WEELDE

Waarom Keith Jarrett’s “Live at the Blue Note” twee weken geleden niet naast die andere cd-boxen mocht pronken ? Stomweg omdat hij te laat kwam. Want dat hij in de galerij der cd-dozen niet zou misstaan, daar bestaat geen twijfel over.

Voor ze een box waardig worden geacht, moeten de meeste muzikanten zelf al in een kist liggen. Niet zo Keith Jarrett. Megalomane dozen vol lp’s van hem waren in het vinyltijdperk ook al geen zeldzaamheid. Nu pakt Ecm uit met zes cd’s, samen alles wat de pianist en zijn trio op drie juni-avonden in 1994 opnamen in de Blue Note, New York. Een zeldzame klubverschijning van de pianodiva waarbij alle sigaretten dienden gedoofd, bar en keuken gesloten, en mondjes stijf dicht gehouden. Behalve die van de meester zelf als vanouds loeit, kreunt en gilt hij goedkeurend bij zijn eigen spel. Daar heeft de moedwillige virtuoos alle reden toe, want het trio is van de eerste noot af goed op dreef. Jarrett, bassist Gary Peacock en drummer Jack DeJohnette spelen onderhand al zo’n vijftien jaar samen en dat hoor je. Hier zijn mannen aan het werk die elkaar voortdurend plagen, voorzetten geven, onderbreken, tegenspreken, aanvullen. (Let vooral op Peacock, die met indrukwekkende nonchalance de wonderlijkste dingen doet.) De beste groepen gaan dan een eigen leven leiden en worden meer dan zomaar wat knappe muzikanten bijeen. Je denkt dan, om het bij pianotrio’s te houden, aan Bill Evans, Ahmad Jamal, Oscar Peterson in hun beste periodes. Jarrett en de zijnen zitten ook in die kategorie van telepatische verstandhouding, maar pakken het stilistisch natuurlijk wat breder aan de tijd stond niet stil. Bij het repertoire zitten bekende en minder bekende Broadway-standards, jazzklassiekers van Rollins, Monk, Ellington en Parker, naar de suitevorm neigende stukken van Jarrett zelf. Van dat laatste gelukkig niet te veel Jarretts vaak zo irritante zucht naar vermeende verhevenheid, fondant eigenlijk, wordt door het repertoire en zijn medemaats resoluut onderdrukt.

“Live at the Blue Note” doet een beetje denken aan de Plugged Nickel-opnamen vanMiles Davis : een verslag van een paar avonden in een klub, onopgesmukt, niks in de handen, niks in de mouwen. Nadelen ? Een paar hernemingen van hetzelfde stuk, slordigheidjes, al eens een minder moment. Maar als het echt goed gaat en dat doet het hier vaak de vonk van het genie, het gevoel dat het podium in de BlueNote een half metertje boven de begane grond begint te zweven.

De koper kan natuurlijk ook naar een van de vele losse albums van het trio grijpen, te beginnen met “Standards”. Maar deze stijlvol uitgevoerde box met zes cd’s lijkt toch wel het definitieve statement van Jarrett, Peacock en DeJohnette. Of misschien wel hun testament wat kan aan deze weelde nog worden toegevoegd ?

* * * Keith Jarrett, “Live at the Blue Note The Complete Recordings” (Ecm/Play It Again Sam).

GEZEGEND

Hoe Lester Young in de jaren dertig de revolutie van de tenorsax ontketende, dat werd intussen wel al duizend keer verteld. Zijn soepele frazering en zachte, wat mistige toon naast het krachtig geboetseerde werk en de viriele sound van de pionier Coleman Hawkins u kent het verhaal. Voor de gemakkelijkheid wordt er dan bijverteld dat Prez in de jaren veertig niet meer de oude was en eigenlijk helemaal niet meer kon spelen. (Prez, van President, was Youngs bijnaam, bedacht door zangeres Billie Holiday.)

Daarom wordt er meestal scheef aangekeken tegen de opnamen die Young in die jaren maakte voor het Alladin-label. Wat voor schrikbarende onzin dat wel is, blijkt nog maar eens nu al die opnamen samen op twee cd’s staan, die wat mij betreft de titel van Heruitgave van het Jaar verdienen. Juist, er valt op een handvol stukken iets waar te nemen van vermoeidheid, zelf van ontreddering of desinteresse. Zeker, de sidemen horen niet altijd in eerste divisie thuis. Ja, het repertoire is niet echt memorabel. Maar zo zat Young nu eenmaal in elkaar : hij wilde kompetente muzikanten, die hem zijn gang lieten gaan en had aan een eenvoudig riffje genoeg om een fantastische solo te lanceren. Tegenover die paar bleke stukken staan dan ook meesterwerken als “These Foolish Things”, “East of the Sun”, “The Sheik of Araby”. En bluesnummers die alle leed en pijn van de wereld vertellen zonder ook maar een moment in sentimentaliteit of goedkoop gejank te vervallen. Wie dat kan, is gezegend.

Bij de sidemen zitten NatCole, Joe Albany, Roy Haynes, Vic Dickenson en vele anderen, door de tijd uit het geheugen gewiste mindere goden. Uit de archieven komen extra stukken met zangeres Helen Humes erbij. Luister niet naar de kenners : deze uitgave moet u gewoon kopen.

* * * * Lester Young, “The Complete Alladin Recordings” (Blue Note, dubbel cd/Emi).

ROB LEURENTOP

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content