Renée Fleming, de romigste aller sopranen, heeft een nieuwe cd met aria’s van Händel uit en later in de herfst verschijnt haar autobiografie ‘Inner voices’. Reden te over voor een openhartig gesprek over haar carrière en leven als diva-van-naast-de-deur.

:: Renée Fleming, Händel. Orchestra of the Age of

Enlightenment o.l.v. Harry Bicket, Decca.

Wanneer is een operazangeres de diva aller diva’s ? Als Vogue haar op de cover zet, de chef van een New Yorks toprestaurant een dessert voor haar creëert, Rolex haar beeltenis in publiciteitscampagnes gebruikt en op een internationale bloemenshow een Japanse horticulteur een nieuw gekweekte iris naar haar vernoemt. Zelfs voor wie nooit een voet in opera of concertzaal zet, is America’s beautiful voice waarschijnlijk geen onbekende. Zij was het die tijdens de eerste herdenkingsplechtigheid bij een nog narokende Ground Zero een bloedstollend Amazing grace zong en de etherische vrouwenstem op drie tracks van de filmmuziek van The Lord of the Rings : The Return of the King, ook dat is Renée Fleming.

Het is geen toeval dat Fleming (45) operazangeres werd. Het zou een daad van openlijke rebellie geweest zijn als ze niét die richting uitgegaan was. Haar beide ouders waren immers zangpedagoog en haar moeder, een typische Amerikaanse stage mother, mag graag vertellen dat de kleine Renée eerder kon zingen dan praten. Haar hele jeugd in Rochester, New York stond in het teken van de muziek : ze kreeg zang-, piano- en vioollessen, zat op ballet, speelde mee in allerlei schooluitvoeringen. Haar commentaar : “Ik had geen keuze, bij ons thuis was zangles zoiets als je kamer opruimen. En omdat het moest, was het me soms te veel.” Dat veranderde toen ze aan de State University of New York zangles kreeg van Patricia Misslin. In die periode trad ze ook op met een jazztrio in een bar nabij de campus en even zag het ernaar uit dat ze voor de jazz zou kiezen, maar in plaats daarvan trok ze naar de Eastman School of Music en de beroemde Juilliard School in New York. Een van de eerste van een hele reeks onderscheidingen behaalde ze overigens op het Internationale Zangconcours van Verviers. Met de Belgische familie bij wie ze toen logeerde, houdt ze nog steeds contact.

Sinds het einde van de jaren tachtig heeft Fleming een indrukwekkend repertoire bij elkaar gezongen : de grote Richard Strauss-heldinnen, Rusalka, Donna Elvira én Donna Anna in Don Giovanni en Fiordiligi in Cosí fan tutte. Maar ook typische belcantorollen zoals Manon, Violetta in La Traviata en Mimi in La Bohème. Speciaal voor haar stem schreef André Previn de rol van Blanche in zijn Amerikaanse opera A streetcar named desire. En honi soit qui mal y pense, miss Fleming is de laatste om haar neus op te halen voor een cd met musicalmelodieën. Een kameleon, zo blijkt ook uit de dvd Ladies and gentlemen, Miss Renée Fleming, geregisseerd door Tony Palmer in opdracht van de South Bank Show. Nu eens is ze op en top de glamourqueen, gladgeplamuurd en ieder haartje in vorm geföhnd voor een fotoshoot, dan weer is ze getormenteerd en grauw van vermoeidheid tijdens een repetitie van Verdi’s Requiem. Bij een gastoptreden in The Muppet Show steekt ze de draak met haar divastatus door vrolijk in avondjurk en stola te staan galmen, omringd door roze biggen en zingende bananen. De diva next door noemen ze haar over de plas, het soort typering dat mij altijd een beetje kregelig maakt. Alsof de doorsnee diva voortdurend op het punt zou staan zichzelf van de kantelen te werpen.

Maar de vrouw die mij in haar Parijse pied-à-terre ontvangt, is inderdaad ontwapenend spontaan. Nauwelijks opgemaakt, met nonchalant loshangend haar. Alerte groene ogen, de trekken zachter en dus jonger dan op foto. Blote voeten in sandalen. En omdat de deurspreker het niet doet, gaat ze gewoon door het raam hangen als de buurvrouw aanbelt. Niet echt de stijl van een nieuwe Maria Callas.

U hebt een indrukwekkend repertoire bij elkaar gezongen. Bent u voortdurend op zoek naar nieuwe muzikale uitdagingen ?

Renée Fleming : Dat ligt in mijn aard. Ik ben heel nieuwsgierig, ook muzikaal. Meer een Placido Domingo dan een Luciano Pavarotti, als je begrijpt wat ik bedoel. Ontzettend veel opera’s heb ik intussen geëxploreerd. Daarom richt ik me nu meer en meer op het concertrepertoire. Bovendien, als ik opera zing, is het voor een hele reeks voorstellingen en altijd in dezelfde vier, vijf steden. Ik wil ook wel eens een ander stuk van de wereld zien en concerten kan ik overal zingen. Een concerttournee is wel harder werken, want ik ben meer onderweg. Maar alles bij elkaar ben ik nu toch meer thuis. Mijn dochters zijn acht en elf, de leeftijd dat ze hun moeder nog geweldig vinden. ( lacht) Vóór dat omslaat, moet ik ervan profiteren.

Geeft een Händel-cd u meer artistieke voldoening dan een cd met Broadway-melodieën ?

Om eerlijk te zijn, ja. Een meesterwerk zingen is een grotere uitdaging voor een klassiek geschoolde zangeres. Het kost meer inspanning, maar het is een ervaring waar je verrijkt uitkomt. Händel zingen is een beetje als thuiskomen. Mijn vader was koordirigent en als kind zong ik al om de twee jaar mee in een uitvoering van De Messias. Elke noot ken ik uit mijn hoofd, ook al heb ik het werk nooit professioneel uitgevoerd. En O sleep why dost thou leave me ? uit Semele zong ik al op mijn twaalfde. Händel is als olie voor de stem : niet te hoog, je kunt dat heel sierlijk zingen. Show tunes doe ik puur voor de fun, de boog kan niet altijd gespannen staan. Cross-over is een aparte markt geworden. Gelukkig maar, want een tijdlang was het heel verwarrend : moesten we nu allemaal duetten met crooners gaan zingen ? Pas op, die markt is heel belangrijk, ik weet niet of de paar resterende klassieke labels zou kunnen overleven zonder het gigantische succes van de cross-over. Maar zelf hou ik die dingen toch liever gescheiden.

Een operaregisseur vergeleek klassiek zingen ooit met een bloedsport. Je moet een enorme fysieke inspanning leveren en als het publiek je niet lust, jouwt het je uit.

Dat klopt, je staat in de vuurlinie. En op sommige plekken gedraagt het publiek zich echt alsof het een sportwedstrijd bijwoont. Als het meezit, kan dat heel opwindend zijn. Mensen die helemaal opgaan in de muziek. Opera maakt grote emoties los, daarom houden we er ook zo van. Maar ik kan je verzekeren dat je je soms heel naakt voelt in je eentje op een groot podium.

En als je aan de top staat, is het publiek uiterst veeleisend.

Dat is de druk die succes met zich meebrengt : deels ingebeeld, deels reëel. Het was de grote Marilyn Horne die me daarvoor waarschuwde, zo’n tien jaar geleden : “Hoe meer succes je hebt, hoe zwaarder het wordt. Je zult je bewust zijn van de verwachtingen van het publiek en je zult jezelf onder druk zetten om aan die verwachtingen te voldoen.” Toen kon ik haar moeilijk geloven, ik dacht : zodra ik succes heb, kan ik me op dat niveau laten drijven. Maar niets is minder waar : aan de top blijven vereist evenveel concentratie als aan de top geraken.

Uit opnamen van repetities blijkt dat u heel hoge eisen aan uzelf stelt en nooit helemaal tevreden bent.

Dat is de aard van het beestje. Soms word ik er gek van, van die eeuwige zelfkritiek. Dan denk ik : het zou zo mooi zijn als ik nu kon relaxen en aanvaarden dat het wel goed zit. En als ik niet die constante behoefte had aan appreciatie, aan goedkeuring. Want draai het of keer het zoals je wilt, daar is het elke performer toch om te doen. Aan de andere kant is die eeuwige twijfel ook gezond : hij houdt me op mijn tenen, hij zorgt ervoor dat ik altijd maar verder wil gaan.

Die kritische instelling is dan ook nog eens gelieerd aan een heel kwetsbaar orgaan. Maakt u zich veel zorgen over uw stem ?

Nee, over mijn stem ben ik redelijk on-neurotisch. Ik heb de tijd genomen om een sterke zangtechniek te ontwikkelen en daardoor kan ik erop vertrouwen dat ik nu in vrijwel alle omstandigheden een manier vind om op een aanvaardbaar niveau te functioneren. Ik zou niet kunnen leven als ik me voortdurend zorgen moest maken over de temperatuur – “en zit ik niet in de tocht en heb ik niet te veel gepraat vandaag ?” Als moeder van twee kinderen kan ik me dat ook niet permitteren. Ooit zat ik zonder stem en de dokter verbood me formeel om te spreken. Maar mijn jongste kon dat absoluut niet hebben. “Ik wil dat je met me praat, mama, nu !” We hebben er toen een spelletje van gemaakt, ze kreeg een penny van me als ze erin slaagde om me aan de praat te krijgen en toen vond ze het wél leuk.

U komt er eerlijk voor uit dat u van nature geen goede zangtechniek had, dat u er hard aan hebt moeten sleutelen. Daar kunnen jonge zangers zich aan optrekken.

Precies daarover gaat mijn boek Inner Voices. Ik denk dat veel beginnende zangers verbaasd zullen zijn over hoeveel moeite het me gekost heeft om mijn stem te ontwikkelen. Daarom heb ik het soort boek geschreven dat ik zelf had willen lezen toen ik op Juilliard zat. Hoe je je stem traint en een carrière opbouwt. Ik heb er geen moeite mee om eerlijk te zijn over mijn ervaringen. Misschien redeneren sommige artiesten : dit is mijn geheim, dit wil ik met niemand delen. Maar ik heb niet het gevoel dat iemand door mijn ervaring te gebruiken iets van me afpakt. ( lachend) Wie weet, denk ik daar wel anders over als er straks dertig jonge Renée Flemings in de ring stappen om mijn werk af te pakken.

‘Inner Voices’ is dus geen autobiografie vol smeuïge anekdotes ?

Ach, zo zijn er al te veel. Ik ben trouwens niet zo goed in anekdotes. En roddelen over anderen ligt me al evenmin. Inner Voices was het enige boek dat ik kon schrijven.

Generositeit onder zangeressen, dat is het absolute tegengestelde van het beeld dat het publiek heeft van rivaliserende diva’s.

Een beeld dat absoluut achterhaald is. Honderd of tweehonderd jaar geleden zaten de meeste operazangers vast aan één ensemble in één stad waar ze elkaars directe concurrenten waren. Als ze al reisden, dan was het allemaal samen, voor twee maanden van New York naar Zuid-Amerika, bijvoorbeeld. Nu zijn operasterren wereldreizigers, wij zijn blij als we in een productie in het buitenland iemand tegenkomen met wie we al eerder gewerkt hebben. We genieten van elkaars gezelschap. Ik bedoel maar, wij sopranen zitten niet bepaald op elkaars lip, dat helpt allicht.

Zijn er dingen die je van elkaar kunt leren ?

Ik heb veel van andere zangeressen geleerd. Van beroemde voorgangsters als Elisabeth Schwarzkopf, Marilyn Horne en Montserat Caballé, maar ook door gewoon naar de opera te gaan. Toen ik in Frankfurt studeerde ging ik twee, drie keer in de week, met mijn studentenpasje. Observeren is heel belangrijk. Wat je kunt doen op een podium en wat je vooral niet moet doen. Je zingt niet in een vacuüm, je hebt heel veel invloeden nodig om je eigen stijl te ontwikkelen.

U kon eerder zingen dan praten en toch was u al achter in de twintig toen u prijzen begon te winnen. Is dat achteraf beschouwd een voordeel geweest ?

Nu denk ik van wel, maar toen was ik heel ongeduldig en gedeprimeerd omdat het grote succes uitbleef. En toch, als het vroeger was gebeurd, zou ik nu niet meer zingen, denk ik. Het ontbrak me aan kracht, aan zelfvertrouwen. Ik kon niet optreden en maakte een slechte beurt bij audities. Ik wist niet hoe ik moest zingen, zo simpel was het. Het heeft me veel tijd gekost om alles op zijn plaats te krijgen en het was een goede zaak dat ik mijn kans pas kreeg toen ik er klaar voor was.

Bij de ‘Koningin Elisabethwedstrijd’ worden de kandidaten almaar jonger.

Ze willen er tegenwoordig allemaal wonderkinderen van maken. Zo is de business : “Kijk eens wat een geweldig talent we ontdekt hebben. En ze is pas twintig !” Ik denk niet dat ze die jonge mensen daar een goede dienst mee bewijzen. Het gaat niet alleen om het zingen. Je moet leren acteren, een tijdgeest vertolken, je verdiepen in vreemde talen. Veel operarollen vereisen ook een bepaalde maturiteit. Artistiek zou ik het niet overleefd hebben, dat is het enige wat ik kan zeggen. Ik heb het ook al bij anderen zien gebeuren : jonge mensen die hun zelfvertrouwen verliezen, die verschrompelen omdat ze instinctief aanvoelen dat ze niet klaar zijn voor wat er van hen gevraagd wordt. Wat niet betekent dat je jonge mensen geen kansen moet geven, maar dan bij voorkeur in kleinere rollen zodat ze kunnen groeien en podiumervaring opdoen en zelfbewustzijn kweken.

Als adolescent was u een muurbloempje, beweert u zelf, en nu bent u het middelpunt van het societygebeuren.

Weet je dat het pas de laatste vijf jaar is dat ik wat vaker naar party’s en evenementen ga ? Vroeger was ik daar als de dood voor, ik kon nauwelijks een woord uitbrengen. Toen nam ik me voor : ik doé gewoon alsof ik me op mijn gemak voel, als een rol in het theater. Dat hielp. Nogal goed zelfs, denk ik. Niemand die mij nu gelooft als ik zeg dat ik van nature schuchter ben.

Hoe staat u tegenover de glamour van het divabestaan ?

O, daar kan ik enorm van genieten. Ik ben net nog bij Gianfranco Ferré geweest, voor een nieuwe avondjurk. Adem-be-nemend, echt waar. Onlangs zong ik in de Hollywood Bowl en Jack Nicholson was er en Warren Beatty en Annette Bening en Benicio del Torrrro (rolt ook met haar ogen). Mijn god, wat was ik opgewonden. Nu ja, wie zou dat niet zijn met zo’n kleppers op de eerste rij. Jack Nicholson is een grote Puccini-liefhebber, op de receptie vertelde hij de ene Toscanini-anekdote na de andere. En Warren Beatty was persoonlijk bevriend met Maria Callas, daar had ik geen idee van.

Jaja, toen hij jong was viel hij op rijpe vrouwen.

( lacht) Ik wil maar zeggen : ik heb geen enkel bezwaar tegen het uitspelen van het visuele aspect om klassieke muziek aantrekkelijk te maken voor een groot publiek. Door mij op te dirken, door choreografie, door begeleidende videoprojecties. Zolang de muzikale integriteit maar niet in het gedrang komt, want dat blijft het sleutelelement. Maar welke vrouw wil er niet op haar best voorkomen en ook zo gezien worden ? Anderzijds, toen ik de lijst van best geklede vrouwen haalde, was het eerste dat door me heenging : “Nu moet ik ook als ik het vliegtuig neem een mooi pak aan.”

De ‘Diva next door’ noemen ze u.

Dat komt doordat ik een alleenstaande moeder ben ( Renée Fleming is gescheiden van de acteur Rick Ross). En omdat ik geen aanleg heb voor driftbuien. Soms probeer ik het wel eens, dan noem ik mezelf een diva-in-training, maar het werkt gewoon niet. Er kruipt ook zoveel energie in. Als ik al eens een aanvaring heb met een taxichauffeur, dan ben ik daar een uur niet goed van, dat is het mij niet waard.

Als u Strauss’ ‘Vier letzte lieder’ zingt, vecht u tegen uw tranen. Wordt u tijdens het zingen wel eens volledig meegesleept door uw emoties, dat de techniek helemaal op de achtergrond verdwijnt ?

Dat is mijn ultieme bedoeling. Me zover mogelijk laten meevoeren door mijn gevoelens, tot de limieten van het zingen. Zoeken naar de synthese van pure emotie en de vocale vereisten, naar het exacte punt waar die twee elkaar raken, dat is waar ik nu mee bezig ben. Kijk, carrièregewijs zit ik een overgangsperiode. Ik realiseer me heel goed dat ik niet meer hoef te denken in termen van veroveren, maar van behouden. Dat geeft veel voldoening, kunnen zeggen dat je bereikt hebt wat je je voorgenomen had te bereiken. Maar omdat ik zo’n ambitieus, doelgericht mens ben, is het ook verontrustend. Het heeft een tijd geduurd voor ik die klik in mijn hoofd kon maken, eigenlijk ben ik daar nog altijd mee bezig. Hoe ook, het is mij nu vooral om uitdieping te doen, emotioneel, artistiek en dramatisch. Dat maakt je heel kwetsbaar, want interpretatie is een kwestie van smaak. De ene criticus vindt dat je te ver gaat, de andere juist niet ver genoeg. Maar dat moet je van je afzetten, er komt een moment dat je eigen gevoel het enige criterium is.

‘People Magazine’ rekent u tot de 25 meest intrigerende mensen ter wereld…

Geen idee hoe ze die lijstjes opstellen. In elk geval, het enige wat toen in me opkwam, was : “Help, nu moet ik mijn best doen om intrigerend te zijn…”

Tekst Linda Asselbergs

“Ik dacht : zodra ik succes heb, kan ik me op dat niveau laten drijven. Maar niets is minder waar : aan de top blijven, vereist evenveel concentratie.”

“Niemand gelooft dat ik van nature schuchter ben, maar ooit nam ik me voor : ik doé gewoon alsof ik me op mijn gemak voel, als een rol in het theater.”

“Ik heb geen aanleg voor driftbuien. Soms probeer ik het wel eens, dan noem ik mezelf een diva-in-training, maar het werkt gewoon niet.”

“Carrièregewijs zit ik een overgangsperiode. Zoeken naar de synthese van pure emotie en de vocale vereisten, naar dat punt waar die twee elkaar raken, daar ben ik nu mee bezig.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content