In galop over de steppe

Na een race van zo'n 20 km op het jaarlijkse Naadam is de jonge winnaar de held van de dag. © Kat De Baerdemaeker

Te paard Mongolië bereizen is misschien niet ieders droomvakantie, maar wel de mijne : tien dagen in een wereld van bijna vervlogen tradities en van eindeloze graslanden.

Onwezenlijke vergezichten, stoere nomaden, kleurrijke joerten of gers – traditionele grote, ronde tenten – en een leven met adelaars en paarden : dat is het romantisch ingekleurde beeld dat ik voor mijn vertrek koester van het bijna onbereikbare land met zijn onverbiddelijke natuur en keelzangers. Daags voor het land zich opmaakt voor de Naadam Games, de Olympische Spelen van Mongolië zeg maar, zet ik voet op Mongoolse steppenbodem.

De reis leek eindeloos. Na urenlang turen vanuit het vliegtuigraampje naar onherbergzaam niemandsland, spreidt de hoofdstad Ulaanbaatar zich als een lange zwarte veeg onder me uit. Sinds de Russische bezetting en de onafhankelijkheid in 1991 groeide Ulaanbaatar uit tot een miljoenenstad van zestig kilometer lang. Steeds meer nomaden rolden hun gers op, verkochten of doodden hun vee en kozen voor de verleidingen van de stad.

De metropool schittert onder een stralend heldere hemel. Dat is niet altijd het geval. De stad kreunt onder de groeipijnen en baadt tijdens de wintermaanden in de wasem van steenkooldampen, afkomstig van de verouderde bruinkoolcentrales uit de Sovjettijd.

VOLKSHELDEN

Een dag voor Naadam komen nomaden van heinde en ver naar de hoofdstad afgereisd. Als ode aan de Mongoolse krijgskunst wordt Naadam tijdens de zomermaanden op verschillende tijdstippen over het hele land gevierd. De grootste manifestatie ontrolt zich in de hoofdstad waar duizenden kijklustigen bijeenkomen om een glimp op te vangen van de kleurrijke parade, de worstelaars en boogschutters, of het shagai : schapenkootjes die met een vingerknip meters ver worden gekatapulteerd.

Het hoogtepunt van Naadam zijn de paardenraces. Sinds het ontstaan van het Mongoolse rijk, zo’n achthonderd jaar geleden, maken paarden onlosmakelijk deel uit van het dagelijkse leven. Op de tribunes langs de renbaan, is het dringen om een zitje te bekomen. Er wordt gedronken, gegeten en geschreeuwd.

Traditiegetrouw zijn de ruiters kinderen tussen zeven tot dertien jaar. Het publiek veert recht en spoort de jonge deelnemers uitgelaten aan. De eersten die de eindmeet halen worden onthaald als echte volkshelden en krijgen een erestatus. Door de vele ongelukken stuiten de races echter steeds meer op kritiek en door de westers geïnspireerde veiligheidsnormen dreigt ook deze traditie stilaan van de Mongoolse steppe te verdwijnen.

MONGOOLSE ZIEL

De volgende ochtend lonken de natuur en mijn lang gekoesterde droom : te paard door de ongerepte Mongoolse natuur. Met mijn hippische reisgenoten, een koppel Denen en een stel Australische dames, verlaten we in een zware jeep de drukte van de metropool, richting Khan Khentii, een bosrijk deel van het Gorkhi-Terelj National Park, zo’n honderd kilometer ten noorden van de hoofdstad. Geleidelijk verdwijnt het beton uit beeld en neemt de natuur de overhand. Na een pitstop aan de gedenkheuvel van Dzjengis Khan, de dertiende-eeuwse krijgsheer, volgen we een aardespoor. Hier begint de verkenning van het onvervalste nomadenland. Te midden van het uitgestrekte grasland lichten witte zeilen op van gertenten als oversized paddenstoelen. Na een hobbelige rit komen we aan het Jalman Meadows Ger Camp dat als uitvalsbasis dient voor onze rijtocht. Jalman Meadows was het eerste toeristische low impact-gerkamp dat in de jaren negentig werd opgericht door de Zweed Jan Wigsten. Na jaren door Mongolië gereisd te hebben, richtte hij er als pionier van het ecotoerisme Nomadic Journeys op : een lokaal reisbureau dat met respect voor de tradities, cultuur en natuur, toeristen in staat stelt om georganiseerd het land te bereizen.

In een wolk van opwaaiend stof verdwijnt onze chauffeur uit het zicht en keert terug naar het jachtige Ulaanbaatar.

Midden in een zee van veldbloemen staan de tenten opgetuigd. Hun witte dekzeilen contrasteren schril met de groene heuvelruggen. Een jonge nomadenvrouw ontvangt ons naar Mongoolse traditie met een kop thee, teken van gastvrijheid. Samen met haar man Batu en haar familie ontfermt het koppel zich over het kamp en de paarden. Intussen wordt onze bagage op een oude legerkar, getrokken door een langharige jak, naar onze ger gebracht. Mijn tent oogt bijzonder fraai. Het traditioneel fel oranje geverfd meubilair, verwijzend naar de kleur van de zon, is uitbundig versierd met boeddhistische tekeningen. De kleine houtkachel snort behaaglijk. Na een stevige en lekkere lamsstoofpot vat ik post voor mijn deurtje. Ik word omarmd door de stilte van de nacht. De vallei hult zich in een mysterieuze waas terwijl de volle maan de heuvels als zwarte schaduwtekeningen schetst tegen de nachtelijke hemel. De Mongoolse ziel sluipt stilletjes naar binnen en ik ben er helemaal klaar voor.

PRZEWALSKI-NAZAAT

Het paardengehinnik haalt me uit een diepe slaap. Prille zonnestralen priemen door de ijle ochtendnevel. Dikke dauwdruppels schitteren aan het hoog opgeschoten gras als miljarden briljanten. Batu heeft de paarden verzameld en bindt ze oude Russische legerzadels op. Na het ontbijt worden de dieren volgens onze rijvaardigheid verdeeld. Ik krijg een leuk ogend paardje met een honingkleurige vacht. Mongoolse paarden zijn half wild en gehard. Ze leven het hele jaar buiten, zonder extra voer en amper beschut, zelfs in de meest extreme weersomstandigheden.

Met het przewalskipaard, het Aziatisch oerpaard, als stamvader zijn ze klein van stuk, stevig gebouwd en energiek, maar ook uiterst comfortabel en gemakkelijk te berijden. Hun uithoudingsvermogen is legendarisch. Mongoolse paarden kunnen zo’n honderd kilometer per dag afleggen. Na een korte testrit bevalt mijn paard me prima en ook het oude legerzadel, dat met een stel touwen op zijn plaats wordt gehouden, went snel. Even na de middagpicknick geven we de paarden de vrije teugels en galopperen we in file indienne achter Batu aan. Mijn paardje is snel, alert en gehoorzaamt perfect. Ik geniet met volle teugen van het gevoel van onmetelijke ruimte.

Na twee nachten in het Jalman Meadows Ger Camp trekken we dieper de steppe in, richting Russische grens. Al vroeg in de ochtend zijn de mannen op het kamp druk bezig. De gers, huisraad en het proviand voor zes dagen worden op houten karren geladen en de jaks worden voorgespannen. Een nostalgisch beeld dat helaas op een dag tot het verleden zal behoren.

Het belooft een warme dag te worden. Onderweg geniet ik van het eindeloze landschap dat is toegedekt met een veelkleurig bloementapijt. De biodiversiteit is overweldigend. Zelfs edelweiss gedijt er overvloedig in bosjes. Ook mijn paard houdt van de bloemenpracht en graait onderweg naar de kleurrijkste exemplaren die hij gulzig naar binnen speelt. Bij ons is het not done om paarden onderweg te laten grazen. Mongoolse ruiters echter laten hun dieren eten waar en wat ze vinden, zo voeden de paarden zich onderweg.

Tegen de avond bereiken we de rivier Tuul. Aan de rand van de rivier wordt het kamp voor de volgende nachten opgezet. Terwijl de kookpotten al op het houtvuur pruttelen zijn de mannen nog volop met de opbouw van onze gers aan de gang. Ik volg met grote belangstelling hoe mijn nomadenhuisje met een simpele constructie van houten latten, traliewerk, zeildoek en koord van getorst paardenhaar stilaan vorm krijgt. Dit is het moment om me wat te verdiepen in de Mongoolse cultuur. Hun religie bestaat uit een mix van boeddhisme en sjamanisme, de spirituele relatie tussen mens en natuur is er erg belangrijk. De Mongolen geloven dat hun voorouders als geesten verder blijven bestaan. Om de huisgeesten niet te storen zijn er enkele regels die je bij het betreden van een ger in acht moet nemen. Zo mag je niet op de deurlijst staan want deze symboliseert de hals van de patriarch, je mag niet steunen op of lopen tussen de twee steunpilaren want dan verbreek je de verbondenheid tussen man en vrouw, en slapen moet je met de voeten naar de deur. Als je er goed over nadenkt zijn dit handig verpakte veiligheidsregels die je behoeden voor een instortende tent.

PAARDENMELK

De dagen verlopen met het ritme van de zon, de natuur en de omgeving. We doorkruisen een uitgestrekt gebied met glinsterende meertjes. Een arend cirkelt boven onze hoofden op zoek naar prooi. Aan een eenzame boom te midden het lyrische landschap wapperen lintjes in de wind. Een ovoo, zegt de gids. Ovoos zijn volgens het sjamanisme heilige plaatsen waar geesten wonen. Vaak zijn het hopen stenen maar het kunnen ook bomen, rotsen of zelfs volledige bergen zijn. Als Mongolen een ovoo passeren, brengen ze gewoonlijk een offerande in de vorm van geld, snoep of stukjes stof.

We bereiken een kilometers brede vlakte en Batu geeft zijn paard de sporen. Met hoog opgetrokken knieën galoppeert hij met krijgersallure over de steppe. Zijn satijnen mantel en met zilverwerk versierde traditionele zadel glimmen in de zon. We volgen hem in rengalop. Aardkluiten spatten hoog op van onder onze hoeven. Moe maar voldaan vinden we, terug in het kamp, de nodige verfrissing met een spartaanse duik in de rivier.

De laatste dagen worden de tenten opgetrokken in de buurt van een nomadenkamp. Tijdens de zomermaanden verblijven hier enkele families om er hun vee te laten grazen. Binnen een kleine kraal zijn enkele vrouwen geiten aan het kammen en schapen aan het scheren. Wol behoort van oudsher tot een van de voornaamste exportproducten van het land. Door de extreme wintertemperaturen (soms tot vijftig graden onder nul) maken de dieren een zeer dikke vacht aan. Niet alleen de schapen-, maar vooral de geitenwol of kasjmier is van de allerbeste kwaliteit en behoort tot de beste ter wereld.

Na een weekje door niemandsland te hebben gereisd, popel ik naar meer. Batu brengt me naar een nomadenfamilie met kinderen. Ik word allerhartelijkst ontvangen en krijg een plaats toegewezen op de bank. In de ger hangt een weeë geur van melk en vlees. Op een stoofje pruttelt een pot thee vermengd met gefermenteerde paardenmelk. Tegen de wand hangt het vlees van een pas geslacht lam.

Mongolen hebben de traditie kleine geschenkjes uit te wisselen. In ruil voor wat kleinoden wordt me een kommetje thee toegestopt en ik nip voorzichtig, zoals de etiquette het voorschrijft. De volledige inhoud van het kopje krijg ik helaas niet door mijn keel. Mongolië staat nu eenmaal niet bekend voor zijn volprezen gastronomie, maar ook daar komt stilaan verandering in.

Tekst en foto’s Kat De Baerdemaeker

Te midden van het uitgestrekte grasland lichten de witte gers op als oversized paddenstoelen

De etiquette is duidelijk : de kom thee met gefermenteerde paardenmelk ontloop je niet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content