In de oneindige vlakte
Onbekend, weinig betreden, rijk aan diersoorten en soms zeldzame vogels, met voortreffelijke lodges in een ongerepte natuur : sinds kort vervoegt Zambia de rij exclusieve bestemmingen in zuidelijk Afrika. Niet langs de Zambezi, maar in de vlakte van Kafue.
Stroomafwaarts”, zegt Brian, een Kaonde uit een naburig dorp en gids in het nationaal park van Kafue. Traag stroomt de Lunga langs een smalle rand van rivierbos : “Het is twee tot drie dagen voor de samenloop met de Kafue. Een zestal rivieren houdt deze oneindige vlakte het hele jaar vruchtbaar en groen. En in het regenseizoen overspoelt het water het dambos, dat zijn met een Afrikaans woord de vloedvlaktes.” De bomenrij langs de oever – in het jargon heet die gallery forest – omvat hardhout als regenboom, zwarte acacia, jakhalsbes, worstenboom, waterbes en gelekoortsboom. Ze reflecteren in het donkere water.
We hebben geen haast, ik ben met een Cessna vanuit de hoofdstad Lusaka in een uurtje naar een van de meest afgelegen parken van de Afrikaanse wildernis gevlogen. Nog even en het donkert, maar dat is onbelangrijk omdat niet het uurwerk maar de tijdloze tijd regeert, die de traagheid van moeder natuur bepaalt. Gisteren de hectische drukte van een Europese hoofdstad, vandaag stilte die opgevuld wordt door een pruttelende motor. Bijna onhoorbaar, want we varen stroomafwaarts.
IJsvogels, reigers, anhinga’s schieten heen en weer, een zeldzame Lady Ross’ toerako fladdert in blauw voorbij. Meestal kijk ik na een lange afwezigheid opgewonden naar wat de Afrikaanse fauna te bieden heeft, deze ene keer onderga ik de vredigheid met groot genoegen en laat me drijven op een onverschillig ritme. In een kromming van de rivier, windstil en met de zon in de rug, gaan we voor anker. In de begroeiing houdt een watertrapper zich schuil. Brian schenkt mijn lievelingsdrankje uit, G & T, we keuvelen, de bomen kleuren zwart, het water doopt zwart, de hemel oranje tot ook die zwart kleurt. De eerste dag is goed geweest.
Bij het avondmaal in de Lunga River Lodge mag ik mijn verlanglijstje kenbaar maken : van de meer dan zevenhonderd soorten kijk ik uit naar Chaplins baardvogel, de enige vogel die alleen in Zambia voorkomt. En misschien een roan antiloop ? Op tafel paradeert een bidsprinkhaan, boven ons nestelt een mooie paradijsmonarch. Zonet in mijn comfortabele chalet nog een douche genomen, nu een diner langs de rivier.
“Ik ben hier geboren, voel me meer Zambiaanse dan Nederlandse”, zegt manager Nathalie van Soest. “Kafue is mijn thuis. Zeer afgelegen, moeilijk toegankelijk, een wilde natuur van 22.000 vierkante kilometer, je zult tijdens je tochten niemand tegenkomen. Met het comfort van de lodge en een rijke fauna is dit een uniek park in Afrika. Miombo-bos, een dozijn soorten antilopen, roofkatten en grote concentraties aan dieren, waarvan je sommige alleen nog vindt in Angola of Congo. Tot in de jaren negentig hielden slechts enkelingen dit park overeind, nu werken we aan de uitbouw van exclusieve lodges. Zambia is politiek, economisch en historisch een stabiele staat, anders dan sommige buurlanden. De mensen zijn warm en vriendelijk. Voor de buitenwacht is Zambia de Victoria Falls, maar het diepe land moet je hier zoeken. Dan vind je in Kafue de meest intieme ervaring van de bush.” Alsof het de proef op de som is, ritselt door het struikgewas een witstaartmangoest de duistere nacht in.
