Imago’s maken de man

Waar was u toen Rudolf Nureyev grote sier maakte ? Wie was Cary Grant ook alweer ? En waarom vlogen fans van Mick Jagger in de haren van Keith Richards-adepten ? De mannenmode voert deze winter heel wat manneniconen op, maar de ontwerpers zijn wel de handleiding vergeten. Wij vroegen er dan maar een aan kenners.

I Zie ook Focus Knack van 7 september : ‘Cary Grant a Biography’ van Marc Eliot Aurum

Rudolf Nureyev

Het is de droom van elk jong meisje : zo’n balletprins die je ongekende hoogten laat beleven op het bal in Tsjaikovski’s Notenkraker. Althans, dat romantische beeld willen ouders graag geloven. Daar was niks van aan natuurlijk. Het ging me om dat glijden langs die gladde gespierde bast all the way down over dat in een maillot gegoten kruis. Oh yeah baby ! Ballet was plots seks. En dat had alles te maken met RudolfNureyev.

Pas later vernam ik dat de danseressen van Degas ook callgirls waren die door hun moeders werden verzocht mee te gaan met vermogende heren. Of hoe de balletster Nijinski opschudding veroorzaakte door masturbatiebewegingen te maken tijdens de opvoering van L’après-midi d’un faune.

Maar in tegenstelling tot die tweeslachtige elf was Nureyev viriel in elke siddering van zijn lijf. Hij was dan ook geen Rus, maar een Tartaar. “Tartaars bloed stroomt sneller door de aderen. De Tartaar is een mix van tederheid en brutaliteit”, zei hij en ik geloofde hem graag. Met zijn scherpe jukbeenderen waarmee hij zo door tonnen tule en zwanendons kon klieven, zijn ogen zwaar aangezet met kohl. Een verschijning die zelfs in het Amsterdam van eind jaren zestig deining veroorzaakte met zijn lang lederen jas, bontmuts, kleurige sjaal en dito laarzen. Rudi van Dantzig, de Nederlandse choreograaf die vaak met hem werkte, vergeleek hem met de kapitein van een sprookjesschip.

Die andere balletlegende, Baryshnikov, zei over Nureyev : “Hij had het charisma en de eenvoud van een aardse man, maar de onaantastbare arrogantie van de goden.” Nureyev had dan ook geleerd ‘aan Gods baard te hangen’. Al dansend trok hij een energieveld op het podium om dan met één sprong secondenlang bewegingsloos in de lucht te hangen. Als een magiër die vat had op de tijd.

Hijzelf was ongrijpbaar. Wisselvallig. Staatsgevaarlijk ook. Een Billy Elliot die opgroeide in het arme Zuid-Rusland en in het geniep danslessen volgde om uit te groeien tot de JamesBondin tights die in 1961 communistisch Rusland ontvluchtte.

Was het toeval dat het Westen voor het eerst met Nureyev kennismaakte in La Bayadère, waarin hij de rol van Solor vertolkte, een negentiende-eeuwse versie van een rockster die aan opium lurkt en om wiens gunst vrouwen vechten en niet omgekeerd ? ( Off stage was hij weliswaar George Michael voor : Nureyev glipte gedurende de pauze van een optreden weg en werd aangehouden door de politie wegens seks met een man in een publiek toilet.)

Was het toeval dat zijn eerste filmrol die van Rudolf Valentino was, een acteur die evenzo met de poederdoos begaan was ? Als een nukkige ster bestormde hij tijdens een repetitie een fotograaf omdat die hem niet van zijn goede kant fotografeerde. Tijdens een optreden liet hij een ballerina middenin een pas de deux in de steek en kwam pas een halve minuut later weer het podium op. Hij liet het publiek bij aanvang steevast een half uur wachten. De toeschouwers namen het allemaal voor lief. Behalve in de Bourla, hij werd er uitgejouwd door de wachtende menigte. Het optreden liep stroef en een woedende Nureyev zou zijn mededansers die te dicht in zijn buurt kwamen weggemept hebben, als waren het motten in zijn licht. Werd hij door Antwerpen niet met egards bejegend, dan wel door de NMBS : door alle perikelen zou hij de trein naar Brussel missen waar hij had afgesproken met choreograaf Maurice Béjart. Nureyevs toorn was voldoende om de trein met 25 minuten vertraging te doen vertrekken.

“Geboren in een trein denderend door Rusland, afstammend van de ruiters van GenghisKhans Gouden Horde, passagier van de internationale jetset, én een danser van stormachtige begaafdheid was Rudolf Nureyev de incarnatie van beweging,” zo schreef The New Yorker nadat Nureyev in januari 1993 gestorven was aan aids. Het was geen verrassing. Een jaar eerder, bij de première van zijn regie La Bayadère, had de ‘incarnatie van beweging’ verzwakt en gezeten in een rolstoel eigenlijk al afscheid genomen.

En ik van hem : de grunger in zijn gescheurde jeans kwam in mijn leven, de hiphopper met baggy broek tot halverwege zijn bilnaad, de artiest in trendy kostuum en een kapsel schijnbaar nonchalant geföhnd door de wind. Maar de sprookjeskapitein, die was verdwenen.

Cary Grant

Nooit gedacht dat ik nog eens zou vallen voor een man in een frullerig negligé met zwanendons aan de hals. Maar dat was vóór ik Bringing up baby zag, de verrukkelijke screwball comedy met Cary Grant in de rol van een verstrooide en wereldvreemde paleontoloog die af te rekenen krijgt met een zoekgeraakt brontosaurusbot, een kleine witte hond met rare graafgewoonten, een (niet zo) tamme luipaard en een knotsgekke erfgename ( Katharine Hepburn) die hem koste wat het kost wil strikken en er zelfs niet voor terugschrikt om zijn kleren te jatten. Vandaar Grant in damesnegligé en de volgende dialoog : “Why are you wearing those clothes ?” – ” Because I just went gay all of a sudden.” Bij mijn weten de eerste keer dat gay in Hollywood niét vrolijk betekende, we schrijven 1938. Het verbluffende van de zaak is dat Grant er zelfs in wuft mousseline absoluut niet gay uitzag. Eén bonk lillende viriliteit was hij, ook als nerdy huiskamergeleerde. “Mocht Hollywood zijn eigen Mount Rushmore hebben, Grants profiel zou een van de prominentste zijn”, schreef Entertainment Weekly onlangs in een nummer gewijd aan de honderd grootste filmsterren aller tijden. Dat gebeitelde haar dat Katherine Hepburn zo graag in de war bracht, die doordringende ogen die Eva Marie Saint probeerde te ontwijken in North by northwest, de sensuele lippen die Ingrid Bergman de adem benamen in Notorious, de gekliefde kin die Audrey Hepburn mateloos fascineerde in Charade. Geen twijfel mogelijk, Grant is een vent, en ook al is er om de paar jaar sprake van “de nieuwe Cary Grant”, niemand – sorry George Clooney – kan tippen aan het origineel.

Het geheim van zijn charme ? Niemand bracht het beter onder woorden dan Grant zelf : “Ik speel mezelf tot in de perfectie.” Spelen is wellicht een understatement. Bekijk Grants studiofoto’s uit de jaren veertig tot zestig : dit is meer dan een ster, dit is een icoon, geen wonder dat stijlbijbels als The allure of men ( François Baudot) en Dressing the man ( Alan Flusser) hem als dé standaard van tijdloze elegantie opvoeren. In dat opzicht is Grant de opvolger van Fred Astaire. Na de pandjesjas en de hoge hoed, het driedelige pak en de deukhoed vroegen de naoorlogse jaren om een meer ontspannen soort mannelijke présence. Grant ziet eruit alsof hij bij wijze van spreken in een single-breasted maatpak geboren is, niemand draagt een smoking met meer nonchalante zwier. Zijn hemd is wit en van het fijnste katoen, zijn das smaakvol en perfect geknoopt. Maar nooit heb je het gevoel dat hij lang voor de spiegel heeft gestaan. In zijn films is hij trouwens bijna nooit de verleider, vrouwen verleiden hém. Te beginnen met Mae West die hij in She done himwrong een van de beroemdste filmcitaten aller tijden ontlokte : “Why don’t you come up and see me sometime ?”

Grant was de perfecte transatlantische charmeur, een synthese van oud-wereldse gratie en Amerikaanse cool. Maar stijl was meer dan een accessoire voor Grant, het was een werktuig in wat zijn scherpste biograaf, de Engelsman Graham McCann, “de uitvinding van Cary Grant” noemt. Archibald Leach werd in 1904 in het subproletariaat van Bristol geboren. Zijn jeugd was niet erg gelukkig, als dertienjarige liep hij weg naar het circus waarmee hij uiteindelijk in de VS zou belanden. Voor hij een ster werd, kwam hij onder andere aan de kost als redder en als sandwichman-op-stelten. En ook na een paar successen op Broadway zagen de studiobonzen niet meteen sterrenmateriaal in hem, onder andere wegens zijn dikke nek (letterlijk). Maar misschien waren het net die kleine onvolkomenheden en de donkere kantjes van zijn persoonlijkheid, zo perfect aangewend door Hitchcock, die het mysterie van zijn charme uitmaakten. Een creatie waaraan hij zijn leven lang gedisciplineerd en nauwgezet zou schaven. