“Stoelen zijn als mensen”, meent de Britse ontwerper James Irvine, eregast op Interieur Kortrijk 2004. Een bescheiden man met een no-nonsensekijk op de wereld. Een gesprek.

:: Weekend Knack geeft een set meubels van James Irvine cadeau tijdens een speciale actie op de Interieurbeurs in Kortrijk. Voor meer info : zie p. 84.

Anders dan haar voorgangers opteert Farida O’Seery, de nieuwe directeur van Interieur Kortrijk, voor twee eregasten : ontwerper James Irvine en Kirsti Paakkanen, eigenares van het Finse textielbedrijf Marimekko (zie interview op p. 76). Twee mensen die elk hun sporen hebben verdiend in de ruime designwereld, maar die verder niets met elkaar te maken hebben. James Irvine is een geboren Londenaar, maar woont en werkt al jaren in Milaan waar hij een eigen, bescheiden designstudio heeft. Irvine is een weinig opvallende designer. Niet alleen is hij klein van gestalte en gaat hij gekleed als Jan Modaal in spijkerbroek, hemd en jasje, hij plaatst ook op geen enkel moment zichzelf en zijn werk op een voetstuk. Hij heeft een hekel aan de vedettencultus waaraan ook designers niet schijnen te ontsnappen en noemt ontwerpen “gewoon een job.” Dat neemt niet weg dat hij in alle bescheidenheid een aardig palmares bijeengetekend heeft : stapelbare, houten dozen voor Danese en cilindervazen in Muranoglas voor Covo ; een collectie pennen en potloden voor Spalding & Bros ; een faxapparaat voor Canon Japan ; een badkamerspiegel met geĆÆntegreerd licht voor Duravit ; stoelen, sofa’s en tafels voor onder andere B&B Italia, Magis en Swedese ; verder een serie wielen voor OGTM Ć©n een bus in opdracht van de stad Hannover.

Zeer uiteenlopende dingen, voor zeer uiteenlopende bedrijven overal ter wereld. Opvallend : meubels vormen het leeuwendeel. Was het een jongensdroom om tafels en stoelen te tekenen ? Irvine moet erom lachen : “Nee, eigenlijk wilde ik insecten bestuderen. Daarna wilde ik gaan schilderen, en vervolgens dacht ik dat ik een goed grafisch ontwerper zou worden. Tot een lerares mij zei dat ik een grote kans miste, dat ik mij moest toeleggen op industrieel design. Zo is het gegaan. Niet dat ik industrieel design niet kende, maar ik zag mezelf meer als artiest.”

Er is dus een kunstenaar met u verloren gegaan. Hebt u daar ooit spijt van gehad ?

James Irvine : Nee, nooit. Being a desinger is wonderfull. Er zijn zoveel verschillende problemen, disciplines, sociale aspecten waarmee je geconfronteerd wordt. Als je bijvoorbeeld een wijnglas moet ontwerpen, krijg je te maken met de beperkingen van het object, maar je moet ook rekening houden met de geschiedenis ervan. En dan komt er nog een stukje productietechniek en marketing bij kijken. Een faxapparaat heeft totaal andere beperkingen en stelt totaal andere eisen qua techniek. Die afwisseling is boeiend. Als je al die hindernissen hebt overwonnen en je hebt een product gemaakt dat mensen willen kopen, geeft dat een geweldige voldoening.

Herinnert u zich nog wat het allereerste object was dat u maakte ?

Ik was acht jaar. Toen heb ik een doos gemaakt om mijn schoenen te poetsen. Een houten doos met een hendel waarop ik mijn schoen kon bevestigen. Daar was ik behoorlijk trots op.

Wat beschouwt u als uw grootste succes ?

De bus die we voor de stad Hannover hebben ontwikkeld en die gebouwd is door Mercedes. Zoiets heeft een enorme impact op het leven van de duizenden mensen die er dagelijks gebruik van maken. Het frame van de bus was standaard, maar verder heb ik alles ontworpen : de stoelen, de deuren… We hebben het in- en uitstappen aangenamer gemaakt en ervoor gezorgd dat de mensen zich niet beklemd voelen in hun zitjes. Er zijn meer deuren en minder stoelen dan in andere bussen, maar door de ruimte beweeg je je makkelijker. Uiteindelijk zijn er 131 van besteld, wat betekent – even rekenen – in totaal 2358 meter bus. Dat is wat ! We halen trouwens een exemplaar naar Kortrijk. Ik hoop dat het zal kunnen pendelen tussen de beurshallen en de stad.

Zijn er producten waarmee u meer voeling heeft dan andere ?

Stoelen hebben voor mij altijd iets bijzonders. Stoelen zijn als mensen. Ze moeten het menselijk lichaam ondersteunen en spelen een belangrijke rol in onze huizen en kantoren. En soms lijken het zelfs sculpturen. Om een een of andere reden wil elke designer wel een stoel ontwerpen. Ik ook.

Begin dit jaar toonde u in Keulen de Loop chair, een ontwerp voor Thonet.

Ja. Een beangstigende opdracht, vond ik dat. Thonet is zo beroemd. Het bedrijf heeft in de vorige eeuw geschiedenis geschreven met onder andere de stoelen van het Bauhaus, van Breuer en Panton en van zovele andere grote ontwerpers. Voor mij was het echt wel adembenemend om in die voetsporen te treden. Maar uiteraard is het ook een uitdaging. En het zijn fijne mensen om mee te werken. Gelukkig maar.

Waarom precies Milaan als thuisbasis voor een designstudio ? Hoeveel mensen werken er ?

We zijn met vier. Ik hou het bewust klein zodat ik alles zelf kan controleren. Ik ambieer ook geen grote studio. Als je te groot wordt, bestaat het risico dat je ‘de pedalen verliest’ en dat wil ik te allen prijze vermijden. Waarom Milaan ? Eigenlijk is het stomweg zo gelopen : ik kwam na mijn studie naar Milaan voor een stage bij Olivetti en ik ben er gebleven. Het is a wonderfull city. Er zijn mooiere steden om te wonen – Milaan blijft uiteindelijk een industriestad – maar de creatieve activiteit is enorm. De stad heeft ook precies de goede omvang : niet te groot, niet te klein. Mensen bezoeken Milaan graag. Het gebeurt regelmatig dat ik door kennissen en vrienden opgebeld word als zij enkele dagen in de stad zijn. In Londen zou dat niet waar zijn. Londen is te groot en vraagt te veel van bezoekers. Steden als Milaan, maar ook Antwerpen en Brussel, hebben een maat die inspirerend werkt.

De aanwezigheid van de industrie en vooral de meubelindustrie trekt wel meer designers aan. Velen werken vanuit Milaan.

Dat is een beetje een vertekend beeld. Er zijn enkele grote designstudio’s, en dat is het eigenlijk. Natuurlijk zitten hier veel grote Italiaanse fabrikanten en zij werken vaak met designers uit diverse landen. Design is niet langer provinciaal, het is internationaal.

Het thema van Interieur Kortrijk dit jaar luidt ‘design is voor iedereen’. Maar is dat wel realistisch ? Is design niet gedoemd om een beetje elitair te blijven ?

Ik vind het zeker realistisch. Design is toch voor iedereen. Elk product dat gekocht kan worden, kan in principe door iedereen gekocht worden. Design is niet snobistisch. Maar het is wel een moeilijk en beladen woord geworden. Tegenwoordig wordt de betekenis verengd tot datgene dat speciaal is, vernieuwend of choquerend. Maar in de grond is alles design. Elk voorwerp is door iemand vormgegeven. Al zijn veel dingen slecht vormgegeven, maar dat is een andere discussie.

Hoe belangrijk is het om vernieuwend te zijn ? Moet elk object innoverend zijn ?

Nee, volgens mij niet. Het is minstens even belangrijk om het verleden te herontdekken. Goede elementen uit de traditie oppikken en opnieuw gebruiken in een totaal andere context. Is dat vernieuwing ? Ik lig daar niet zo van wakker. Maar die zucht naar vernieuwing wakkert wel de overconsumptie aan, een van de grootste problemen in onze huidige maatschappij. Mensen blijven kopen en kopen omdat hen verteld wordt dat ze niets betekenen wanneer ze niet een of ander product in huis hebben. Vanuit ecologisch standpunt is het onverantwoord om dingen te maken met een beperkte levensduur zodat consumenten wel verplicht zijn ze weg te gooien en te vervangen door iets nieuws. Belangrijk vanuit dat oogpunt is de kwaliteit : producten creĆ«ren die mensen lange tijd bij zich willen houden. Maar eigenlijk is dat niet de verantwoordelijkheid van de ontwerper. Designers zijn geen missionarissen. Ze hebben geen boodschap te verkondigen. Je ontwerpt iets voor een opdrachtgever. Dat is je job. Anderzijds help je bedrijven wel nadenken over wie ze zijn en wat ze willen met dat product. De industrie wil maar Ć©Ć©n ding : geld verdienen en dus producten verkopen. Het risico is dat ze zich uitsluitend focust op snel verdienen en een aantal heel belangrijke aspecten uit het oog verliest : kwaliteit bijvoorbeeld, de sociale omstandigheden van de productie, het milieu… Daar moet je rekening mee houden, maar dat betekent dat je op lange termijn moet denken.