Verkenningstocht
“Nee, ik heb ze niet gehoord”, zeg ik tegen Brian, die het blaffen van de hyena’s in de nacht nabootst. Op het zonnedek, boven de rivier en de knorrende nijlpaarden, is de ochtendkoffie de aanzet voor een wandeltocht. Net buiten de lodge wachten gieren geduldig in een boom, onder een struik ligt een vechtarend met open vleugels : star geel oog, bloed aan de snavel, gewond ? Als we dichter komen, vliegt hij op van zijn prooi, een jonge antilope. Rode kevers kruipen over het modderpad : het regenseizoen is begonnen, de dieren verspreiden zich. De oogst aan waarnemingen is klein : impala’s, oribi’s, een volmaakte sabelantiloop.
We stappen door miombo-bos : “Dat is het meest algemene bos in Zambia, gekenmerkt door verspreid staande groepen bomen en struiken met daartussen graslanden en vloedvlakten. Belangrijkste boomsoort is de brachystegia. Die is vuurbestendig en van grote waarde in Afrikaanse samenlevingen.” Saïdi, vergezeld van tracker Pitar met zijn onafscheidelijk geweer, breekt een tak af, pelt de schors los en laat de zachte vezels voelen : “Om daken vast te sjorren. We drogen ze in de zon en maken ze met water weer soepel. Stevig materiaal en handig. Of neem de vierbladige boswilg, waarvan de zaadjes een alternatief zijn voor koffie. Laten we kijken naar wat de dieren achterlaten.” Sporen, gebroken takken, uitwerpselen.
We staan voor een termietenheuvel : “Kortsnuittermieten, een van de 75 soorten en typisch voor vloedvlaktes. Eerst bouwen ze een platform en daarbovenop de typische heuvel. Vrouwelijke werkers vervoeren de 25.000 eitjes die de koningin dagelijks legt. Als ze oud en versleten is, likken de werksters tot haar abdomen barst en kiezen dan een nieuwe koningin. Uit een bepaalde soort eieren komen vliegende termieten voort, die bij hun eerste vlucht voor dorpsbewoners een delicatesse zijn.” Saïdi laat me ook wilde druiven proeven, ze smaken bitter als het leven. En dan zien we toch nog een specialiteit van dit type bos : Lichtensteins hartenbeest. En daar, een haas : “Weet je dat die twee soorten keutels afscheidt, overdag en ’s nachts, die hij onmiddellijk opeet voor de mineralen en vitamines. Met de gorilla is hij de enige coprofaag in de natuur.”
Kleine anekdotes over kleine wezens, verhalen over de samenhang in het ecosysteem, over biotopen, voedselketens, de plaats van de mens en onooglijke gebeurtenissen in dit stukje wildernis waar we voorzichtig maar onwetend doorheen stappen. ” That’s the goodness of a walk, het maakt je rijker”, lacht mijn gids. Wat is onze plaats, wat hebben we gezien, wie heeft ons gezien ? Op de terugweg is de arend nog altijd druk in de weer met zijn maaltijd. De gieren wachten geduldig op hun beurt.
Ontoegankelijk
Onderweg naar een ongenaakbare bestemming zoemt de helikopter als een prehistorisch monster over de vlakte : eindeloos plat, groene schakeringen, met verspreide bomen, riviertjes, kleine eilanden. Een gebied groter dan Vlaanderen waarin gnoes bewegen en silhouetten van lelkraanvogels door een abstract schilderij zweven. Pas nu zie ik hoe ontoegankelijk dit land is : een immens uitspansel van plassen, rivieren, moerassen, bossen, savanne en de seizoensgebonden overstromingsgebieden van de Lufupa.
Bijna onzichtbaar ligt de lodge verscholen onder een scherm van reuzegrote vijgenbomen. Zes luxueuze kamers op platforms, met meubilair in natuurlijke materialen, zachte lakens en muskietennetten, Afrikaanse artefacten, een verleidelijke badplaats en douche met zicht op de vlakte. Wandelgangen leiden naar de lounge, bar en eetplaats. Shumba Camp is een van de splinternieuwe kampen in Kafue, ontworpen door de Italiaanse architect Silvio Rech in een intimistische stijl met ecologisch verantwoorde materialen. Een zithoek kijkt uit over de omgeving. Schitterende plek om zo de dag te beginnen : terwijl de opkomende zon zich achter een wolk verbergt, stappen puku-antilopen door de nevels die over de Busanga Plains hangen. Bij het smeulende vuur van gisteravond is het ontbijt gesmukt met fruit en cornflakes, koffie en koekjes. In de bomen kwetteren Böhm’s bee-eaters, de zeldzaamste bijeneters in het land.
De aarde ruikt naar slijk en regen. De pistes zijn nog berijdbaar, straks staat alles blank, is de lodge onbereikbaar en spoelen alle pistes weg. Dan is de natuur weer tijdelijk alleen, is elk menselijk spoor een seizoen lang onbestaand.
Aan de horizon donderen bliksems door de wolkenhemel. We hebben nog maar net ons logies verlaten als in de vlakte een leeuwin een stuk kadaver met zich mee sleurt. Ze legt zich neer, nergens zijn haar welpen te bespeuren. Krakend bot, rood vlees, de afwezige blik van het roofdier : leeuwen worden ook alfa-predators genoemd, omdat ze boven aan de piramide van vleeseters staan. Leeuw, shumba, tegenstander van herder, jager en dorpsbewoner, gevreesd, geëerd en gerespecteerd. In dit grote park zijn ze niet bedreigd, maar toch neemt in heel Afrika de menselijke druk toe en sombere theorieën voorspellen dat in minder dan een halve eeuw de grote katten uit de vrije natuur verdwenen zullen zijn.
Geulen, modderpoelen, moerassen, eilandjes van palmen in de Busanga Plains, die nergens onder de alomtegenwoordige hemel bezwijken. Het is stil, in mijn notaboekje schrijf ik namen van vogel en dier : jakhals, verdomd mooie oan-antilopen, een Defassawaterbok, wrattenzwijn, een ondersoort van de Burchellzebra. Onder een boom, tussen verse olifantendrollen, nuttigen we thee met een koekje. Silhouetten bespieden ons : twee cheeta’s soezen in de schaduw. “Kafue is de enige plek in Zambia waar je jachtluipaarden kunt zien. Ze luieren hier de ganse dag, het zijn twee broers die samen jagen”, zegt Petros. De ranke katten kijken ons achteloos aan en soezen verder alsof er niets te gebeuren staat. Bewolking neemt toe, wind steekt op. Eindelijk zien we rode lechwe‘s, antilopen die, zoals de onvindbare sitatoenga, aangepast zijn aan een leven in het moeras. Een zadelbekooievaar paradeert voorbij : zwart, rood en geel oog, een bedachtzame filosoof. We eindigen de safari klassiek met een sundowner : een aperitief bij zonsondergang. Drankjes op tafel, nijlpaarden in een poel, blauwe stralen in de hemel, een bliksemschicht, de roep van een kievit. “Morgen regent het, het seizoen is gedaan”, zegt mijn gezel.
Als we de volgende ochtend naar de airstrip rijden, waar de helikopter me uit de immense vlakte zal wegdragen, worden we verrast door een gevlekte bosbok, die ons vanuit de begroeiing aanstaart. We kijken naar elkaar, hij met scherpe ogen, ik met de verrekijker. Weemoed, denk ik verkeerd, want hij is enkel op zijn hoede. Op de piste, die straks door de regen wordt weggespoeld, kijken we naar de laatste vogel : bruin gespikkelde rug, maar ik wil de kleur van zijn keel zien. Is het geel of oranje ? Seconden verstrijken als waren het uren. Draai je om. De langklauw kijkt opzij, een glimp van geel : het is de Fulleborns langklauw, endemisch voor Centraal-Afrika. Een mooi afscheidsgeschenk, luttele minuten voor het vertrek. Ach, het is maar een gevederde vriend zoals de gemiste Chaplins baardvogel, maar ik wil er graag voor terugkomen.
Tekst en foto’s Mark Gielen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier