JACOBA DE JONGE

© DIEGO FRANSSENS

KOSTUUMVERZAMELAARSTER

OP MIJN VIJFTIENDE PASTE IK DE BRUIDSJURK VAN EEN GROOTTANTE. Een japon uit 1900 die een nieuwe wereld voor mij opende. Anderen moesten je helpen om hem aan te trekken, en hij zat ook hoogst oncomfortabel. Maar het viel me vooral op hoe normaal oudere vrouwen dat vonden, alsof moderne creaties te veel vrijheid boden. Die reactie leerde me meer dan alle geschiedenislessen samen. Ik erfde de jurk in 1959 en daarmee was mijn verzameling geboren.

EEN HISTORISCH KOSTUUM VERTELT EEN VERHAAL. Niet alleen over hoe men zich vroeger kleedde, maar ook over sociale rollen en normen. Mijn verzameling begint in 1750 en stopt bewust in 1968 : het einde van de universele mode. Aan de minirok deed iedereen nog mee – zelfs wie de juiste benen miste – maar nadien koesterde elke sociale groep zijn eigen stijl.

VERZAMELEN IS EEN VIRUS DAT JE NIET KUNT OVERDRAGEN. Je raakt er ook nooit meer vanaf. Zelfs nu ik de collectie aan het ModeMuseum in Antwerpen schenk, kan ik een mooie vondst niet laten liggen. Zo kocht ik net nog een oude doopsjurk. Noem het gerust een afwijking.

ALS TELG VAN JURISTEN GING IK RECHTEN STUDEREN. Daar kun je altijd wat mee, zei de familie. Zelf wilde ik naar een museumopleiding of kunstgeschiedenis, maar dat was not done. Ik hield aan de studie wel mijn man over. We studeerden af in 1965, een jaar later waren we getrouwd.

DE EERSTE TWINTIG JAAR HEB IK NIETS GEKOCHT. Destijds gaf immers niemand een cent voor historische kostuums. Opkopers en sympathisanten schonken me oude spullen. Moderne creaties kon ik dan weer ruilen met binnen- en buitenlandse collega’s. De prijzen gingen pas de hoogte in vanaf de jaren tachtig, samen met de groeiende aandacht voor sociale geschiedenis.

ZELFBEDRUIPEND ZIJN WAS ALTIJD EEN EREZAAK VOOR ME. Als moeder van drie dochters kon ik moeilijk het gezinsbudget opsouperen. Ik gaf dus lezingen over historische kostuums en hield defilés waarbij ik de silhouetten zelf toelichtte. Het publiek bestond onder meer uit vriendenkringen van musea, vrouwengroepen en de Rotary Club, en mijn zussen en vriendinnen gingen telkens mee de boer op.

ZONDER WEDERZIJDS BEGRIP WERKT EEN HUWELIJK NIET. Gelukkig respecteerde mijn man mijn behoefte om er naast het huishouden en de kinderen nog iets anders op na te houden. Hij gunde me dat, wat in die tijd niet voor zich sprak. Zodra je een getrouwde vrouw was, hield je op met werken. Mijn man vergezelde me echter naar lezingen en shows, en achteraf gaf hij me een briefje met kritiek. Maak je zinnen af en stop met je armen te zwaaien, noteerde hij dan.

IN NEDERLAND KON IK MET DE VERZAMELING NERGENS TERECHT. Alle kleding- en modecollecties behoren er tot andere musea, en die hebben andere prioriteiten dan oude kostuums. In Antwerpen zijn de eenheid en professionele verzorging van de collectie verzekerd, terwijl ik er een expositie en een boek bovenop krijg. Zo’n kans wilde ik niet laten liggen.

IK BEN KLAAR OM AFSCHEID TE NEMEN VAN DE COLLECTIE. Als souvenir heb ik alle objecten gefotografeerd, maar spijt zal ik niet hebben. Het is mooi geweest, nu wil ik andere dingen gaan doen. Schrijven en historisch onderzoek doen bijvoorbeeld – omscholen zal niet meer lukken ( lacht).

Kostuumverzamelaarster Jacoba de Jonge (70) woont in Amersfoort en richtte in 1980 mee de Nederlandse Kostuumvereniging voor Mode en Streekdracht op. Haar verzameling historische kostuums telt ruim 2500 objecten en wordt dit voorjaar ondergebracht in het Antwerpse ModeMuseum. Dat toont vanaf deze week een selectie in Een leven in mode. Vrouwenkleding 1750 – 1950, te zien tot 12 augustus. Info : 03 470 27 70, www.momu.be.

DOOR WIM DENOLF – FOTO’S DIEGO FRANSSENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content