JACKY HUYS 1950 – 1998
Ik zit oog in navel, op een canapé in Parijs. Het oog is het mijne, de canapé behoort aan het Ritz-hotel aan de Place Vendôme en de navel is die van Madonna. Ik knijp mijn oog dicht. En weer open. Ik droom niet. Achter mij staat een slanke zwarte bodyguard, tegen de muur leunt een mooie jongen van het Scandinavische type en de vrouw van de platenfirma lacht: “Je maakt culturele geschiedenis mee.” Madonna’s persoonlijke assistente, Caresse Henry – “je moet het op z’n Frans uitspreken, zoals, eh, een caresse, ja” – heeft zopas een doosje met een belly-button binnengebracht en Madonna popelt om er haar navel mee te vullen. Ik heb zoveel gynaecologische lol niet meer gehad sinds ik tickets had op de eerste rij voor een echografie van mijn vrouw. “Doet dat geen pijn”, vraag ik, zweetdruppels van mijn voorhoofd wrijvend. Madonna kijkt even op en glimlacht sensueel: “Honey, do I look like I’m in pain?”
(Weekend Knack 19/10/94)
Ik hoor wel eens dat wij te oud zijn voor dit soort herenleed: jij om platen te maken, ik om erover te komen praten.
– Arno: Zullen we het eens aan John Lee Hooker vragen? (…) Al dat gezeik over oud en jong. Als je de blues even buiten beschouwing laat, is rock-‘n-roll dé kunstvorm van de tweede helft van de twintigste eeuw. Jimi Hendrix is de Beethoven, Bob Dylan de Chopin en Led Zeppelin de Wagner van deze eeuw. Ik wik mijn woorden: dit is kunst. It’s art.
(Weekend Knack 30/1/94)
Parijs 1982. De laatste keer dat ik Marianne Faithfull zag. We zaten in Le Bar des Artistes, een café om de hoek van de Olympia, waar ze die avond zou optreden. Ze sprak incoherent, verward, soms onverstaanbaar stil en dan weer te luid. Ze sprak zichzelf voortdurend tegen, zei dat ze niet meer rookte en stak de ene sigaret na de andere aan. (…) Ze zag er helaas niet goed uit. En ik dacht: ze wordt het volgende rock-‘n-roll slachtoffer.
Brussel 1995. Wij kussen elkaar als oude vrienden. Wij pretenderen dat we mekaar kennen, zoals vroeger. Ik denk aan de laatste pagina’s van haar autobiografie, waarin ze vertelt hoe goed ze zich voelt iedere keer dat ze Keith Richard ontmoet, de twee resterende landgenoten van een lang vervlogen koninkrijk. Ze ziet er stralender uit dan goed kan zijn. Blauw-wit gestreept bloesje, jeans, basketsloffen, lang blond haar dat ze om de haverklap probeert in een haarspeld te persen. Als mijn witte paard niet gestorven was een decennium geleden en mijn zoontje mijn harnas niet in beslag had genomen (“vertéllen, papa”), dan leed het niet de minste twijfel dat wij linea recta van het Rogierplein naar Ierland zouden draven.
“Jij was niet de enige die toen dacht dat ik het niet zou halen”, zegt ze. “Waarom overleeft de ene wel en de andere niet? Het traditionele antwoord is natuurlijk: puur, dom geluk. Toen ze Elvis op z’n hoogtepunt vroegen hoe het zover was kunnen komen, zei hij: I got lucky. Ik geloof tot vandaag dat hij dat eigenlijk als grapje had bedoeld en dat hij diep in zijn hart wist dat er een andere reden was. Ik denk: het is het noodlot.”
(Weekend Knack 17/5/98)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier