Hoe dicht kan een mens bij het ongetemde dier staan ? Aaien en knuffelen is er niet bij, maar dat maakt de fascinatie alleen maar groter. En het gevaar voor beten, steken, snavelstoten of gif schrikt de ware gepassioneerde zeker niet af. Gesprekken over vossen, hommels, adders, ooievaars en wat daar nu zo boeiend aan is.

Bart Vandergeten

Op zoek naar vossenstreken

De vos is terug en hij is overal. Muriel Vervaeke gaat de reintjes in hun burchten vangen om ze te oormerken. ?Als ik thuiskom, stink ik naar de vos.?

Met het oog op de herziening van de jachtopeningsbesluiten in 1998, voert Muriel Vervaeke vanuit de universiteit van Antwerpen een onderzoek uit naar de vos in Vlaanderen. Vooral in de lente heeft ze het daar bijzonder druk mee. Dan moeten systematisch alle vossenholen afgelopen worden om de jongen te oormerken die in de klaargezette vallen zitten. ?Door de dode dieren die we later weer binnenkrijgen, kunnen we ons een idee vormen van de afstanden die vossen afleggen.?

Het oormerken is maar één deel van het werk van Muriel. Voedselanalyse, verspreidings- en parasitologisch onderzoek, het komt er allemaal bij kijken. Eind dit jaar moet ze een advies formuleren voor de nieuwe jachtreglementering. ?Het gaat goed met de vos. In ’81 kwam hij alleen voor in de Kempen en het zuiden van Vlaams-Brabant, nu wordt hij in nagenoeg heel Vlaanderen gesignaleerd, tot zelfs aan de kust. Waarschijnlijk heeft die snelle verspreiding met meer dan één factor te maken. Niet alleen is er aan de professionele vergassing, met name in Wallonië, een eind gekomen, de vos kan zich nu ook vrij voortplanten in natuurreservaten en andere jachtvrije gebieden. En de maïsvelden maken dat hij zich ongemerkt en snel kan verplaatsen.?

Tegenwoordig geniet de vos in Vlaanderen nog van een schoontijd gedurende de periode dat hij zijn jongen werpt en grootbrengt. Ook zijn burcht is beschermd. In hoeverre heeft de vos zijn overleven aan zijn spreekwoordelijke sluwheid te danken ? ?Wie de vos wil uitroeien, moet dat in zijn burcht doen, want hem bejagen, is niet makkelijk. Daarom vang ik ook alleen jonge vossen, volwassen dieren zijn veel te slim voor de inloopkooien die ik in hun holen steek. Eer ik ter plaatse ben, heeft de moer soms een pijp gegraven naast de val en de jongen bevrijd. Naar die burcht hoef ik ook niet meer terug te komen, omdat de vos toch met zijn kroost is vertrokken.

Alle vossenkadavers die ik vorig jaar voor onderzoek binnenkreeg, kwamen van jagers. Voor mijn project ben ik afhankelijk van die mensen. Ik geef veel voordrachten aan wildbeheerseenheden om het hoe en waarom van het onderzoek uit te leggen. Stilaan beginnen ze me nu te vertrouwen en in te zien dat het voor alle partijen belangrijk is om inzicht te krijgen in de vossenpopulatie. Maar ik voer nog discussies genoeg met jagers, hoor. Een van de overtuigingen waar ik steeds opnieuw mee geconfronteerd wordt, is dat extreem-groene individuen vossen zouden uitzetten en dat daarom hun aantal zo hoog is. Ook al haal je het meest rationele argumenten aan, je kan hen er niet van overtuigen dat zoiets onzin is. Overal in West-Europa neemt het aantal vossen toe. Je zou een multinational nodig hebben om ze op die schaal te kweken. Nu ja, de jagers die echt bekommerd zijn om de fauna, staan achter mijn onderzoek, dat weet ik wel zeker.

Hoewel het een nuttig dier is, heeft de vos altijd een twijfelachtige reputatie gehad. Mensen associëren hem onmiddellijk met hondsdolheid, terwijl die ziekte in Vlaanderen nooit is voorgekomen, en er in België niemand ooit aan gestorven is. En natuurlijk gaat de vos achter de kippen aan, maar dat kun je simpel voorkomen door de vogels’s nachts in een hok op te sluiten. Nu dreigt de vos opnieuw in een kwalijk daglicht te komen doordat een parasiet van hem inmiddels ook in het zuidwesten van Vlaanderen is opgedoken. Het gaat om een lintworm die ook de mens zou kunnen besmetten, en dodelijk is. Maar er is geen reden tot paniek. Zo makkelijk raak je niet geïnfecteerd, en we houden de verspreiding ervan in de gaten. Tot nu toe zijn er alleen infecties bij vossen gekend in het uiterste zuiden van België.

In mijn onderzoek zal ik zo neutraal mogelijk blijven, wat niet wegneemt dat ik vossen mooie dieren vind. Vooral jonge vossen zijn prachtig om bezig te zien. Hoe ze spelletjes spelen, over mekaar heen rollen, aan mekaars oren trekken… Mensen brengen wel eens jonge vossen in natuurhulpcentra binnen, omdat ze denken dat die verweesd zijn. Dat is helemaal niet zo. Vaak is de moer gaan jagen en komt ze terug. Het heeft ook geen zin ze te proberen temmen, want van zodra een vos een jaar oud is, vertrekt hij. En, ook niet onbelangrijk, een vos heeft een indringende muskusgeur. Daarmee bakent hij zijn territorium af. Als ik een dier heb gedissecteerd, zit die geur tot in mijn neusharen. Alles wat ik eet, lijkt dan vos te zijn. Vaak kom ik van het vossenvangen zeer laat thuis, stinkend naar de muskus, als mijn vriend bijna moet opstaan om te gaan werken.

Op de boerenbuiten heb ik nooit gewoond. Toch is het altijd mijn droom geweest om met dieren te werken. Het terreinwerk is dan ook belangrijk voor mij. Ik heb pas weer een zeer intensieve periode achter de rug waarin het dag en nacht werken was. Maar de dissecties en de parasitaire onderzoeken vind ik ook interessant, zo leer je het dier vanbinnen kennen. Ik denk niet dat ik ooit uitgekeken raak op de vos. Op eender welke diersoort zou ik een heel leven kunnen werken.?

Wie een dode vos met oormerk vindt, kan zijn steentje bijdragen aan het vossenonderzoek door het nummer op het merk door te bellen naar tel. (054) 43.71.12 of (03) 830.22.07.

Aanstekelijke hommelliefde

Greet Janssens kweekt aardhommels in het bedrijf dat haar ouders oprichtten. Maar wat hebben hommels met voetbalclub Lierse te maken ?

De zon schijnt in Lier als Greet Janssens ons in de serre met de kweekkamers voor hommels ontvangt. Van hier vertrekken de kleine hommelnesten naar serreculturen voor bestuiving. Door de zonnestralen zijn de insecten nog actiever dan anders en is het een gezoem van jewelste. In de brede gang tussen de gesloten, geacclimatiseerde kamers staan twee rijen glazen kasten opgesteld. Daarin zitten koninginnen met darren voor paring. In de serre vliegen ook een aantal hommels vrij rond. ?Alleen koninginnen laten we niet ontsnappen, want daarvan moeten we onze nieuwe nesten hebben.? Greet Janssens staat al enige jaren in voor de kweek in het bedrijf dat haar ouders opstartten toen zij nog ?sportkot? volgde. Een studierichting die weinig te maken had met het werk dat ze nu doet, maar eenmaal afgestudeerd, hoefde ze niet lang na te denken. ?Het feit dat je met een levend product werkt, maakt het boeiend. Bovendien zijn hommels iets heel anders dan vliegen of wormen. Er zit organisatie en structuur in een hommelnest. Door reukstoffen af te scheiden, laat een koningin aan haar werksters precies weten wat ze moeten doen. Je moet maar eens kijken hoe kraaknet zo’n nest is. Al het vuil verdwijnt naar de kanten.?

En dat gezoem de hele dag, wordt ze daar niet gek van ? ?Vroeger, als ik aan de nesten had gewerkt, zag ik nadien nog de hommels voor mijn ogen krioelen. Maar dat is eruit nu. En dat gezoem stoort me helemaal niet. Vroeger kwam ik hier zelfs studeren omdat het zo’n rustgevend, monotoon geluid is.?

De hommels hebben haar hart gestolen. ?Ze zijn lang niet zo agressief als wespen of bijen. Het zijn echt gezapige, goedzakkige dikkerds. Alleen als je in hun nest gaat rommelen of ze vastpakt, gaan ze steken. Veel mensen weten niet eens wat hommels zijn. ‘Ah, een bij ! ‘ zeggen ze dan. Als ik opmerk dat er een verschil is, menen ze dat een bij steekt en een hommel niet. Waar ze het allemaal vandaan halen, ik weet het niet.?

Greet loopt de hele tijd met een pincet rond. Dat heeft ze altijd bij de hand om de hommels te hanteren en aan hun nesten te werken. Als er een uit een plexiglazen kistje met nest lijkt ontsnapt te zijn, wil ze het insect er met het pincet terug insteken. Maar de hommel ontglipt. ?Oei, dat was gevaarlijk. Ik had een steek kunnen krijgen.? De hommel is gelukkig ?een brave?, en vliegt naar de lamp tegen de muur. ?Steken hebben ik anders al genoeg gehad. Maar hoe meer je er krijgt, hoe meer immuniteit je opbouwt. Als je bij de grootste nesten staat, kun je er vijf op een dag oplopen. Vooral in je voet is het vervelend. En in het gezicht zal een steek altijd opzwellen, hoeveel je er ook gehad hebt. Kunnen de anderen weer lachen, als je daar met zo’n gezwollen lip of ogen rondloopt.? Geen speciale pakken dus zoals bij de imkers. Een meisje dat ooit kwam solliciteren, stond verstomd naar al die vliegende hommels te kijken toen ze deur opendeed, durfde niet binnenkomen en keerde meteen terug naar huis. ?Je moet leren met die steken omgaan. Na de eerste prikken en ik heb dat ook doorgemaakt kun je er een schrik van opdoen. Nieuwelingen in het bedrijf laat ik daarom nooit van de eerste keer bij de grote nesten. Ze moeten leren rustig met de hommels omgaan. Als je zenuwachtig bent in je handelen, voelen die beesten dat ook.?

Intussen is er een hommel op mijn knie komen zitten. Dat is eens wat anders dan de kat. ?Een mannetje?, zegt Greet. ?Mannetjes steken niet. Ze leven eigenlijk alleen om de koningin te bevruchten. In het nest zelf maken naast de koningin uitsluitend werksters de dienst uit.? Een vrouwenmaatschappij. Ook de kweekploeg binnen Hombio, het bedrijf van de familie Janssens, is homogeen vrouwelijk. ?Omdat voor dit werk fijne bewegingen nodig zijn, denk ik. Je moet met pincetten werken. En we hebben een toffe bende, al zijn sommige vrouwen niet van de poes. Voor de grap steken ze hommels in je boterhammendoos. En toen een van onze verkopers trouwde, kreeg hij het ingezamelde geld in een hommelnest cadeau. Hij moest het er maar zien uit te halen.

Ik kan mijn hommels nog moeilijk missen. Terugkomen van vakantie doet altijd deugd. Veel mensen zouden heel anders tegen insecten aankijken, als ze meer over hun levenswijze zouden weten. Parasieten op de hommels ? Ik zou ze één voor één kunnen doodknijpen. Hommels zijn niet alleen nuttig, ik vind ze ook mooi. Als zo’n koningin in de zon vliegt, kun je haar kleuren prachtig zien schitteren. Geel en zwart, de kleuren van voetbalclub Lierse. Het zijn dan ook superhommels allemaal.?

De trek naar de ooievaar

In binnen- en buitenland verricht Wim Van den Bossche onderzoek naar ooievaars. Sinds enkele jaren broeden ze weer in het wild in België.

In de prille zomer vind je Wim Van den Bossche in de Ardennen, waar hij jonge zwarte ooievaars op het nest ringt. Zwarte ooievaars ? ?Zeker, in Wallonië broeden sinds het midden van de jaren ’80 weer een tiental paren. De nesten van de zwarte ooievaar liggen niet zoals die van zijn witte verwant dicht bij de mensen. Hij zoekt aaneengesloten bosgebieden op en broedt in stevige, oude bomen. Bovendien eet hij vis. In de Ardennen vindt hij forel, een grote vissoort die hij makkelijk kan vangen.?

Wims interesse in de vogeltrek bracht hem een aantal jaren geleden in Israël. Daar passeren in de trekperiodes jaarlijks miljoenen vogels. Niet veel later kon Wim er voor het Duitse Max Planck Institut (witte) ooievaars ?zenderen?. De vogels krijgen een zender op de rug en kunnen zo via een satelliet in hun trekroute gevolgd worden. ?Ik werkte op dat ogenblik wel aan enkele projecten mee van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, maar vogels bestuderen boven de Noordzee of in het Middellandse-Zeegebied, klimatologisch maakt dat een belangrijk verschil.?

Volwassen ooievaars vangen is makkelijker dan het lijkt. Door hun trage startsnelheid komen ze niet gauw van de grond, dus even een flinke sprint en je hebt ze. ?Als je ze op het nest gaat ringen, moet je wel op de snavel letten, want ze mikken op de ogen. Hoe ouder de vogel, hoe agressiever. Ik pak hem altijd eerst bij de bek, de rest volgt vanzelf. Het zijn grote vogels, maar ze wegen meestal niet meer dan vier kilo. Een pelikaan kan er veertien wegen : als die met zijn vleugels fladdert, heb je heel wat meer moeilijkheden.?

Sinds de laatste eeuwwisseling is de ooievaar in België als natuurlijke broedvogel helemaal verdwenen. Niet dat hij in onze streken ooit talrijk is geweest. De witte ooievaar moet het hebben van vochtige graslanden, liefst langs rivieren, en die hebben we nooit veel gehad. ?In Duitsland hebben ze nog 3000 broedparen, waarvan het merendeel op het grondgebied van de vroegere DDR. Dat moet aan het verschil in landbouwpraktijken liggen : het oosten zit vol vogels. De ooievaars zijn ook enorm populair in de dorpen daar. Iedereen is ermee bezig en wie een ooievaar op zijn huis heeft, is ermee begaan. Dat de uitwerpselen van de jongen aan hun voordeur vallen, daar geven ze niet om. Het is tenslotte maar voor een maand.?

De band tussen een ooievaarskoppel is het nest. Mannetje en vrouwtje keren na overwintering in Afrika terug naar hun broedplaats van het jaar voordien. ?Dankzij een zender hebben we een mannetje eens kunnen volgen tot in Zuid-Afrika. Het vrouwtje keerde eerst terug. Omdat ze te lang moest wachten, heeft ze met een ander gepaard. Toen haar partner van het jaar tevoren toch terug ten tonele verscheen, is die in de clinch gegaan met zijn rivaal. Het gevecht ging tot bloedens toe, heel het dorp was aangedaan. Uiteindelijk heeft de oude partner het tweede mannetje kunnen wegjagen. Zo’n gebeurtenissen vormen in die Duitse dorpen het gesprek van de week.?

Het meest indrukwekkende aspect van de ooievaar vindt Wim de jaarlijkse trek van en naar Afrika. Vooral over de route langs de Bosporus bewegen zich in voor- en najaar enorme groepen. ?De snelste vlieger die we kennen, legde 680 kilometer op een dag af. De ooievaars vliegen zuiver op thermiek. Daarom verplaatsen ze zich ook in grote groepen. Het komt erop aan ’thermiekbellen’ te vinden. Als één ooievaar plots pijlsnel begint te stijgen, vliegen alle andere daarheen. Op zekere hoogte laten ze zich uit de bel glijden en waaieren ze terug uit om er een nieuwe te vinden. Uiteindelijk krijg je zo slierten van de ene bel naar de andere. Meer dan 100.000 ooievaars op een dag heeft men zo al op een plek zien passeren.?

In alle landen waar de ooievaar broedt, is hij bijzonder populair bij de bevolking. De universiteit van Luik faxte de binnenkomende gegevens van de gezenderde zwarte ooievaars naar enkele scholen in de Ardennen. ?De kinderen vinden dat fenomenaal. Omdat één ooievaar in de winter naar Burkina Faso is gevlogen, hebben ze via de ambassade contact opgenomen met een dorpsschool ter plaatse en voeren ze daar nu correspondentie mee. Ook de aardrijkskundelessen konden op de trekroute van ‘hun’ ooievaar inpikken.?

Aan de terugkeer van de zwarte ooievaar is in Wallonië al de nodige aandacht besteed. Er wordt aan gedacht om in Miroir een vaste videocamera op een nest te richten, zodat iedereen op een scherm het reilen en zeilen van een familie ooievaars mee kan volgen. Ook zou het Waalse Gewest een pagina ter beschikking stellen op zijn website. Alleen… ?moeten we nog sponsors zien te vinden. Een zender voor een ooievaar kost een goede 100.000 frank per stuk. Als je daar ook nog eens de satelliettijd bijtelt, kom je op meer dan het dubbele uit per jaar. Jammer eigenlijk, want wetenschappers willen hun bevindingen aan het grote publiek kenbaar maken.?

Verleid door de slang

Het is al een tijdje geleden dat Katja Claus het militaire domein bij Brasschaat platliep op zoek naar adders. Maar de passie voor slangen bleef. ?Zo’n krachtmeting tussen twee mannetjes, dat is een heel spektakel.?

?Tja, waarom adders ? Ze fascineren enorm en het zijn prachtige dieren. Hoe meer je erover weet, hoe meer vragen ze oproepen. Zo blijf je aan de gang. Toen ik aan mijn wetenschappelijk onderzoek begon op het militair domein van Brecht-Brasschaat, was er al veel geweten over het gedragspatroon van adders, maar over hun jaarlijkse verplaatsingen bleven er vragen bestaan. Ik heb daarom een aantal dieren kleine zendertjes laten inslikken, maar het maximum bereik van 50 meter van die dingen bleek een misrekening. De adders leggen tot honderden meters per dag af, en als je een paar dagen niet op het veld kunt in een periode waarin ze erg beweeglijk zijn, ben je ze kwijt. Pas na een maand heb ik één slang anderhalve kilometer verder teruggevonden.

Eigenlijk wil ik zoveel mogelijk over de soms bizarre gedragingen van de adders te weten komen. In het voorjaar moeten de mannetjes af en toe strijd leveren voor een vrouwtje, omdat niet alle vrouwtjes elk jaar bereid zijn te paren. Als de twee mannetjes aan elkaar gewaagd zijn, gaan ze een geritualiseerde krachtmeting aan. Ik heb het al een keer gezien en het was een heel spektakel. De slangen komen recht en slingeren zich rond mekaar, waarna ze mekaar tegen de grond proberen te duwen. Tot één van de twee het opgeeft. Ook spectaculair is de geboorte, de adder is een levendbarende soort. Rond elk jong is een dun vliesje dat meteen breekt na de geboorte. Zo’n klein slangetje heeft dan zijn giftanden al en kan direct zonder zijn moeder zijn plan trekken.

Vroeger zullen de adders veel meer verspreid zijn geweest in Vlaanderen. Omdat ze nogal gebonden zijn aan heideterrein, schiet er van hun populatie buiten die op het schietveld in Brecht-Brasschaat niet veel meer over. Grootschalige landbouw is funest. Ze moeten het hebben van gevarieerde landschappen met struwelen, open plekken, en vochtige en droge plekken die mekaar afwisselen. Ze stellen hoge eisen aan hun omgeving. In Vlaanderen komen ook andere slangensoorten voor, maar die zijn nog moeilijker te vinden. De ringslang is in de jaren ’60 met succes opnieuw in De Zegge in Geel uitgezet, en de gladde slang heeft zo’n onberekenbaar gedrag dat je nooit weet bij welk weer je kans maakt om ze te vinden.

Ik ben nooit écht gebeten. Om ze te vangen, draag ik altijd leren handschoenen, zonder is te riskant. Omdat ze niet snel wegvluchten, zijn ze niet zo moeilijk te pakken. Ze rekenen in grote mate op hun camouflagekleuren. Daarom ben ik zelf ook al vaak voorbijgewandeld zonder ze te zien. Dan hoor ik ze achter mijn rug wegritselen. Maar heb je wel tijdig een exemplaar opgemerkt, dan kun je er stilletjes naartoe stappen en ze ineens met je twee handen pakken.

Mensen denken vaak dat slangen nat en glibberig zijn, zoals wormen. Als ik ze dan op een wandeling een slang laat voelen, zijn ze verbaasd dat die zacht, droog en warm aanvoelt. Je moet ook niet te veel schrik hebben van gifslangen. In Vlaanderen is de kans om een adder tegen te komen toch al miniem. In Scandinavië komen slangenbeten meer voor. Maar een adder zal nooit opzettelijk aanvallen.

Slangen zijn een echte passie voor mij geworden. Ook in het buitenland zoek ik ze op. Zie ik naast de weg een dode slang liggen, dan stap ik uit. Vaak is het de enige manier om er een van dichtbij te kunnen bekijken. Dat er minder over slangen geweten is dan bijvoorbeeld over vogels, maakt ze voor mij alleen maar interessanter. Echt jammer dat we er in België zo weinig hebben. Ik zie mij ooit nog wel eens verhuizen naar een land waar er meer zitten.?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content