Ze haat de term designer. En toch is de in Parijs gevestigde India Mahvi precies dat: een ontwerpster, van mooie dingen.

Ze praat stil, fluistert bijna, en klinkt tegelijk gedecideerd en verlegen. India Mahvi, meubelontwerpster en interieurachitecte, is minder luid dan de gemiddelde Parisienne. Ze kleedt zich ook stil: duur en elegant, maar wel onopvallend. Ze houdt van Jil Sander, van Joseph, van Eric Bergère. Simpele kleren, maar allemaal verschillend. Ze ontvangt ons op de gelijkvloerse verdieping van een oud appartementsgebouw in het rijke zevende arrondissement van Parijs. Een lege ruimte, op drie bureaus na. Plus enkele stoelen, een stapeltje tijdschriften en een lampje. Dat lampje wordt sinds kort verkocht bij Natan in Brussel, net als de stoelen.

Haar vader komt uit Iran, haar moeder heeft Egyptisch en Schots bloed. Ze is opgegroeid in Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. “We waren altijd onderweg. En ik vind dat niet erg. Dat ontwortelde is soms ongemakkelijk, maar anderzijds voel ik me overal goed. Ik beschouw mezelf als een zwerfster. Ik voel me een nomade. En dat is oké.”

In Parijs studeerde ze architectuur. Maar dat was een verkeerde keuze, vindt ze achteraf. “Eigenlijk wilde ik films maken. Maar de toegangsexamens van de filmschool in Parijs waren berucht omdat ze zo moeilijk waren. Dus dacht ik: waarom studeer ik geen architectuur, dan kan ik altijd nog filmdecors bouwen.”

Ze verveelde zich tijdens die opleiding. “We moesten het ene sociale-woningproject na het andere bestuderen. Ik heb toen ondervonden dat de meeste professoren toch wel een beetje geflopte architecten waren. Een metier overdragen, dat doe je met liefde. Maar het eerste wat er op die school gezegd werd, was dat we waarschijnlijk nooit werk zouden vinden. Wat mij betreft was het dat niet echt.”

Nadien volgde ze industrieel design, meubelontwerp en grafiek aan drie verschillende scholen, in Frankrijk en in de Verenigde Staten. “Ik wilde verschillende perspectieven krijgen.” Ze voegt eraan toe dat ze zichzelf destijds niet matuur genoeg vond om meteen al huizen te bouwen. “Architectuur moet je laten bezinken. Dat is een traag proces. Ik wilde iets snellers, om eventueel later naar architectuur te evolueren.” De ambitie om films te maken heeft ze al lang laten varen, al dagdroomt ze soms wel eens. “Misschien begin ik ooit nog een zoveelste nieuwe carrière.”

Ze werkt in Parijs omdat ze er al lang woont en omdat ze in het Frans is opgevoed. “Er zijn andere steden, maar als je eenmaal hier woont, tja, dan is het moeilijk opnieuw te vertrekken. Parijs, dat is een naam. En een strategische locatie. De manier waarop je de zaken waarneemt, is belangrijker dan waar je ze waarneemt.”

In Parijs leerde ze ook de stiel, op het bureau van Christian Liaigre, de in gedempte luxe gespecialiseerde interieurarchitect die vorig jaar hoge ogen gooide met het Mercer Hotel in New York. “Bij Liaigre zaten we met een heel kleine structuur, drie mensen amper. Ik ben bij hem begonnen toen hij druk bezig was met de inrichting van Hotel Montalembert in Parijs. En ik ben zeven jaar gebleven. Op een bepaald moment was het tijd om op eigen benen te gaan staan. Ik moest evolueren.” Ze herinnert zich nog goed de aanleiding, de déclic: de geboorte van haar eerste kind, een zoon, twee jaar geleden. De geboorte van een kind, zegt ze, is dikwijls een beslissend moment in iemands leven.

Sinds ze haar eigen bureau startte, heeft India Mahvi winkels en kantoren ontworpen voor Joseph in Londen. Ze leerde Joseph Ettedgui kennen toen ze nog bij Liaigre werkte. “We hebben een erg goede werkrelatie. Joseph is een man van zijn tijd, een echte professioneel. Hij is zo dynamisch. Ik vergelijk hem graag met Gainsbourg. Hoe ouder hij wordt, hoe moderner. Ik heb enorm veel bewondering voor hem.”

Momenteel werkt ze aan de inrichting van twee Londense huizen. Eén ervan is 800 m² groot, en heeft een ingebouwde bioscoop. En dan is er haar eigen zaak in de rue de Las Cases, gepland voor eind maart. Het wordt een beetje een gemengde ruimte, boetiek voorin, kantoren achterin. De grens tussen beide moet onduidelijk blijven. Mahvi wil graag werkruimte en winkel combineren, en behalve haar eigen ontwerpen ook stoffen en accessoires verkopen. En kleren die ze zelf graag ziet maar die nergens anders in Parijs worden verkocht. “Ik had mijn kantoor ook kunnen scheiden van de winkel, maar ik wou absoluut een studio waarin alles beweegt.”

Met Natan, waar haar ontwerpen worden verkocht in de door Vincent Van Duysen ontworpen lifestyleruimte in de boetiek aan de Louizalaan in Brussel, is de samenwerking gestoeld op feeling. ” Sophie Campion, die de afdeling runt, is me komen opzoeken nadat ze een artikel over mijn werk had gezien in Vogue. Ze heeft eerst drie modellen gekozen. En daarna alles wat ik gemaakt heb. De fauteuils, de ebbenhouten plateaus, het lampje. Van zodra ik iets nieuws heb, krijgt ze het.”

Ze houdt van vlooienmarkten. De sfeer voert haar mee naar elders. Brengt raad en inspiratie. “Maar ik kan ook geïnspireerd geraken door voorwerpen die absoluut niets te maken hebben met het eindresultaat. Voor deze koffietafel kwam het idee bijvoorbeeld van een kaars, en de koffietafel inspireerde me daarna voor nog een ander ontwerp. Je kan je idee halen uit de snit van een kledingstuk. Ik scheur voortdurend beelden uit tijdschriften, en die hang ik aan de muur. Als ik iets ontwerp, vertrek ik dikwijls van een precies project. Neem de lamp: ik zat thuis, en ik had absoluut behoefte aan een lampje voor op de nachttafel. Een staande lamp verblindt je als je in bed ligt. Ik maakte een model van papier, koos de materialen, en toen was mijn lamp klaar. De muurlamp heb ik ontworpen omdat je in Parijs geen appartement kan vinden zonder uit de muren hangende elektriciteitskabels. Ik wou een simpel voorwerp, maar wel een dat kan worden gebruikt om snoeren achter te verbergen.”

India Mahvi probeert niet te vaak naar andermans werk te kijken. “Als je lang in opdracht van iemand anders hebt gewerkt, moet je je terugtrekken. Dat is de beste manier om zelf iets te creëren.” Maar ze bewondert wel mensen als Philippe Starck, David Chipperfield en John Pawson. Designers die zich soms ook aan architectuur wagen.

Ze zegt: “Die term designer, daar houd ik niet van.” Hoe wil ze dan wel worden genoemd? “Dat weet ik niet. Maar het designtijdperk is helemaal voorbij. Design is typisch iets van de jaren tachtig. Het voorwerp werd overdreven ingewikkeld gemaakt. Wat nergens goed voor was.” Ze zegt, fluistert bijna, dat ze het zich kan veroorloven zich geen designer te noemen.

Als India Mahvi aan een project begint, zoals nu de verbouwing van de twee woningen in Londen, vindt ze het belangrijk dat ze haar klanten goed begrijpt. Vaak zijn opdrachtgevers niet in staat te zeggen wat ze willen. “Dan moet je vragen stellen, hen trachten te doorgronden. Als project X verschilt van project Y, dan komt dat door de bewoners. Je moet dus een maximum aan informatie winnen. Hun wensen sublimeren. Willen je opdrachtgevers iets, dan moet je dat tot het uiterste doordrijven.”

Ze houdt zich liever bezig met het interieur van een woning dan met de inrichting van een winkel of een verdieping kantoren. “Voor een winkel heb je minder tijd. En zo’n zaak is na vijf jaar al verouderd. Terwijl een woning gemakkelijk tien, vijftien jaar meekan. De relatie met je klant is bovendien veel intiemer. Anderzijds hou ik wel van de variatie.”

Ziet ze zich uiteindelijk toch nog als architecte? Het is, zegt ze, een kwestie van opportuniteit. Zoals alles in het leven. “Maar ik ga niet zelf zoeken naar een opdracht. Ik heb het geluk dat ik dat voor geen enkele van mijn activiteiten moet doen.” Een huis voor zichzelf misschien? “Dat is het moeilijkste. Je zit met je partner, de intimiteit van je gezin. Dat wordt al snel een emotionele ramp. Je twijfelt ook 50.000 keer over alles. Je hebt veel meer tijd nodig. En bovendien: telkens als ik iets voor mezelf moet maken, blokkeer ik. Erg is dat niet.”

Wat ze wel ziet zitten, is een meubelcollectie voor kinderen. “Mijn zoon is 2,5, en ik gebruik hem als proefkonijn.” Ze vindt dat er geen leuk meubilair voor kinderen bestaat. “Amuseer je maar eens met het zoeken naar een hedendaags kinderbed. Niet te vinden. En voor beddengoed geldt hetzelfde. Er zijn wel lakens bedrukt met Superman, of flauwe dessins. Maar iets echt moois niet.” Ze wil simpele spullen voor kinderen. Komaf maken met al dat kleurgebruik, met die fixatie op alles wat cheap is. “Mensen denken: ah, het is voor kinderen, dus moet het schreeuwerig zijn. Ik vind dat bizar.”

Mahvi wil zich niet alleen wagen aan een kindercollectie, onder meer omdat de productiekosten te hoog liggen voor haar kleine bedrijfje. Dus zoekt ze een grote partner. Ook al omdat ze de prijzen wil drukken. Een kinderbed gaat twee jaar mee, soms drie, maar niet langer. Het heeft geen zin daar fortuinen aan uit te geven.

Over haar volwassen voorwerpen zegt ze dat ze niet zo duur zijn. Maar het zijn ook niet de prijzen van Habitat. “Het idee is: een reeks voorwerpen aanbieden met toegankelijke prijzen en een kleiner aantal dat echt duur is. De balans is belangrijk. Mijn ebbenhouten plateaus kosten tussen 6000 en 12.000 frank, naargelang de grootte. Dat is niet buitensporig. Het lampje kost 11.000 frank. Merken waarvan je eigenlijk denkt dat ze niet duur zijn, vragen gelijkaardige bedragen.”

Heeft ze nog een grote droom? “Dit is een droom”, zegt ze, en ze wijst naar de lege ruimte die snel een winkel annex kantoor moet worden. “Ik zou nog graag een hotel inrichten, misschien wat aan architectuur doen. Maar ik ben zo al erg blij. Eigenlijk is elk project een soort droom.”

Jesse Brouns / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content