Sedert het echtpaar Eames, Panton en andere designers composietmaterialen zijn gaan gebruiken voor meubels, zijn deze niet meer weg te denken uit onze samenleving. Sterker nog : een hele nieuwe generatie composieten, zoals onder meer Corian, is in opmars. Hoe kijkt u daar tegenaan ?

Ik ben daar niet zo voor. Volgens mij zijn er op het gebied van materialen zes basisgroepen : glas, hout, metaal, textiel, steen en plastic. Binnen die laatste groep heb je duizenden, misschien zelfs miljoenen varianten, de ene al nieuwer dan de andere. Maar het is toch niet omdat ze nieuw zijn dat we ze moeten gebruiken ? Bovendien moeten we beseffen dat er over veertig jaar geen petroleum meer zal zijn. Met als gevolg dat een heleboel mooie materialen ook zullen verdwijnen, want een groot deel van de plastics zijn afgeleiden van petroleum. Ik ben 45 en hoogstwaarschijnlijk zal ik dat nog meemaken. Ik vind het een behoorlijk deprimerende gedachte. Toch zonde om dat allemaal op te branden in auto’s. Om er zelfs oorlog voor te voeren. Denk je dat Bush Irak zou zijn binnengevallen als er geen petroleum in de grond zat ? Ik vrees van niet. Zelf heb ik geen auto. Alleen als het echt nodig is, huur ik er eentje. Dat is natuurlijk mogelijk omdat ik in de stad woon en werk. Maar wat is de zin van een mooie, dure auto als je alleen maar in de file staat ? Waarom blijven we dat doen ? Waarom zouden we niet investeren in snellere en efficiĆ«ntere treinen ? Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan : mensen hebben een job nodig en de autoindustrie verschaft duizenden mensen werk. Mobiliteit is veel complexer dan je op het eerste gezicht zou denken. Het is allemaal niet zo eenvoudig om te buigen.

Welk designstuk heeft u recentelijk geĆÆnspireerd ?

Goh, dat is moeilijk. Eigenlijk kan ik niet Ć©Ć©n stuk noemen. Er zijn zoveel objecten en voorwerpen die ik om een of andere reden koester. Dingen die me inspireren ? Het ontdekken van andere culturen. Ik hou erg van India en ik ben onlangs in Mexico geweest. En dan is het niet een enkel ding dat me aanspreekt, maar die hele complexe mix van hoe mensen zijn en leven, hoe ze lopen en zich kleden, hoe ze huizen bouwen, hoe de steden georganiseerd zijn… Dat maakt dat je met andere ogen naar je eigen wereld gaat kijken.

Als gast op Interieur krijgt u de kans om een eigenzinnige tentoonstelling of installatie te bouwen. Wat mogen we van u verwachten ?

Ik ga een tentoonstelling bouwen, Design Atonomy en die is vrij architecturaal opgevat. Ik toon vijftien producten in de gedaante zoals wij ze kennen, maar ook ontdaan van hun kleedje. Ik zet ze in hun blootje zeg maar, zodat je ook de ingewanden ziet. Zodat je ziet hoe ze gemaakt zijn en hoe het komt dat ze werken zoals ze werken. Want wij weten dat allang niet meer. Wist je bijvoorbeeld dat in een wasmachine een blok beton zit ? Als stabilisator. Was dat niet zo, dan zou de machine door de kamer dansen. Een motorfiets, een computer van Apple, een wasmachine… als je de binnenkant ziet, besef je pas wat een energie het gekost heeft om het te maken. Dan moet je wel zeggen : dit is een wonder.

Tekst Hilde Verbiest

Designers hebben geen boodschap te verkondigen. Je ontwerpt iets voor een opdrachtgever. Dat is je job. Anderzijds help je bedrijven wel nadenken over wie ze zijn en wat ze willen met dat product.

De zucht naar voortdurende vernieuwing wakkert overconsumptie aan, een van de grootste problemen in onze huidige maatschappij.

In ‘Design Atonomy’ zet ik vijftien producten in hun blootje, zodat je ook de ingewanden ziet. Zo ontdek je hoe ze gemaakt zijn en hoe het komt dat ze werken zoals ze werken. Dat weten wij niet meer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content