Als thuis de telefoon rinkelt – of kreunt of reutelt of wat het is dat telefoons tegenwoordig doen -, dan kun je er redelijkerwijs van uitgaan dat het voor jou is. Zeker als je alleen woont. Helaas, als ik gebeld word, is het meestal per abuis. Het zegt veel over mijn sociaal leven. Vooral na middernacht is het enigszins ergerlijk. Telefoon in een nachtelijk huis, dat galmt naar onheil en geliefden in nood. Maar nee, aan de andere kant van de lijn is de wereld nog zeer wakker. Gelach op de achtergrond, opzwepende exotische muziek en een hoopvolle stem : “Djamila ?” Ik zucht. En zucht nog eens. “Djamila doesn’t live here anymore”, zeg ik zo beleefd als mijn van het warme bed gerukte staat toelaat.

Voor alle duidelijkheid : ik ken Djamila niet, ik heb haar nooit ontmoet. En nee, ze heeft hier niet eens gewoond. Het enige dat we met elkaar gemeen hebben, is een telefoonnummer. Dat eerst van haar was en nu al geruime tijd van mij, alleen schijnt driekwart van de wereld dat niet te willen weten, zodat ik soms het gevoel heb dat het nog steeds van haar is en ik het wederrechtelijk gebruik. Geen idee in welke branche Djamila ooit bedrijvig was, maar ze moet indruk gemaakt hebben, want talloze uitheemse heren informeren naar haar welzijn. En haar huidige verblijfplaats. Die voor vele mensen een raadsel is, ook voor de directeur van haar voormalige bankfiliaal. Gelukkig belt híj overdag.

Wie is Djamila en waar hangt ze uit ? Werd ze gekidnapt zoals Miss Froy in The Lady Vanishes ? Was ze in louche zaakjes betrokken zoals Velma, cute as lace pants, het verdwenen nachtclubdanseresje uit Farewell, My Lovely ? In mijn niet onaanzienlijke fantasie is Djamila uitgegroeid tot een moslima-Mata Hari, een Maghrebijnse Maria Van Dam met tientallen ‘zwartjes’ in haar spoor. En nee, ik heb niets tegen haar, ik wens haar alle goeds toe. Zoals een nieuw telefoonnummer en vriendjes die vroeg gaan slapen.

Minder tot de verbeelding sprekend dan Djamila is Marie-Jeanne. Zoals in “Allo, c’est toi, Marie-Jeanne ?”, uitgesproken door een onvaste oudedamesstem. Ik zweer het u, ik ben het teleonthaal der verkeerd verbondenen. Marie-Jeanne moet dringend komen of juist niet en voor ik de belster aan haar verstand heb gebracht dat ik daar echt geen uitstaans mee heb, zijn we dik vijf minuten verder. Eigen schuld natuurlijk, misschien moest ik maar eens een cursus assertief afblaffen aan de telefoon volgen. Minstens twee keer per week krijg ik een belletje voor Marie-Jeanne ; ofwel lijkt haar nummer verdraaid hard op het mijne, ofwel ben ik de dikste vriendin van een heel eenzaam oudje.

Soms wil iemand echt met míj praten. Zoals Wendy van marketingbureau Weetikveel, bij voorkeur bij het begin van een aflevering van Lost. Hurley wordt in de jungle achternagezeten door een onzichtbaar kwaad dat geweldig veel kabaal maakt. Mag ik u een paar vraagjes stellen ? “Nee,” kreun ik inwendig, “nu niet. Ga weg, laat me met rust.” Maar omdat Wendy aardig is en zo’n rotjob heeft, geef ik haar desalniettemin een volledig overzicht van mijn kennis van margarines met omega 3-vetzuren. Na afloop van het gesprek ligt Hurley buiten westen in het struikgewas. Maanden van ontbering op een onbewoond eiland en nog geen gram afgevallen. Ik begrijp er niets van ; maar laat dat nu mijn natuurlijke staat zijn in dit leven.

Linda Asselbergs

Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content