Flap de hoes open van de nieuwe Brad Mehldau en je wordt meteen om de oren geslagen met een portie Rilke uit de ?Sonnets to Orpheus? : A god can do it. But will you tell me how / a man can penetrate through the lyre’s strings. Ja, dag Jan. Als de nieuwe wonderpianist straks naar ons land komt, wil ik wel eens weten wat hij zelf denkt over de grote mond van de producers en hoezenmakers bij zijn platenfirma Warner. Die titel ook al : ?The Art of the Trio, Volume One?. Alsof meneer Bach en zijn fugatische kunst het nu wel kunnen schudden. Wie mag die Brad Mehldau dan wel wezen ?

Mehldau is 26, stond even in de belangstelling bij saxofonist Joshua Redman en kwam in 1994 al met een eerste trioplaat, ?Introducing?, waarna hij uit de circulatie verdween om wat aan zijn toxicomanische problemen te knutselen. Dat hij fantastisch piano kan spelen, hoort een kind. Maar is hij echt de ?nieuwe Bill Evans? en de ?Chet Baker van de piano? of wat heeft de pers hem nog allemaal genoemd ? Net als Baker oogt hij op de schaduwrijke foto’s nogal ténébreus, dus de vergelijking met de trompettist klopt minstens gedeeltelijk. Maar de ?nieuwe Bill Evans? ? Hij lijkt mij eerder de oude Bill Evans. Dat is namelijk wat Mehldau doet, hij breit stilletjes verder aan het triogeluid dat die invloedrijke pianist al tegen 1960 had bedacht een wat impressionistische verweving van drie stemmen die piano, bas en drums zijn. Toen vernieuwend en intiem verbonden met de persoonlijkheid van Evans, vandaag een formule als een andere. Ik kan me moeiteloos voorstellen dat een of andere pief bij Warner daarover een marktonderzoekje heeft gedaan en vervolgens keurig zijn bestelling heeft geplaatst : ?Heren, er zijn nu genoeg nieuwe Coltranes op de markt, zwarte saxofonisten die snel veel noten kunnen toeteren. Er is echter een reuzengroot gat voor een nieuwe Bill Evans, een blanke, romantische pianist die traag en weinig noten speelt. Aan het werk !?

Al die heisa maakt het niet makkelijk om onbevooroordeeld naar Mehldau en de zijnen bassist Larry Grenadier en drummer Jorge Rossy te luisteren. Probeer ik dat toch, dan hoor ik een mooi evenwichtig trio dat bekend terrein met veel intelligentie en meesterschap bespeelt, maar wel heel netjes binnen de lijnen blijft. Dat ze de plaat openen met een slepende ballad en vrijwel nooit boven een medium tempo uitkomen, duidt op een zekere durf of op een goed gevoel voor marketing dat weet je met die dingen nooit. Soms, in het geraffineerd uitgesponnen ?Ron’s Place? of in ?Nobody Else But Me?, momenten van werkelijke grandeur. Nee, niet genoeg om de pretenties waar te maken, wel ruim voldoende om Mehldau met belangstelling te blijven volgen en hem althans de hype rond zijn romantisch gekwelde persoon niet kwalijk te nemen.

Brad Mehldau ?The Art of the Trio? (Warner/Warner Music).

Een mooi evenwichtig trio, maar te veel hype.

Weinigen kunnen met zoveel plezier en spitsvondigheid een standard uit en in elkaar friemelen als Paul Bley. Bij hem klinkt een song als een improvisatie en een improvisatie als een song. Van de sluwe en flegmatieke meester komt de uitspraak : Componeren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content