Het gebeurt op de stomste momenten, met de foute mensen en op de raarste plekken. Anatomie van de liefde in haar meest verbijsterende variant: de coup de foudre.

Linda Asselbergs / Tekening Jozefien Daelemans

Amélie Poulain wist het, én die verpleger uit Hable con ella toen hij door het raam van de dansschool naar binnen keek en in een heel balletkorps dat ene, onweerstaanbare meisje ontwaarde. En Romeo en Julia natuurlijk, ook al gluurden ze volgens Baz Luhrman naar elkaar door de wuivende waterplanten van een aquarium. Maar de boodschap was er niet minder duidelijk om: dit is De Ware, dit is het wonderlijke wezen dat door mysterieuze krachten in mijn richting gestuwd werd en waarmee ik sinds die eerste fatale oogopslag de rest van mijn leven wil doorbrengen. Van alle vormen die de liefde kan aannemen, spreekt de coup de foudre het meest tot de verbeelding. Vooral omdat het niet alleen romanpersonages of filmhelden, maar ook doodnormale stervelingen overkomt. Neem nu Annick. Allerminst een zwijmelaarster, naar eigen zeggen. Waarom zou ze trouwens zwijmelen, ze had al jaren een relatie. Geen jubelende hartstocht, dat was het eigenlijk nooit geweest, meer een relatie als een oude flanellen pyjama, waarin een mens zich op kille winteravonden graag mag opkrullen.

En toen ging ze fietsen. Ach, ze had die zondag wel honderd andere dingen kunnen doen. Maar nee, ze ging fietsen. En op een fietspad ergens in de Voorkempen, kruiste ze hém. ‘Ik weet dat het belachelijk klinkt, want onze blikken ontmoetten elkaar hoogstens een seconde, maar het was alsof er een stroomstoot door mijn lijf ging. En met een haarzuivere helderheid, alsof het in een tekstballon in de lucht hing, wist ik: dit is ‘m, dit is de man op wie ik zonder het te weten altijd gewacht heb. En meteen daarna werd ik door een diepe droefheid overvallen: daar gaat hij, de vent van mijn leven. Vind ik hem eindelijk, fietst hij alweer mijn leven uit. En ik kan hem niet eens tegenhouden. Want leg zoiets maar eens uit aan je partner: “Sorry schat, maar nu moet ik er echt vandoor, die meneer daar achterna. Nee, ik ken hem niet, maar dat geeft niet, ik moét hem hebben.” In de volgende maanden had ze vaak aan die man op de fiets gedacht. Ze was zelfs een paar keer in haar auto in de buurt van hun ontmoetingsplaats gaan rondrijden, in de hoop hem te zien. Pure, onversneden meligheid, maar wie kan in alle eerlijkheid beweren dat hij zoiets nooit gedaan heeft?

Bijna een jaar later, liep ze hem ineens tegen het lijf. In de foyer van de schouwburg, waar ze elkaar – zoals later bleek – al ettelijke keren rakelings gepasseerd moesten hebben. Maar nu was het raak. En mirakel, hij herkende haar. Van die keer op de fiets, ja. Of van veel eerder. Want vanaf het eerste gesprek was er dat gevoel van intimiteit, van thuiskomen. Bleek dat ze allebei Romaanse gestudeerd hadden, zij het aan een andere universiteit, dat ze van dezelfde boeken en films en van plateaux de fruits de mer hielden en om dezelfde dingen konden lachen. Drie maanden later woonden ze samen. Liefde op ’t eerste gezicht heet zoiets, wat in vergelijking met het Franse coup de foudre een beetje slap klinkt. Een donderslag bij heldere hemel, een bliksemschicht die je dronken van tederheid maakt, daar kan een mens zich iets bij voorstellen. Het hoofd in de wolken, het hart in de keel, champagnebubbels in het bloed: in het beste geval is verliefdheid het geluk in zijn puurste vorm, een begenadigde gemoedstoestand, waaraan je, eens je hem ervaren hebt, de rest van je leven met bitterzoete heimwee terugdenkt.

’t Kan ook tegenvallen, natuurlijk. Sla er Van Dale maar op na. Coup de foudre betekent net zo goed ‘onverwachte ramp’ en ‘slechte tijding’. Niet zo gek als je bedenkt dat verliefdheid ooit tot de Trojaanse oorlog leidde, tot troonsafstanden en moties van wantrouwen binnen regeringen en vele anonieme huishoudens. En de fysieke kenmerken? Klamme handen, een droge mond, een gejaagde ademhaling en een volledig rugbyteam dat in je ingewanden tekeergaat… Dezelfde symptomen als van een flinke buikgriep dus.

