IS ER EEN PSYCHIATER IN DE ZAAL?

“Als de psychiatrie niet had bestaan, had de cinema haar moeten

uitvinden”, beweerde de Amerikaanse psychiater Irving Schneider ooit. In zekere zin is dat ook gebeurd. Veel films beelden psychologische en psychiatrische thema’s uit, alleen niet altijd op een correcte of zelfs maar realistische manier. Met de psychiater naar de film.

Je hoeft niet bang te zijn dat je gek bent”, zegt Anthony Hopkins in Proof tegen zijn filmdochter Gwyneth Paltrow. “Gekken vinden zichzelf niet gek.” Hopkins, stilaan een expert in het uitbeelden van kierewiete geleerden, kan het weten. In Proof is hij een geniale wiskundige die een paar baanbrekende theorieën op zijn naam zette, maar later wegzonk in vlagen van waanzin. Na zijn dood vreest zijn dochter Catherine dat ze niet alleen zijn wiskundig genie, maar ook zijn gekte geërfd heeft.

Een cinematografisch meesterwerk kun je Proof bezwaarlijk noemen. Daarvoor is de film te flauw en te clichématig. En ook in de weergave van een psychische stoornis schiet de prent tekort. Althans volgens Dr. Anne Clara, psychiater en psychotherapeut die vanuit haar beroepsachtergrond films bespreekt voor het vakblad Psyche en geregeld lezingen geeft over film en psychiatrie. Vanwaar haar belangstelling voor het thema ? “Ik ging altijd al vaak naar de film, wekelijks zelfs. Het viel mij op in hoeveel films een of andere vorm van geestesstoornis aan bod komt. Helaas is het beeld dat men van patiënten en behandeling geeft overwegend inaccuraat of ronduit negatief. Vanuit die vaststelling ben ik informatie over het onderwerp gaan verzamelen en sindsdien is het een beetje mijn dada.”

Psychiatrie en film hebben veel raakvlakken. Ze ontstonden in dezelfde periode, aan het eind van de negentiende eeuw. Net als de psychiatrie legt de film veel interesse aan de dag voor het menselijke gedrag in het algemeen en voor afwijkingen van de norm in het bijzonder. Heftige emoties, rare motivaties, voor de cinema is het gefundenes Fressen. Film is ook het medium bij uitstek om psychische toestanden uit te beelden. Anne Clara : “Volgens de Nederlandse psychiater Andries Van Dantzig die jarenlang een boeiende filmrubriek had in het maandblad Geestelijke Volksgezondheid, heeft het allemaal met grenzen te maken. Psychiatrie gaat over het overschrijden van afgesproken grenzen. Die grenzen zijn nodig om de maatschappij draaiende te houden. Maar in de film is niets te gek. Alles kan, er is plaats voor iedereen. Dat bevrijdende gevoel is juist een van de redenen waarom het zo prettig is om naar de film te gaan.”

Hollywood heeft altijd een dubbelzinnige houding gehad tegenover psychiatrie. Eind jaren dertig weken veel Duitse en Oost-Europese intellectuelen, onder wie ook psychiaters, uit naar de VS. Een aantal kwam in Los Angeles terecht. Psychoanalyse vond gretig aftrek bij filmbonzen en acteurs. Het proces vertoonde immers gelijkenissen met dat van de voorbereiding van een film : het onderzoek naar de motivaties van personages, het verwerpen van oude voor nieuwe denkpatronen. Soms werden psychiaters gevraagd als adviseurs. David O. Selznick, de producer van Spellbound, een van de eerste films over psychoanalyse, wilde zijn eigen ervaringen op dat vlak in de film weerspiegeld zien en schakelde zijn psychotherapeute May Romm in. Maar die kreeg het binnen de kortste keren aan de stok met de regisseur, Alfred Hitchcock : ” My dear, it’s only a film.”

Een andere producer, Samuel Goldwyn, zou ooit gezegd hebben dat wie geld uitgaf aan een psychiater zijn hoofd moest laten onderzoeken. Anne Clara : “Toch bood uitgerekend hij Sigmund Freud 100.000 dollar aan voor zijn medewerking aan een film over grote historische liefdesgeschiedenissen. Naar verluidt was de vader van de psychoanalyse geamuseerd door het voorstel, maar hij nam het toch niet aan. Freud had het niet voor de film, hij beweerde altijd dat hij er in zijn hele leven maar één gezien had. Dat neemt niet weg dat tot in de jaren zestig de archetypische filmpsychiater een soort kloon was van Freud, met baard, bril en een gruwelijk Duits accent.”

Het kan verkeren. Tegenwoordig zijn veel professionelen uit de gezondheidszorg vanuit hun vak in film geïnteresseerd. En het moet gezegd : met de psychiater naar de film, het werkt verhelderend.

In Proof hebben de twee hoofdpersonages, vader en dochter, last van psychische problemen. Wat is uw diagnose ?

Dr. Anne Clara : Wat het niet gemakkelijk maakt een diagnose te stellen is dat er in Proof vooral over gekte gepráát wordt. Dat maakt de film ook een stuk minder pakkend dan bijvoorbeeld A beautiful mind, eveneens over een geniale geleerde. In die film zie je de wereld door de ogen van John Nash, een Nobelprijswinnaar die aan schizofrenie leed. Niet dat zijn hallucinaties nu zo realistisch zijn, in de werkelijkheid zijn die zelden zo duidelijk en zo consistent, maar filmisch is het natuurlijk heel interessant. In Proof maak je de wiskundige vooral tijdens zijn lucide momenten mee. Goed, in één scène zit hij in de vrieskou buiten te schrijven en is hij wat geagiteerd, maar daar houdt het dan ook mee op. Voor zover ik kan oordelen, lijdt hij aan een bipolaire stoornis, de vakterm voor manische depressiviteit.

Wat de dochter betreft : na de dood van haar vader brengt ze veel tijd in bed door en komt ze niet aan werken toe. Er wordt dus gesuggereerd dat ze aan een depressie lijdt. Haar angst dat ze haar vaders ziekte geërfd zou hebben, is niet uit de lucht gegrepen. Als kind van iemand die manisch-depressief is, heeft ze een sterk verhoogde kans op een bipolaire stoornis, maar ook op een depressie. Bij deze aandoening is de erfelijke factor namelijk belangrijker dan bij de meeste andere psychische stoornissen. Heel overtuigend is haar ziektebeeld niet. Catherine werkt vooral op iedereens zenuwen, maar dat is niet per se een symptoom van depressie. Je vraagt je af hoe de jonge wiskundedocent, gespeeld door Jake Gyllenhaal, in hemelsnaam tedere gevoelens voor haar kan opvatten. Maar zo gaat het wel vaker in films : de psychiatrische patiënt wordt niet genezen door een behandeling, maar door de liefde.

Genie dat omslaat in waanzin, het is een populair thema in films.

De geniale gek is een mythe die veel ouder is dan de film. Wellicht heeft het te maken met het feit dat geniale mensen buiten de lijntjes denken. Vaak zijn ze niet enkel onconventioneel in hun denken, maar ook in hun levensstijl. Vandaar dat ze gemakkelijk het etiket ‘gek’ of minstens ‘excentriek’ opgeplakt krijgen. Neem nu Byron. Toen hij in Cambridge studeerde, was het verboden om als student een hond of een kat te houden. Byron nam dan maar een tamme beer als huisdier, want daarover stond niets in het reglement. ” Mad, bad and dangerous to know“, zo typeerde een vriendin de dichter. Het zou een filmslogan kunnen zijn. Ik heb veel van en over Byron gelezen en het zou me niet verbazen dat hij manisch-depressief was. Kay Redfield Jamison, hoogleraar psychiatrie aan de John Hopkins University School of Medicine en auteur van boeken als De verzengende muze en De uitbundige mens legde lijsten aan van bekende mensen, onder wie veel kunstenaars, die aan de aandoening leden.

Manische depressiviteit kent verscheidene fasen : een normale, een depressieve, een hypomane en een manische. In de depressieve fase kan een bipolaire kunstenaar niet werken. In de manische evenmin omdat hij dan te opgewonden is en zijn ideeën niet lang genoeg kan vasthouden om er iets mee te doen. Maar in de hypomane, zogenaamd uitbundige fase kan het wel. Hij heeft dan veel energie, kan heel geconcentreerd werken, heeft weinig slaap nodig. In de theorie van Redfield Jamison weten hoogbegaafde manische depressieven gebruik te maken van hun hypomane perioden om hun creatieve werk te leveren. Dat ze zelf aan de aandoening lijdt, heeft natuurlijk een invloed op haar theorieën. Anderzijds is haar autobiografische boek Deonrustige geest hoopgevend voor patiënten omdat ze het ondanks de aandoening heel ver geschopt heeft.

In die zin is ook A beautiful mind een hoopgevende film omdat je eruit leert dat John Nash van zijn wanen verlost raakte en opnieuw een normaal leven kan leiden. De eerste tien jaar van schizofrenie zijn vaak de ergste, mits behandeling treedt daarna dikwijls een stabilisatie en soms zelfs een verbetering op. Hoe ook zijn mensen met een schizofrene stoornis meestal meer gehandicapt dan mensen met een bipolaire ; eenmaal ziek zijn er weinig die nog baanbrekend werk kunnen verrichten.

Films met psychiatrische thema’s hebben zelden een positieve teneur.

Ze reflecteren de ambivalentie van de publieke opinie tegenover psychiatrie. Zeg op een receptie dat je psychiater bent en de omstanders zijn meteen op hun hoede. “Oei, ik zal maar op mijn woorden letten, want jij gaat mij meteen doorgronden.” Was het maar zo gemakkelijk. De mensen zijn bang dat je hun geest zult controleren, de psychiater is zo’n beetje de moderne westerse versie van een medicijnman, in staat tot veel goeds, maar ook veel kwaads.

De psychiater die zelf gevaarlijk gek blijkt : voorbeelden te over op het grote scherm.

Irving Schneider onderscheidt drie types filmpsychiater. Dr. Evil is de incarnatie van het kwade die gedreven door geldzucht, wraak of een ongebreidelde ambitie zijn patiënten aan allerlei onprettige experimenten en dwangbehandelingen onderwerpt. Dr. Caligari is een vroeg voorbeeld, evenals Dr. Jekyll. In Dressed to kill blijkt psychiater Michael Caine een regelrechte seriemoordenaar te zijn. Dr Hannibal Lecter is een zeer ambigue figuur. Enerzijds een absoluut monster, maar tegelijk een wereldwijze mentor en vaderfiguur voor Clarice Starling, in Hannibal zelfs haar minnaar.

Een tweede type is Dr. Dippy, de dwaze psychiater in komische films die allerlei bizarre, maar gelukkig redelijk onschadelijke theorieën aanhangt. Zijn patiënten zijn overigens niet echt ziek, of ondanks hun klachten wijzer dan de dokter. Ik denk hier aan Richard Dreyfuss in What about Bob ? en Billy Christal in Analyze this. Een aanverwant thema is de leek die absoluut niet medisch geschoold is, maar puur door gezond verstand betere resultaten behaalt dan de professioneel. Juliette Binoche, bijvoorbeeld, die in A couch in New York huisruil doet met psychoanalyticus William Hurt en niet gehinderd door enige kennis van zaken zijn patiënten voorthelpt.

Dr. Wonderful ten slotte, is de bovenmenselijk perfecte psychiater, intelligent, menselijk, onbaatzuchtig, die dag en nacht klaarstaat voor zijn patiënt. Zijn favoriete behandeling is de gesprekstherapie, waarmee hij een traumatische gebeurtenis weet bloot te leggen, meestal met onmiddellijke genezing tot gevolg. Te mooi om waar te zijn, in alle mogelijke betekenissen, zoals Montgomery Clift in Suddenly last summer en Richard Gere in Final Analysis.

De psychiater die verliefd wordt op de patiënt, nog zo’n cliché.

Waarbij het wederom de liefde is die redding brengt, niet de behandeling. Vooral in films waarin de psychiater een vrouw is, die worden veel vaker verliefd op hun patiënt dan mannen. Mia Farrow in Zelig, Madeleine Stowe in Twelve monkeys, Barbra Streisand in The prince of tides, Lena Olin in Mr. Jones… Geen geweldige film, die laatste, maar hij gaf wel een realistisch beeld van manische depressiviteit, zowel in de up- als de downfase. In Spellbound wordt psychiater Ingrid Bergman verliefd op Gregory Peck, ondanks de waarschuwing van haar mentor, zo’n Sigmund Freudtype met een dik Oost-Europees accent : “Women make the best psychoanalysts, until they fall in love. After that, they make the best patients.”

Zijn de aandoeningen die we het vaakst op het scherm zien ook de aandoeningen waarmee u in uw praktijk het meest geconfronteerd wordt ?

Absoluut niet. Angststoornissen komen het meest voor bij de algemene bevolking, depressie is de meest courante afzonderlijke psychische aandoening. Maar iemand die weinig beweegt en weinig spreekt, maak daar maar eens een boeiende film over. Niet toevallig is de autist in Rainman een rekenwonder, terwijl in de werkelijkheid de meerderheid van de autisten mentaal gehandicapt is. The hours bewees dat het mogelijk is om een mooie film over depressie te maken, maar over het algemeen is het beeld van de aandoeningen en de symptomen heel stereotiep.

In de realiteit werken we in de psychiatrie met een diagnostisch classificatiesysteem naar Amerikaans model dat steunt op symptomen en uitsluitingscriteria en dat om de vijf à tien jaar aangepast wordt. Maar op het scherm is daar niet veel van te merken. Omdat film nu eenmaal entertainment is, zijn de aandoeningen die erin voorkomen meestal nogal spectaculair van aard : multipele persoonlijkheidsstoornissen, impulscontrolestoornissen, transseksualiteit, schizofrene en paranoïde stoornissen, drugsmisbruik.

Ook geheugenverlies van psychische oorsprong en hysterische verlamming zijn frequent vertoonde pathologieën. Maar moordlust scoort ongetwijfeld het hoogst. Norman Bates, de krankzinnige killer met het moedercomplex uit Psycho, was zeker niet de eerste, maar wel een van de meest memorabele seriemoordenaars van het grote scherm en hij heeft veel navolgers. In slashersfilms zoals Halloween en de Friday the 13th en Murder on Elm Street of meer ambitieuze thrillers als Summer of Sam en The bone collector. In American psycho speelt Christian Bale de ultieme yuppiesadist. De boodschap die uit al die films spreekt, is duidelijk : mad is bad, de doorsnee psychiatrische patiënt is een gevaarlijke crimineel.

Nu kun je stellen dat film film is en niemand wat op het scherm gebeurt voor waar houdt, maar hoe ook heeft de negatieve stereotypering een niet te onderschatten invloed op de perceptie van psychiatrische patiënten, door het grote publiek, de wetgevers, de familie van patiënten en de patiënten zelf. In Engeland worden jaarlijks ongeveer zevenhonderd moorden gepleegd, waarvan slechts twaalf of vijftien door mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. Maar in de tabloids wordt heel gemakkelijk de link gelegd met de psychiatrie, vaak ten onrechte. Vandaar een recente perscampagne van Britse verenigingen die de belangen van psychiatrische patiënten verdedigen en die protesteren tegen de eenzijdig negatieve beeldvorming.

Zijn er ook films die een realistisch beeld geven van de psychiatrie en psychische aandoeningen ?

Ik ben altijd op zoek naar films waarin bepaalde psychopathologieën goed in uitgebeeld worden, om te tonen aan studenten die zich specialiseren in psychologie, psychiatrie of psychiatrische verpleegkunde of aan de familie van patiënten. Drugstore cowboy is een niet-moraliserende film die een realistisch beeld geeft van de invloed van drugs op het leven van de gebruiker, Ordinary people van het verloop van een psychotherapie. Spider van David Cronenberg is een goede illustratie van de werking van een zieke geest, maar de film is nogal deprimerend.

Andere realistische uitbeeldingen van psychische stoornissen vind je bijvoorbeeld in Iris en On golden pond (dementie), Regeneration en Born on the 4th of July (posttraumatische stressstoornis), Vertigo (fobische stoornis), Lost weekend, Barfly en Underthe volcano (alcoholverslaving). Europese films over het thema zijn over het algemeen realistischer dan Amerikaanse.

De beste film in het genre die ik ooit zag, was Les gens normaux n’ont rien d’exceptionnel van Laurence Ferreira Barbosa, waarin Valeria Bruni-Tedeschi met geheugenverlies van psychische oorsprong in een instelling opgenomen wordt en ze na genezing niet meer wil verlaten. De dagelijkse routine, het overwerkte personeel, het is allemaal levensecht.

Ook La meglio gioventù vond ik boeiend, omdat die film naast de geschiedenis van Italië en van een familie ook een stuk van de geschiedenis van de psychiatrie van het land vertelt. Psychiater Nicola gaat helemaal op in de ideeën van Franco Basaglia, een van de oprichters van Psychiatria Democratica, een beweging die in de jaren zeventig ontstond en die de patiënten wilde bevrijden uit de verouderde instellingen die als ziekmakend werden beschouwd.

Dezelfde geest spreekt trouwens uit One flew over the cuckoo’s nest, een film die al van 1975 dateert, maar waarvan de invloed nog altijd doorwerkt, zo bleek ook uit het dossier België op de sofa in Knack. Vraag aan tien mensen welke film over de psychiatrie ze zich herinneren en negen antwoorden : ” One flew…” Een film met een uitgesproken negatieve visie op de psychiatrie, waarin gekte niet zozeer als een ziekte getoond wordt, maar als een metafoor. Niet de patiënten zijn gek, maar de maatschappij. McMurphy, gespeeld door Jack Nicholson is een rebel, een vrije geest, nurse Ratched is een vertegenwoordigster van het establishment, een kil kreng dat eropuit is om hem klein te krijgen. Elektroshocks worden toegediend als straf, lobotomie is het ultieme controlemiddel. Een van de gevolgen was dat familieleden indertijd vaak de toestemming weigerden om een psychiatrische patiënt elektroshocks toe te dienen.

Nu worden ze niet meer zo vaak gebruikt, maar op korte termijn kunnen ze een gunstige werking hebben, bijvoorbeeld als een zwaar depressieve patiënt niet wil eten of drinken en een snelwerkende behandeling noodzakelijk is of indien medicatie om medische redenen niet aangewezen is. Als film is One flew over the cuckoo’s nest natuurlijk heel sterk, maar hij heeft de diepgewortelde angst van de mensen voor de psychiatrie alleen maar versterkt.

Moeten psychiaters zich meer met filmscenario’s bemoeien ?

Zoals ik al zei : film is in de eerste plaats entertainment. Een echte cowboy die naar een western gaat kijken, weet waarschijnlijk ook niet wat hij ziet. Alleen is de kans klein dat een doorsnee mens een cowboy raadpleegt. Ook niet zo vaak een psychiater, wil ik hopen, maar het is natuurlijk wel nuttig dat het publiek weet wat psychiaters (kunnen) doen en wat niet. Psychiaters die bij de filmindustrie betrokken zijn, ze bestaan al. In Los Angeles verschaft de Southern California Psychiatric Society’s Public Information Committee vier uur per week consult aan scenarioschrijvers en producers, die naar draaiboeken met een psychologische logica streven. Zoals de detective in Psycho al zei : ” If anyone can explain this, it will be the psychiatrist.” Bij ons voert de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid campagnes om de wereld van de geestelijke gezondheidszorg op een positieve manier in de aandacht van een groot publiek te brengen en de psychiatrische patiënt te destigmatiseren.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content