Een overvloed aan edelstenen en rijkelijke kleuren kenmerken de Indische mogoljuwelen uit de achttiende en negentiende eeuw, waarvan het Provinciaal Diamantmuseum in Antwerpen een unieke verzameling bij elkaar wist te brengen.

Hilde Verbiest

India heeft mij altijd ontzettend aangesproken, omdat alles er een symbolische waarde heeft. Letterlijk alles is geënt op oeroude tradities?, zegt Sabine Denissen, die sedert 1992 wetenschappelijk medewerker is aan het Provinciaal Diamantmuseum in Antwerpen : ?Dat is mijn officiële titel, maar eigenlijk doe ik het werk van een conservator.? Ze legt daarin duidelijk accenten. In de voorbije vijf jaar kreeg het Diamantmuseum een nieuw gezicht : ?Ik vind dat we als museum jonge en vooral ook Belgische ontwerpers een platform moeten geven. Maar daarnaast is het ook belangrijk dat we de confrontatie aangaan met andere culturen en tradities. Uiteraard met de klemtoon op diamanten, we zijn tenslotte een diamantmuseum.?

De tentoonstelling Een streling voor het oog. Indische Mogoljuwelen van de 18de en 19de eeuw sluit aan bij dat laatste aspect. Een unicum, want Sabine Denissen slaagde er niet alleen in om waardevolle stukken in privé-collecties op te sporen, zij kreeg ook de toestemming om ze tentoon te stellen. Als studente archeologie en kunstgeschiedenis koos ze voor de Indische archeologie (?Ik heb echt het gevoel dat ik naar mijn oorsprong terugkeer?), al was dat niet de belangrijkste reden om deze tentoonstelling op te zetten. Denissen : ?In India wordt al sinds 3000 voor Christus diamant ontgonnen, voor zover wij weten. Maar naar de geschiedenis van de diamant in India werd nog nooit degelijk historisch onderzoek gedaan. Wat voor ons de aanleiding was om daar werk van te maken, maar dan wel vertrekkend van de Indische bronnen. Dat betekent dat die geschiedenis herschreven moet worden, want tot nu toe zijn wij in het westen altijd vertrokken van Griekse en Romeinse bronnen. En een derde aspect, en voor ons niet onbelangrijk, is dat in deze mogoljuwelen ongelooflijk veel diamanten werden verwerkt.?

Hoe herken je mogoljuwelen ?

Sabine Denissen : Ze stammen uit de tijd van de mogols, die in het noorden van India regeerden van de 16de tot de 19de eeuw. Er zijn heel veel edelstenen in gebruikt in het zuiden van India maakte men daarentegen hoofdzakelijk puur gouden juwelen en de kleuren zijn rijkelijk. Maar in de beginperiode waren de mogoljuwelen vrij sober. De mogolvorsten kwamen uit een islamitische cultuur, en het was hen niet toegestaan om zich uitbundig te kleden en te sieren. De eerste juwelen die zij droegen waren kransen van kralen. Smaragden, robijnen, parels of iets anders. Maar in wezen was dit een gebedssnoer : elke kraal stond voor een naam van Allah. En hoewel de islam altijd belangrijk is gebleven, was de invloed van de hindoecultuur zeer groot, wat in de juwelen duidelijk zichtbaar werd. Het moet werkelijk een ongelooflijk rijke periode zijn geweest. Het hofleven van de mogols had een enorme materiële uitstraling, vooral in de 18de en 19de eeuw. Het was een periode waarin de kunsten floreerden : de juweelkunst, maar ook de architectuur en de literatuur. Om een idee te geven van de rijkdom : er bestaan teksten waarin beschreven staat hoe de grootmogol opdracht gaf om zijn stenen en juwelen te verdelen in 365 delen. Elke dag moesten de schatbewaarders de stenen van die dag tonen, zodat de grootmogol na een jaar zijn hele collectie had gezien.

Die rijkdom werd ook tentoongespreid door ze te dragen : Indische dames waren van kop tot teen beladen met juwelen. Haarsieraden, armbanden, zowel voor de bovenarm als voor de pols, oor- en neusringen, halssnoeren, teenringen… Europese dames die aan het mogolhof vertoefden, voelden zich vaak gegeneerd : zij konden op geen enkele wijze concurreren met die schittering. Opvallend is dat men zich hield aan de symmetrie : nooit werd één armband gedragen, maar altijd een links en een rechts. Alles had een tegenpool, soms wel op een andere manier : in het haar droeg men bijvoorbeeld aan de ene kant een sieraad in de vorm van een zon, tegenover een maan. Er moest altijd een zeker evenwicht bestaan. Het is bovendien verrassend dat de meeste juwelen in goud werden gemaakt, hoewel India geen goudmijn van enige betekenis heeft.

