Internet, de live-versie
Wie via Internet mode wil shoppen, moet vooral veel geduld hebben en weinig verwachtingen. Ik kan het weten. Ik heb een volledige dag voor de virtuele stores postgevat en ben met lege winkeltassen geƫindigd. Men zegt: internetshoppen is voor morgen. Wel, morgen doe ik het liefst iets anders.
Ik hou van het idee van technologie, maar de dagdagelijkse technologie interesseert me weinig. Ik bezit een wasmachine, een televisietoestel, een videorecorder, een stereoketen, een mobiele en aan een snoer gekluisterde telefoon, een elektronische wekker en zoals iedereen onder de 99 jaar een computer, maar ik vind niet dat mijn appartement zoemt en bliept, daarvoor kraken mijn houten vloeren te hard en is het verkeer buiten te luidruchtig.
Waarschijnlijk als een van de laatsten op aarde heb ik mij enkele maanden geleden een polaroidapparaat aangeschaft en ik moet er intussen misschien 15 foto’s mee genomen hebben. Want ik geef geen feestjes en degenen die ik wil portretteren, duiken verschrikt weg. Daar kan ik, zelf flitsschuw, wel inkomen. Mijn Macintosh is letterlijk en figuurlijk grijs en mijn mousepad (met Atom Boy erop) is in geen vijf jaar vervangen. Ik wil best wel een DVD-speler, maar ik weet niet of dat nu een merk of een systeem is.
Internet is mij vanzelfsprekend niet onbekend, maar de romantiek ervan ontgaat mij. Het is onbetwistbaar een revolutionaire stap, al zie ik er voorlopig weinig tekenen van. Wat ik wel zie: esthetisch ondraaglijke reclames van piraatfirma’s annex providers van het een en ander, www’s en apenstaarten op naamkaartjes en op blikken kattenvoer, cybercafĆ©s waar ik niet binnen durf omdat ik bang ben voor het nerd-virus en magazinegidsen vol virtuele adressen van sites waarvan de gedrukte korte inhoud veelbelovender is dan de pixel-versie. Iedereen surft, omdat het een risicoloos tijdverdrijf is en iedereen schrijft elkaar weer, via e-mails en sms-berichten, niet anoniem, maar toch van veilige afstand.
Ergens, maar niet in mijn buurt vol sinistere stegen, zweeft het blije, wereldwijde elektronische dorp waar alles snel gaat en waar iedereen hoffelijk is. Als men tenminste niet schaamteloos liegt, want op de chatsites zijn haast alle bezoekers 25 en begeerlijk, zo niet op het fysieke dan toch op het sociale en het financiƫle vlak. Zelfs als de zich in de aanbieding gooiende gesprekspartner beweert in Oostende of Genk te wonen, heeft hij/zij een stripfiguurachtige, erg Engels klinkende naam. Sommige relatie-aansporende chat-adressen trekken lui aan die alle details aan zich in centimeters beschrijven, hoewel ik wel eens in een hartenrubriek gelezen heb dat cijferen niet goed is in het ontluikend stadium van een romance.
Ik dank de elektronische snelweg omdat ik niet meer in de rij hoef te staan aan het loket van het station of van de luchtvaartmaatschappij, en omdat ik niet meer gedwongen hoef te fluisteren tegen een bankbediende achter glas. Een ticket bestellen of een rekeningstand opvragen via mijn toetsenbord is voor mij nog altijd een opgave, maar ik weet zeker dat het een kwestie van oefenen is. Ik ben allang blij dat ik de tochtgaten en de bouwketen die in BelgiĆ« reizigersbalies worden genoemd, kan vermijden. En mijn computer zegt nooit ‘Ik weet het niet, meneer’.
Tijd- en ergernisbesparend, praktisch en goedkoop: dat zijn de veelgehoorde argumenten voor internetshoppen. Het zal wel kloppen, het staat in alle folders en zelfs Elsa Klench heeft het gezegd op CNN. De onderliggende toon is steevast: fysiek winkelen (de deur uitgaan en een kledingzaak binnenstappen) is ouderwets en vervelend, een noodzakelijk kwaad. Dat kan voor sommigen gelden, maar ik denk dat het bij hen meer te maken heeft met een niet eens onnatuurlijke desinteresse voor kleren dan met een afkeer van winkelen.
Het clichƩ wil dat er een soort man bestaat (hij wordt vooral opgevoerd in cafƩmoppen) die elk weekend mokkend de wacht houdt aan een tiental verschillende pashokken waaruit zijn echtgenote maar niet te voorschijn wil komen. Hij staat ogenschijnlijk te balen, maar dan veeleer om het dreigend bankroet, en vooral omdat dat de vereiste pose is (tenzij met de eventuele minnares).
Een op papier goed klinkende theorie besluit dat dit type consument zich geheid op het klaar-in-vijf-minuten internetwinkelen zal storten, wat flauwekul is. Wie geen lor om kleren geeft, zal ook niets aan internetboetieks hebben, want daar zien kleren er mogelijk nog saaier uit. De shopzieke, want verveelde, want welgestelde dame (ook al een vaste waarde in de stadslegendes) zal zich ook niet tot de computer bekeren, wat dat is een weinig spectaculaire bezigheid.
Veel internetpromotors vergeten dat shoppen voor velen een ritueel is, met de nodige dramatiek en met de kleren als decor. Winkelen is en blijft psychologie. De kredietkaart ostentatief te voorschijn halen is even belangrijk als de juiste maat vinden, en het uiteindelijk uitgekozen item in zijdepapier en een kartonnen tas zien verdwijnen is even opwindend als de al dan niet gemeende complimenten van de winkeljuf.
Dat alles ontbreekt op het weidse web, meer nog, de soms onvoorziene wachttijd om een site te betreden is pas echt een dwarsbomer. Want elke modeklant wil vooral alleen en exclusief het rijk der designerwear betreden.
Aan de andere kant kan ik het enthousiasme voor kabelwinkelen begrijpen. De laatste tijd is het opvrijen van potentiƫle klandizie stuitend geworden, met al de concept stores die elkaar verdringen. Er zijn nu modewinkels die tegelijk restaurant, meubelzaak, discotheek, platenboer, hotel, cosmeticahulpdienst, tijdschriftenleverancier of biologische kruidenier zijn. Het idee van modekopen terwijl u bowlt of de eendjes voert, is nog niet geconcretiseerd, maar ik denk dat het een kwestie van maanden is.
Conceptwinkelen is op zich geen fout gegeven: meer is in mercantiele milieus altijd beter dan minder, en je kunt sowieso nooit genoeg zien. Maar al die fusion begint op een vermoeiende truc te lijken. De filosofie is vaak ronkender dan het aanbod en de selecties beginnen elkaar te overlappen, want Levi’s, Prada of Ralph Lauren hebben ook maar zoveel bijlijnen. Een goede conceptstore is er een waarachter je niet eens een concept vermoedt, en zulke zaken zijn in de minderheid.
Onlangs, op de tram, hoorde ik een conversatie tussen twee dames op leeftijd, het soort dat in Antwerpen woont, maar zich in Parijs waant: gouden medaillons om de pols, Thatcheriaans kapsel, lelietje-van-dalenparfum, zuinig maar hooghartig stemmetje. Ze spraken afkeurend over de almaar talrijker wordende “moderne” bakkers en patissiers die broodjes ham en krab zij aan zij met hun tompoezen en taartpunten verkopen, “om de schoolkinderen te lokken”. Ze weigerden er een voet binnen te zetten, want die combinatie, tja, het was een teloorgang van de traditie. Ik denk niet dat de dames en ik veel raakpunten hebben, maar ik begreep wat ze bedoelden.
Zelf ben ik ook veeleer een reactionaire shopper, al is dat een lelijke term. Ik hou ervan, nog niet eens beroepsbehalve, om door winkels en warenhuizen te lopen, maar ik koop relatief weinig kleren (hoewel ik, nu ik er bij stilsta, mijn vastgelegd aantal nieuwe-items-per-jaar nu al flink overschreden heb). Op het gevaar af snobistisch te lijken, shop ik het gros van mijn kleerkast in het buitenland, omdat men daar ook andere kleuren stockeert dan beige, grijsblauw en zwart, de tricolor van de modale Vlaamse boetiek.
Designermode is niet echt mijn ding om te dragen (de theoretische benadering vind ik veel lonender) en dus trek ik liever richting preppy-store, het soort dat in Italiƫ goed vertegenwoordigd is, of naar neringen die in utilitaire kleding handelen, die dan weer vooral in Parijs te vinden zijn. Ik hou van gespecialiseerde winkels die no nonsense uitstralen.
Ik heb een vijfpuntenlijst van details die mij, nu ik ze uit het hoofd ken, van ergernis vrijwaren. Ik vermijd een modewinkel als er:
1. te luide drum ’n bass weerklinkt, want dat is te wanhopig jagen naar hip,
2. onzichtbare muurverlichting is, want zo’n winkel heeft Ć©Ć©n woontijdschrift te weinig gekocht,
3. een vaas met een enkele witte lelie prijkt, want dat getuigt van een bange smaak,
4. de verkopers met naamplaatjes rondlopen, want dat is zielig voor hen,
5. het winkelmeubilair uit platgeslagen staal is vervaardigd, want dat zegt dat hier de jaren tachtig nog regeren.
Een opengeslagen modetijdschrift in de etalage vind ik wel kunnen, of een gefotokopieerd artikel met een lovende kritiek over de shop in kwestie, hoewel zoiets naar marktkramersmentaliteit ruikt, maar soit.
Ik weet niet of ik goed winkelgezelschap ben, want ik beperk mijn adviezen meestal tot “waarom niet?”, soms “waarom wel?” of “kun je dat wel betalen?” In feite beantwoord ik volledig aan het profiel van de potentiĆ«le internetshopper. Ik ben kritisch, vooral als ik mijn dagje niet heb, zorgvuldig met mijn budget en op zoek naar niet al te banale dingen. Koppig vooral, want soms zie ik het licht en weet ik precies welke soort polo of jeansjack ik wil, en dan start ik verbeten de zoektocht, zelfs al moet ik er twaalf winkeldrempels per dag voor platlopen. Dat het altijd bij die ene dag blijft, doet nu niet ter zake.
Dus besloot ik het er dan toch op te wagen. Op een donderdagmorgen verzamel ik een rist internetadressen van modegelieerde merken en namen en ga ik voor mijn computer zitten. Het plan is: een hele dag surfen naar mode, niet omkijken en terugkeren met blitse vondsten. Op een post-it noteer ik dat ik de hoofdredactie moet bellen om ze te waarschuwen voor een ongewoon hoge kostennota.
Buiten regent het, dus dat treft. Hoewel men beweert dat internetwinkelen zo comfortabel is, haal ik een extra pakje sigaretten, een fles vers pompelmoessap, een megazak M&M’s en een strip vitamine C-pillen. Weg trouwens met die cd van Alice Deejay, die ik gisterennacht nog grensverleggend briljant vond. Bij modesurfen hoort iets obscuurs. Hierzo, Meter Sickness van Radiosonde, gekocht op aanraden van het Britse connaisseursblad The Wire. Het is 9.30 uur.
9.35 uur: de cd van Radiosonde gaat af, en Alice Deejay mag terugkomen. Intussen ben ik binnen bij Helmut Lang, wiens site (www.helmutlang.com) door fashionista’s bejubeld en dus ook druk bezocht wordt. Er rijzen zwarte letters op tegen een witte achtergrond, te snel om ze te kunnen lezen, gevolgd door een in freeze-frame gevangen opspattende gele vloeistof. Lang heeft een nieuw parfum en dat moet de hele wereld weten. De flessen zelf verschijnen in beeld en als ik wil, kan ik er meteen eentje bestellen. Maar hoe ruikt de geur van Lang? De site geeft daaromtrent geen informatie. Er is geen interactieve geurstrip aanwezig. Misschien heeft mijn computer een achterhaald programma. Een zonnebril dan maar. Maar er hangt ook geen passpiegel in de virtuele winkel van Helmut Lang, ook geen minimalistisch kleintje.
9.50 uur: zou Prada (www.prada.com) mij kunnen verleiden? Niet echt, want ze doen niet eens moeite. De site is in aanbouw, staat op mijn scherm. Het enige wat te bewonderen valt, is een promotiefoto. Eentje dat al zes maanden geleden in de papieren pers is verschenen.
9.55 uur: Abercrombie & Fitch (www.abercrombie.com) dan. Dit label is nog altijd niet in Europa verkrijgbaar, zodat hun logokleren tegenwoordig dezelfde ik-was-in-Amerika-allure hebben als destijds de T-shirts met I-hartje-NY. Ik vraag me hardop af of ik iemand ken op wie ik nog indruk kan maken met een via Internet opgestuurde Abercrombie-trui. Zowat iedereen die ik ken, vliegt zelfs naar de States om zijn kruidenrek aan te vullen, nee dus. Op de site staat wel een te downloaden screensaver van Bruce Weber, maar het werk van die fotograaf vind ik in postkaartvorm in gelijk welke souvenirshop. Er valt een abonnement te nemen op hun beruchte, want bloterige catalogi en ter promotie ervan publiceert de Abercrombie-site een artikel uit het laatst verschenen kijkboek (een nogal bibberig geschreven essay over de Beats). Wie de kleren van dit Amerikaans merk wil bestellen, kan eigenlijk niet anders dan eerst de catalogus te laten verschepen. De virtuele winkel toont een beperkte keuze uit het aanbod. De klant wordt aangespoord het serienummer van een item in te tikken. Die codecijfers zijn alleen te vinden in de papieren catalogus, waardoor deze site zichzelf volstrekt overbodig maakt.
10.20 uur: ik wed dat Tommy Hilfiger (www.tommy.com) het beter aanpakt. Kijk! Sterren en strepen filtsen over het scherm en daar verschijnt al het gezicht van de ontwerper zelf, dat mij enigmatisch en wijsgeerachtig aankijkt. Op de keuzebank klik ik models aan, om de ongetwijfeld spannende saga’s van Tommy’s mannequins te achterhalen. Ik leer dat ene Jason graag zou gaan akteren en dat Ashley ‘shy’ is.
10.40 uur: Diesel (www.diesel.com) houdt zich met dergelijke, tijdrovende onzin niet bezig. Integendeel, de gein is er mogelijk nog erger. Om bij de boetiek te raken, moet ik me eerst langs Joanna murwen, de verzonnen mascotte van de voorjaarscampagnes. Ik heb niets tegen de kleren van Diesel, maar wel tegen Joanna. Ik vind het een irritant wicht en ben helemaal niet gechoqueerd als ik haar wild zoenend op een foto zie staan. Net als de campagne persifleert de hele Diesel-site immers de inkijkwereld van de paparazzi en de weirdo-internetsites, met Joanna als lijdend onderwerp. Ik kan een hele krant aanklikken waarin haar exploten gevolgd worden, vanzelfsprekend met schreeuwende (nep)koppen en vetgedrukte citaten. Ik vermoed dat ik verondersteld wordt te gniffelen bij de streamer ‘Joanna Shares Airport Toilet With Stranger!’ Interessanter nieuws: de cd van Alice Deejay is afgelopen.
11.10 uur: ik geef het niet op en in mijn enthousiasme meen ik ineens een chino van Dockers (www.dockers.com) nodig te hebben. Net als op de meeste labelsites kan ik alle modellen uitvergroten en in verschillende kleuren bekijken, niet echt levensverrijkend, maar wel informatief. De site wil me gerust inlichten over de dichtstbijzijnde Dockers-winkel in mijn buurt en kan zelfs een stratenplan ophoesten. In de bovenste balk tik ik antwerp in, met kleine letters geschreven, zo hoort het nu eenmaal op het kastevrije Net. De Amerikaanse site heeft nog nooit van Antwerpen gehoord. Dat valt dus tegen. Plots herinner ik me dat ik Dockers kan kopen (en passen en, wie weet, omruilen) op nog geen vijfhonderd meter van mijn thuisadres.
11.35 uur: ik heb nog altijd niets besteld en de M&M’s zijn op. Tijd voor een pauze.
Er zal nog wat iets in de koelkast liggen en ik moet mijn post nog doornemen. Bovenop de stapel glundert mijn Visa-afrekening. Altijd een domper op het shopgevoel.
12.50 uur: op naar Gucci (www.gucci.com). Of beter, naar Tom Ford, want die heeft een eigen icoontje. Hij valt niet te bestellen, maar ik kan wel zijn levensverhaal opvragen. Al in de eerste paragraaf lijkt het alsof Barbara Cartland weer onder ons is.
13.10 uur: ik kan maar beter wat koopinspiratie opdoen bij de sites van de modebladen. Daar toont men modeshows, of tenminste wat defilĆ©beelden. Die van Vogue (www.vogue.com leidt u vanzelf naar de Amerikaanse of Engelse afdeling, want de Franse is er nog niet) zit propvol onderverdelingen en links. Via via kan ik gratis een show bekijken, maar mijn scherm geeft een wachttijd van meer dan een uur aan. Vogue heeft ook een box met modenieuwtjes die elke ochtend vervangen worden door nog recentere roddels en feiten. Vandaag stuit ik op een verhaaltje over Britney Spears dat zo sullig is dat ik de inhoud ervan al na vijf seconden vergeet. Ik reis dan maar naar www.firstview.com, een soort databank van defilĆ©s. Daar word ik gewaarschuwd dat ik moet betalen. Ik ruĆÆneer me nu al aan modebladen waarin de collecties tot op het bot gedissecteerd staan, dus ik geef geen cent meer uit aan GisĆØle en haar vrienden (m/v).
14 uur: intussen heb ik The Gap (www.gap.com) en Guess (www.guess.com) met een bezoek vereerd, maar die leveren alleen in hun thuisland. In een rondslingerend magazine vind ik een adres van het Parijse warenhuis Le Printemps (www.webcamer.com) waarop men het kooppubliek aldaar live kan bekijken via een welgeplaatste camera. Mijn Macintosh houdt evenwel niet van voyeurisme en vindt de site niet. Het evenzeer Parijse Colette (www.colette.tm.fr) heeft een verwarrende intro en biedt achtergrondinfo bij de nieuwste aanwinst, Chrome Hearts, het Amerikaanse huis voor hardrockjuwelen dat al eeuwen bestaat en nu eindelijk door de zogenaamd immer vooruitkijkende incrowd is opgepikt.
14.35 uur: ik ben aan ontspanning toe. De Amerikaanse popgroep The Bloodhound Gang, het soort band dat John Waters vast lust, brengt mij onveranderlijk aan het lachen, wat mij naar hun site (www.bloodhoundgang.com) leidt. Vijf minuten op hun pagina en het is meteen duidelijk waar de modemerkensites tekortschieten. The Bloodhound Gang, maar ook andere muzikale fenomenen van het moment, zoals Eminem (www.eminem.com) of Slipknot (www.slipknot.com), hebben personeel in huis gehaald om de mogelijkheden van het netpretpark ten volle te benutten. Wie wil, kan aan wedstrijden deelnemen, video’s bekijken, fragmenten uit de laatste cd beluisteren, platen uit de backcatalogue bestellen, merchandise kopen en met een beetje geluk de sterren zelf on line krijgen. In vergelijking daarmee komen veel modesites er bekaaid vanaf, want meer dan schermvullende zelfverheerlijking en statische foto’s zit niet in hun arsenaal. De virtuele modewinkels zijn zo ongeĆÆnspireerd gedecoreerd dat je de indruk krijgt dat ze hun waren via het Net willen slijten omdat ze je het liefst nooit willen ontmoeten.
Ik denk dat veel designers gewoon niet van Internet houden. Voor hen is het een alternatief, mogelijk lucratief verkoopskanaal, niets meer, niets minder. Geld is de drijfveer achter Internet (dit is tenslotte de 21ste eeuw), maar men doet weinig pogingen om de pil te vergulden. Dan hebben popgroepen het beter begrepen: Internet, zo gaat hun logica, is de ideale promotiemachine zolang je de verwoede muisklikker maar blijft entertainen. Gucci, Prada en Helmut zijn er niet in geslaagd, maar ik blijf lang hangen op de site van The Bloodhound Gang. Ik lees hun uitgebreid tourneedagboek en bezoek al hun favoriete, netjes gelinkte sites, die stuk voor stuk waarlijk vervaarlijk zijn (hoewel die over het briljante, maar nu ter ziele gegane blad Popsmear essentieel is). En na een paar vruchteloze pogingen slaag ik er zowaar in een foto van zanger Jimmy Pop (in bad) af te drukken.
15.55 uur: voor even waardevolle memorabilia surf ik naar www.scalo.com om hun recentelijk verschenen fotoboeken te verkennen, en naar www.artforum.com, de droge en toch niet vrijblijvende site van dit belangrijk Amerikaans maandblad. Daar lees ik een lang en goed geschreven interview met de Nederlandse regisseur Paul Verhoeven.
www.artandculture.com levert ook een prima service, want zowat alle kunst-, mode- en designnamen weten ze voor mij te vinden, van Martin Margiela over Zaha Hadid tot Wolfgang Tillmans. Van die laatste is zelfs het persoonlijke e-adres voorhanden, maar mijn server kan het niet localiseren. Dit is sabotage.
17.55 uur: ik heb nog altijd geen kledingstuk gekocht en ik denk niet dat het nog gaat gebeuren. Toch heb ik geen wroeging. De enigen van wie ik weet dat ze on line bestellen zijn een paar eigenaars van streetwearwinkels hier in de stad. Hun stock halen ze kabelgewijs overzees om dan het (in hun ogen) moois in hun knusse, losse-sfeershops te verkopen. Een kennis van mij draagt ook sinds kort een bril van Helmut Lang, gekocht via het Net, maar dat heeft hij voor de eenmalige kick. Eerder uit plichtsbesef dan uit interesse werk ik alsnog een rijtje af: www.agnesb.fr, www.yslonline.com, www.nauticajeans.com, www.timberland.com, www.vans.com, www.levi.com, www.bensherman.co.uk, www.dolcegabbana.it. De reclames waaruit ik die adressen heb gehaald zijn ondanks hun beknoptheid stuk voor stuk beter dan de sites.
18.31 uur: oei, al halfzeven. De supermarkt in mijn buurt is sinds een minuut gesloten en mijn koelkast is nu echt leeg. Heeft McDonald’s een website?
Peter De Potter,Productie Olivier Rizzo / Foto’s Roger Dyckmans / Haar & make-up Peter Philips met KMS en MAC / Model Laurence Desbisschop bij Nex
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier