeds meer in een roadmovie aan het transformeren. Hoeveel projecten heeft u momenteel lopen, wereldwijd ?

Ik zou het niet meteen kunnen zeggen. Drie of vier in Seoul, twee in Praag, een in Frankfurt, twee in Wenen. Op elk van die projecten heb ik een team gezet, en ik reis voortdurend heen en weer, als een filmregisseur die verschillende films lopen heeft. Ik heb ook geen keuze. Want een groot project neemt al zeven of acht jaar in beslag voor het gerealiseerd wordt. En je moet dus wel verscheidene projecten hebben lopen om een bedrijf in leven te houden. Ik probeer bij dat alles toch nog enig evenwicht te bewaren. ’s Ochtends reserveer ik voor dromen en denken. Ik zeg wel : ik probeer.

Wat is uw favoriete stad ?

Ik zou het niet zo meteen weten. Ik ben un amoureux de la grande ville, misschien wel omdat ik van het platteland kom. Ik hou van New York, met dat ongelooflijk continuĆ¼m aan contrasten. Paradoxaal hou ik echter ook van die historische rijkdom van Noord-ItaliĆ«, al vrees ik dat ook dat niet erg origineel klinkt. En dan is er natuurlijk nog Barcelona.

Ik stel die vraag omdat ik me ook afvraag hoe een stad in de toekomst evolueren moet. Steeds meer mensen reizen als nomaden de wereld rond. Afstanden zijn weggevallen. Of ze worden steeds meer opgeslokt door een Espace Mentale, die virtuele wereld, waar op een paar computers al helemaal geen materie meer aan te pas komt. Of om uw woorden te citeren : de stad is steeds meer tot een ondoorzichtige nevel aan het vervluchtigen.

Pffff ! Een groot debat ! Paul Virilio heeft dat indertijd al gesteld. We leven in een wereld waarin de oude noties van tijd totaal van de kaart zijn geveegd. Alles bevindt zich op twee uur reizen. Men kan nu zelfs in Ć©Ć©n kamer blijven en toch de hele wereld doorreizen. En die nieuwe middelen maken nu ook dat men op het platteland stedelijker kan leven dan in een stad. Het hele concept van de stad heeft zichzelf opgeblazen. En de steden zelf zijn verweesd achtergebleven. En waar dat dat heen moet ?

U bent daar vrij fatalistisch in.

Toch minder dan anderen, zoals Rem Koolhaas. Het probleem is dat alle recepten uit het verleden van nul en generlei waarde meer zijn. De architectuur ziet zich voor een aantal problemen gesteld waar ze geen oplossing voor heeft. Dat is op zich nog geen catastrofe. Het hoort nu eenmaal bij het volwassen worden. Het is trouwens ook een algemeen maatschappelijk fenomeen dat je ook in alle andere domeinen terugvinden kan : de filosofie, de wetenschap. Het zou pas catastrofaal zijn dat men nu toch nog tegen beter weten in naar oud gebruik een allesomvattend plan zou uitdokteren dat zou aangeven hoe een stad zich in de toekomst moet ontwikkelen. Want wie kan met zekerheid voorspellen hoe onze maatschappij zich zelfs tijdens de komende tien jaar zal ontwikkelen ? Vandaar dat het ook zinloos is voor de eeuwigheid te bouwen. Architectuur vandaag is haast per definitie onvoltooid en efemeer. Ik zeg ook niet dat er geen planning moet zijn, maar men zal daarbij een strategie van het pointillisme moeten hanteren. Met kleine projecten die altijd heel specifiek in functie van een heel specifieke situatie worden uitgewerkt.

U bent nog altijd die situationist van vroeger gebleven.

Dat kan je wel zeggen.

Bent u ooit in Kortrijk geweest ?

Nee.

Momenteel is men daar hard aan het werken aan een Structuurplan. Men is daarbij tot de conclusie gekomen dat het ware centrum van de stad zich in gebieden bevindt die tot nog toe als periferie beschouwd werden. De aandacht gaat daarbij vooral naar Hoog Kortrijk, waar de Hallen liggen waar nu ook Interieur georganiseerd wordt. Kortrijk staat lang niet alleen met die conclusie. En dan vraag ik me af : wanneer gaan architecten zich ook eens bekommeren om de gebouwen die zich op dat soort van industrieterreinen bevinden ? Wanneer zullen ze bijvoorbeeld eens voor een supermarkt een kwaliteitsvolle architectuur willen ontwikkelen ? U bent nogal veel met de periferie bezig geweest.

Ik had het daarnet over een aantal nieuwe projecten voor BelgiĆ«. Een daarvan heeft nu toevallig met zo’n winkelcentrum te maken. In de Verenigde Staten weet men al langer dat de centra zich voortdurend heen en weer blijven bewegen. Dat heeft natuurlijk met de groeiende mobiliteit te maken. Een stad is wat dat betreft de voorbije veertig jaar geĆ«volueerd tot een ongrijpbare nevel. Het probleem bij dat alles is dat een duurzame ontwikkeling al lang niet meer alleen van urbanisten afhankelijk is. Om maar een voorbeeld te geven : waarom komt die elektrische auto er niet ? Hij staat nochtans klaar. Maar wie zal de beslissing nemen om hem tot een verplichting te maken, met alle economische problemen vandien. Onze politici ? Een stad kan vandaag de dag niet meer evenwichtig worden uitgebouwd als men dat soort problemen buiten beschouwing laat. De steden van nu zijn het resultaat van de wil van niemand, en dat duurt nu al meer dan dertig jaar. Maar of het nog eens zo lang duren kan, is ten zeerste de vraag.

Hoe is het intussen met uw Tour sans Fin gesteld ?

Dat wordt, vrees ik, alweer een eindeloos verhaal. Maar de gesprekken zijn ondertussen weer aan de gang. Vroeger was er een kans van een op duizend, nu van een op tien. Niet dat het uiteindelijk zo een verschil maakt. Want hij is nog altijd niet gerealiseerd.

Ik vond het gek om te lezen dat hij als een gigantische klokkentoren naast de Grande Arche is bedoeld. Dat is vreemd voor een fatalist.

En toch is het zo. (Met een satanisch lachje šŸ™‚ Daarom wil men hem ook bouwen : als een baken voor de 21ste eeuw.

Jean Nouvel is wereldberoemd door de opdracht voor een van Mitterrands Grote Projecten : het Institut du Monde Arabe in Parijs (1987). De gevel bestaat uit elementen die zich als de diafragma’s van een lens openen en sluiten naarmate het zonlicht wisselt.

De Fondation Cartier fungeert als een kooi met rechte lijnen.

In Berlijn werd recent Nouvels vestiging voor de Galeries Lafayette afgewerkt, een van zijn vele buitenlandse projecten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content