Die kleurenrijkdom komt voort uit het gebruik van veel verschillende edelstenen ?

Gedeeltelijk. De stenen zitten aan de voorkant, en eigenlijk is die meestal nog vrij sober. De achterzijde is veel uitbundiger : geëmailleerd in wit, groen, rood, blauw, en later ook in geel en grijsblauw. Dat lijkt bizar omdat die achterkant onzichtbaar bleef. Maar het had een goede reden. Van elk juweel wist men precies hoeveel het woog : men kende het goudgehalte tot op de milligram. Als je het draagt, gaat dat goud toch afslijten, zeker zuiver goud, en dus bracht men ter bescherming zo’n emaillaag aan. Dit is een typisch islamitisch element, met die heel herkenbare versieringen en motieven zoals de bloemenranken. Het emailleren van juwelen werd een kunst op zich, en de meeste zijn aan de achterkant net zo mooi of misschien zelfs mooier dan aan de voorzijde. Waarom dat gewicht zo belangrijk was ? Dat heeft met een andere traditie te maken. Veel van die juwelen maakten deel uit van de bruidsschat. Een vrouw mocht niets bezitten : geen huis, geen grond, niks. Alleen de bruidsschat. Dat was haar enige onvervreemdbare bezit. Bij het huwelijk werd die schat bepaald : wat ertoe behoorde, hoe de juwelen eruitzagen, de waarde ervan en het gewicht. En de echtgenoot had tot taak om ze onder die condities te bewaren. Wat ook betekende dat het gewicht hetzelfde moest blijven. Nu denk ik niet dat dat altijd gebeurde, want in tijden van nood heeft men zeker een deel van de bruidsschat gehypothekeerd. Dit gold trouwens voor alle klassen. Wie zich geen goud kon veroorloven, had juwelen in zilver.

De Indische maatschappij was en is sterk hiërarchisch. Waren bepaalde juwelen taboe voor lagere kasten ?

Sommige juwelen mochten inderdaad alleen door bepaalde mensen gedragen worden. De sarpech of tulbandversiering bijvoorbeeld was aanvankelijk voorbehouden voor de mogolkeizer en zijn familie. Pas later, toen de macht van de keizer verzwakte, gingen ook kleinere koningen dat juweel dragen. Maar eigenlijk is het niet zozeer de vorm van de juwelen die verschilt, maar het materiaal. Zo mocht alleen de hoogste kaste goud dragen aan de voeten, dus als teenjuweel. En sommige stenen waren verbonden met bepaalde kasten : de witte diamant mocht alleen gedragen worden door de brahmanen, de roze diamant kon ook voor de sjatria’s of de ridderkaste, en de gele diamant ook voor de vaishia’s, de handelaars.

Waarom al die stenen ? Hadden ze daarmee een bedoeling ?

Het gros van de juwelen was profylactisch : ze boden bescherming. En het waren vooral de stenen die een juweel zijn beschermende kracht verleenden. Ze hielpen bij ziekte of bij het afweren van allerlei onheil. Holdili’s, hangers in jade, moesten de drager beschermen tegen hartkwalen. Maar stenen konden ook te krachtig zijn. Een saffier bijvoorbeeld zal nooit als enige steen in een juweel voorkomen, precies omdat hij zo sterk zou zijn. In het beste geval kan je er alle goeds van verwachten, maar hij kon je ook totaal de grond inboren. Daarom zal men een saffier altijd combineren met andere stenen : om zijn kracht in goede banen te leiden. Zoals in een nauratan, een profylactisch juweel waarin de negen belangrijkste stenen zijn verwerkt men gebruikte trouwens niet alleen edelstenen, maar ook andere mineralen. De centrale steen is altijd de robijn, die de zon voorstelt. Verder is er de diamant, de saffier, het katoog, het koraal, de smaragd, de parel, de hyacinth en de topaas. Samen boden ze bijna volledige bescherming. De parel was in die periode trouwens een van de kostbaarste stenen, omdat hij zo zeldzaam was.

Heeft het bestuderen van de Indische bronnen nieuw licht geworpen op de geschiedenis van de diamant ?

Absoluut. De belangrijkste ontdekking heeft te maken met de vertaling. Het Indische woord lal bijvoorbeeld vertalen wij altijd door robijn. Maar het betekent gewoon rode steen. Het kon dus net zo goed een rode spinel zijn. En in feite was de spinel, die nu als minderwaardig wordt beschouwd, twee eeuwen geleden zeldzamer en kostbaarder dan de robijn. Wij zeggen ook altijd dat diamant voortkomt van het Griekse adamas, dat onbedwingbaar of ontembaar betekent. Als je de Indische voorgeschiedenis bestudeert, blijkt dat adamas slaat op een steen die niet kan verbranden. Wij hebben dat verengd tot diamant, maar er zijn meer stenen met deze eigenschap. Dus als wij lezen witte diamant, bedoelen zij in feite een witte steen, die niet verbrandt. Zo hebben we moeten vaststellen dat wij eigenlijk te veel aanduidingen van die vroegste periode verengd hebben tot diamant. Voor hen was hij slechts een steen onder de stenen. Het was wel een van de sterkste, een talisman die beschermde tegen allerlei onheil. Dat was ook de reden waarom ze diamanten niet of nauwelijks slepen, want elk facetje dat er aangeslepen werd, verminderde de kracht van de steen. Wij hebben altijd gedacht dat men in India de techniek van het slijpen niet kende. Uit de studie blijkt nu dat dat niet klopt. Als de steen een onzuiverheid bezat, werd die soms weggeslepen. Dat kan je alleen maar als je voldoende knowhow hebt. In de mogolliteratuur wordt bijvoorbeeld vermeld dat een slijper op zoek was naar een diamant met onzuiverheden om hem te verpulveren en te gebruiken voor het slijpen van een andere diamant. Waaruit nog eens blijkt dat zij heel goed wisten waarmee ze bezig waren. Alleen was de symboolwaarde van de steen zo groot dat ze er liever niet aankwamen. Het is pas sinds het geloof in de magische kracht van de diamant afnam, dat men op de westerse manier stenen ging slijpen.

Droeg men deze juwelen alleen bij speciale gelegenheden, of maakten ze deel uit van het dagelijkse leven ?

Geen enkel juweel werd zomaar gedragen. Er waren er natuurlijk die men iedere dag droeg, maar andere waren verbonden met de feesten. Was het feest voorbij, dan werden de juwelen terug in de koffer gelegd tot de volgende keer. Dat is nu nog altijd zo. Zo werd ik, toen we volop met de studie bezig waren, opgebeld door een Indische dame die haar juweel terugvroeg. Er was een feest in de familie, en daar moest zij precies dat ene juweel dragen, dat hoort bij de traditie. Op haar huwelijksdag bijvoorbeeld moest de bruid de volledige bruidsschat dragen, op andere huwelijksfeesten droeg een vrouw zoveel mogelijk. Dat was niet altijd eenvoudig : in bepaalde middens was die bruidsschat heel groot en het dragen echt een foltering. Daarbij komt nog dat zij verplicht was al die juwelen een jaar lang aan te houden, ook tijdens het baden en het slapen. Ze afleggen zou ongeluk brengen.

Eigenlijk waren er juwelen voor elk stadium in een mensenleven. Zelfs voor kleine kinderen had men sieraden. Zo ging de naamgeving gepaard met het doorboren van de oren en het geven van een oorring, zowel bij jongens als bij meisjes. In de collectie zitten ook twee makara-armbandjes : twee polsbandjes die eindigen in een krokodillenhoofd en volledig in blauw geëmailleerd. De makara of krokodil beschermde de baby tegen het boze oog. Opvallend is wel de felblauwe kleur, die maar weinig gebruikt werd. De meeste emailkleuren gaan terug op de edelstenen : wit verwijst naar diamant, groen naar smaragd, rood naar robijn en blauw naar saffier. Het is verrassend dat men de saffier bijna niet gebruikte, terwijl makara-armbanden heel vaak in die kleur werden geëmailleerd. Waarschijnlijk opnieuw omwille van de kracht die ervan uitgaat.

Zijn mogoljuwelen naar westerse normen mooi ?

Ze zijn prachtig, vind ik. De schittering, de kleur, het vakmanschap… dat spreekt aan. Alleen, ik zou zoiets nooit dragen. Dit moet je zien in zijn totaliteit. Wij houden van sober : een juweel op een zwarte trui bijvoorbeeld. Zij dragen veel juwelen en veel kleuren tegelijk. In India is alles kleur. Zo’n juweel komt niet tot zijn recht op een zwarte ondergrond, dat moet je gecombineerd zien met andere kleuren.

?Een streling voor het oog. Indische Mogoljuwelen van de 18de en 19de eeuw? : van 8 mei tot 17 augustus in het Diamantmuseum, Lange Herentalsestraat 31-33, 2018 Antwerpen. Inkom : 150 fr., catalogus : 1250 fr. Een combinatieticket voor deze expo en de tentoonstelling ?Uit de schatkamer 1997? (Provinciehuis, van 3 tot 27 juni) kost 250 fr.

Zowel de nauratan (links) als de makara-armbandjes (rechts) zijn profylactische juwelen : ze moeten de drager geschermen tegen allerlei onheil.Om het goud te beschermen tegen slijtage voorzag men dit halssnoer (boven) van een emaillaag : een typisch islamitisch element en een kunst op zich.

Sabine Denissen : In India was de diamant een steen onder de stenen. Hij was wel een van de sterkste, een talisman.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content