Waarvoor is verliefdheid eigenlijk goed, kun je je afvragen. Wat is de zin van die bizarre opwinding, van de allesoverheersende roes die mensen (tijdelijk) stekeblind maakt voor de realiteit? Is het geen uitvinding van charmezangers en auteurs van stationsromannetjes? Wrattenzwijnen en gordeldieren planten zich toch ook voort en wie heeft er al van een verliefd wrattenzwijn gehoord, tenzij in de Disneystudio’s? Goed, er zijn biologen die beweren dat alles te verklaren is vanuit een samenspel van hormonen en prikkeloverdragers. Van dopamine, noradrenaline en fenyletylamine, bijvoorbeeld, natuurlijke amfetamines die de hersenen activeren en die maken dat minnaars een hele nacht kunnen rampetampen en nog adem overhouden voor geestige repartie. Wat meteen verklaart waarom verliefdheid an sich nooit lang duurt. De hersenen kunnen nu eenmaal niet eeuwig in overdrive blijven. Maximaal dertig maanden geven de optimisten onder de evolutiepsychologen een verliefd stel, terwijl de pessimisten (of zijn het realisten?) het op achttien maanden houden. Niet toevallig de tijd die in primitieve samenlevingen nodig was om een kind te spenen. Maar beweren dat louter hormonen de motor van ons amoureus leven zijn, houdt geen steek. Want dopamine slaat ook alarm bij stress en wordt zelfs afgescheiden als je hevige trek hebt in – ik zeg maar iets – een hoorntje met twee bollen choc choc chip. Nee, er moet meer aan de hand zijn om een met rede begaafd mens in een euforische trilpudding te transformeren.

Het ander uiterste zijn de romantisch-filosofische theorieën die teruggaan tot Plato en zijn idee van de wederhelft, iemand van wie de boze goden ons ooit scheidden en zonder wie we als hunkerende sukkels door het leven hinken. Na de hereniging met de voorbestemde geliefde zijn we ‘heel’, één wezen, één vlees, een nieuw organisme van een hogere orde. Misschien is het dat idyllisch beeld dat mensen ertoe aanzet om alles op te geven en naar een ver land te verkassen om herenigd te worden met het vakantielief dat de Enige Ware heet te zijn. Van die mensen die dan door Annick Ruyts opgezocht worden en op ontroerende wijze getuigen van hun Grenzeloze liefde. Heel mooi allemaal, maar de scepticus in mij vraagt zich dan altijd af of dat nu allemaal wel nodig was. We zijn tenslotte met zes miljard tegenwoordig, volgens de wetten van de kansberekening moeten daar toch wel een aantal individuen tussen zitten met wie het knus kersen eten is. Dichter bij huis, bijvoorbeeld. Maar goed, verliefdheid gedijt nu eenmaal het best in een welwillende omgeving. Wat verklaart waarom zoveel mensen een partner vinden op een huwelijksfeest of op vakantie.

Maar goed, laten we voor het gemak de theorie van de ene, grote liefde vooropstellen. Waarom val je in katzwijm voor meneer A en absoluut niet voor de op het eerste gezicht even aantrekkelijke meneer B of C? De biologen maken zich er gemakkelijk van af door te beweren dat liefde niets anders is dan de voornoemde chemische reactie, afhankelijk van een toevallige ontmoeting met een geschikte partner. Nu ja, je hoeft geen afgestudeerd zoöloog te zijn om te voorspellen dat een mannetje en een wijfje van dezelfde soort het makkelijkst paren als je ze samen in een kooi zet. Dieptepsychologen gaan het wat verder zoeken. Verliefdheid zou niets anders zijn dan een regressie naar onze vroege kindertijd, de eenheid met de moeder. Sommigen gaan er bovendien van uit dat we van huize uit zijn voorbestemd voor één bepaald type. Ieder van ons zou dus een blauwdruk hebben van de ideale man of vrouw en in zijn hoofd dus een unieke gids voor de ware liefde meedragen. Een gids die niets anders is dan een samenraapsel van eigenschappen van mensen en van ervaringen uit onze kindertijd die we prachtig of weerzinwekkend vonden. Blond krulhaar, een wipneus, kleine handen en voeten. Brede schouders, overvloedig borsthaar, een harde stem. De manier waarop onze ouders met ons omgingen, de manier waarop ze ons rijkdom en status leerden zien. Allemaal informatie die sporen in onze hersenen nalaat. Op het moment dat we de adolescentie bereiken, ligt de blauwdruk vast. Best mogelijk dat we de ware Jakob nooit vinden, maar als er maar genoeg overeenkomsten zijn, knallen de kurken, doet de chemiecocktail zijn werk en barst het vuurwerk los.

Omdat elke verliefde zich stiekem een revolutionair waant, is het misschien moeilijk te verteren dat het uiteindelijk toch ma en pa zijn die bepalen met wie je de boot ingaat. Al was het maar doordat je iemand kiest die zo weinig mogelijk op één van hen lijkt. Loopt het mis in een relatie, dan kun je de volgende keer maar beter met een totaal verschillend type in zee gaan, zou je denken. Maar nee, in ongeveer de helft van de gevallen blijken mannen en vrouwen voor iemand te kiezen die zowel qua uiterlijk als qua sociale status en gedragingen akelig veel op nummer één lijkt. Allemaal de schuld van ma en pa dus…

Maar het kan nog straffer. Want je kunt mooi denken dat je als geëmancipeerde, onafhankelijke vrouw aan de wetten van de natuur en de evolutie ontsnapt, dat je alleen maar een knappe bink zoekt en een nageslacht de laatste van je zorgen is. Maar dat is buiten ‘de fluisterende stem van onze voorouders’ gerekend. Voorouders die maar één ding voor ogen hadden: het menselijk ras te helpen overleven en aangroeien. Hun signalen blijken bovendien verdraaid doeltreffend te zijn, want de onderzoeksresultaten van evolutiepsychologen in 37 culturen laten er geen twijfel over bestaan: grosso modo gaan mannen en vrouwen over de hele wereld voor hetzelfde. De mannen voor een jonge, knappe vrouw. Jeugd en schoonheid gaan immers samen met gezondheid en vruchtbaarheid. Vrouwen hechten bij de keuze van een partner meer belang aan werklust, aanzien en rijkdom. Met andere woorden: ze zijn op zoek naar een betrouwbare kostwinner voor hun kroost. Waar in primitieve samenlevingen mannen met hun peniskoker pronken, mogen ‘geciviliseerde’ mannen graag met hun gsm of BMW-sleutels spelen. De boodschap is niet mis te verstaan: ik ben niet de eerste de beste, ik heb een vrouw aardig wat te bieden…

‘Met de eerste blik is alles gezegd’, beweert de Franse etholoog en psychiater Boris Cyrulnik over de coup de foudre. De ogen als spiegel van de ziel, het is een populair beeld. Maar de ogen en meer in het bijzonder hun positie in het gezicht zouden ook op een andere manier bepalend zijn voor de fatale aantrekkingskracht tussen individuen. Experimenten met foto’s liegen er niet om: overal ter wereld vertonen mensen een uitgesproken voorkeur voor mannen en vrouwen met een symmetrisch gezicht. Schoonheid is dus wel degelijk meetbaar: soms bedraagt het verschil tussen wat als aantrekkelijk of lelijk ervaren wordt, nauwelijks een paar millimeter. In een Amerikaans experiment met gemanipuleerde foto’s van eenzelfde man en vrouw bleken de mannelijke proefpersonen bijna unaniem te vallen voor de hypervrouwelijke versie van het gezicht, met een korte kin en fijne onderkaak. De femme fertile noemt psychologe Melissa Franklin dit type vrouw, dat zich onderscheidt door een hoog oestrogeengehalte. Vrouwen kiezen meestal niet voor extreme mannelijkheid, tenzij tijdens de twee dagen voor de eisprong, als ze het vruchtbaarst zijn. Bovendien blijken ze precies in die periode symmetrie in een mannenlichaam ook te kunnen ruiken. Dat bewees een proef waarbij vrouwelijke proefpersonen aan T-shirts snuffelden waarin mannen twee nachten geslapen hadden. Het meest sexy luchtje werd bijna zonder uitzondering toegeschreven aan mannen met een symmetrisch lichaam. Geuren blijken overigens een belangrijke rol te spelen bij de partnerkeuze. Het reukvermogen was in de evolutie het zintuig dat zich het eerst ontwikkelde, en een derde van het totale gewicht van de hersenen heeft met het geurcircuit te maken. Vrouwen zijn veel gevoeliger voor luchtjes dan mannen. Niet dat ze vallen op elke man die lekker ruikt, maar als een man niét lekker ruikt, zullen ze niet toehappen, ook al is hij knap.

Maar is er dan helemaal geen hoop voor de asymmetrischen onder ons, de lelijkaards zeg maar? De wetenschap bevestigt alleen maar wat we allang wisten: ja, vooral als je een man bent. Ik weet nog hoe gechoqueerd ik was toen ik als onschuldige blaag in Women in love van D.H. Lawrence las hoe Ursula (of was het haar zus Gudrun?) helemaal in de ban geraakte van de gnoomachtige Duitser Loerke. En Sartre was ook niet meteen een glamourboy. Gelukkig bestaat er ook zoiets als geestelijk versieren. Zo ontwikkelde de evolutiepsycholoog Geoffrey Miller de interessante theorie dat de hoge ontwikkelingsgraad van het menselijk brein niets anders is dan het resultaat van de seksuele selectie. Met andere woorden: de mens heeft zijn hersenen op spitsvondigheid getraind om alsnog een partner het bed in te kletsen en zo de soort in stand te houden. Slimme versierders zouden bij het verleiden onbewust de techniek van het neurolinguïstisch programmeren toepassen: ze gebruiken dezelfde taal als hun ‘prooi’, haar eigen symbolen, om de diepste emoties te stimuleren. Vraag maar aan Woody Allen. Helaas werkt humor als verleidingstruc vooral voor mannen. Vrouwen vinden het namelijk niet alleen leuk dat een man hen aan het lachen brengt, ze kunnen het ook appreciëren als hun partner een heel gezelschap kan entertainen. Gevoel voor humor als een opstapje tot succes en aanzien dus. Een man, daarentegen, hoeft niet per se een Ruby Wax aan zijn zij, die heeft liever een vrouw die om zíjn grapjes lacht. En grote borsten heeft. Wat meteen verklaart waarom er niet meer vrouwelijke komieken zijn.

Maar laten we vooral niet afdwalen. Als verliefdheid gemiddeld maar achttien à dertig maanden duurt, wat gebeurt er dan daarna? In het beste geval slaat na de uitwerking van het chemisch vuurwerk verliefdheid om in diepe genegenheid. In de hersenen treedt dan een nieuw chemisch systeem in werking: de vorming van endorfinen, de opiaten van de geest. Voor sommige mensen is de lol er dan af: ze zijn verslaafd aan de chemische gensters in hun hersenen. Dat zijn de hardnekkige romantici onder ons die geregeld de boel opblazen en het ene lief na het andere verslijten. Het cliché wil dat mannen vlotter zwichten voor een nieuwe verlokking; ze zouden dan ook gevoeliger zijn voor de werking van de chemische cocktail in hun hersenen. Vrouwen blijken dan weer gemakkelijker in staat om een relatie af te breken. De statistieken liegen er niet om: de meeste relaties worden door de vrouwelijke partner beëindigd.

Verliefdheid kan ook omslaan in passie, in puur afzien dus. Omdat de liefde niet beantwoord wordt, omdat de geadoreerde getrouwd of beroemd en dus onbereikbaar is of omdat je niet mét, maar ook niet zonder hem of haar kunt leven. Boris Cyrulnik heeft het dan weer over individuen die niet in staat zijn om tot een constructieve liefde over te gaan, omdat ze verteerd worden door de angst hun partner te verliezen. Of omdat ze zich te nietig voelen om geliefd te worden. Zoals Piaf ooit zong: ” Je me teindrais même en blonde si tu me le demandais.”‘ Of zoals een van Cyrulniks vrouwelijke patiënten het uitdrukte: “Ik begon mijn man te haten omdat hij echt wel een sukkel moest zijn om met mij getrouwd te zijn.” In zo’n geval transformeert verliefdheid zich tot een destructieve kracht.

Is verliefdheid een chemische hocus pocus? Of is de romantische roes puur een accessoire bij het nastreven van een hoger doel: het doorgeven van genetisch materiaal? Best boeiend wat de witjassen daarover te melden hebben. Maar de verliefde mens zal het een zorg wezen: die wil lichaam én geest, met de volle maan en de sterren en planeten op de koop toe. Wie heeft er überhaupt behoefte aan een verklaring voor de liefde? Zelfs een man van de wetenschap als Blaise Pascal (1623 – 1662) moest bekennen: “Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent.”

Tussen achttien en dertig maanden geven evolutiepsychologen een verliefd stel. Niet toevallig de tijd die in primitieve samenlevingen nodig was om een kind te spenen.

Soms bedraagt het verschil tussen wat als aantrekkelijk of lelijk ervaren wordt, nauwelijks een paar millimeter.

De mens heeft zijn hersenen op spitsvondigheid getraind om alsnog een partner het bed in te kletsen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content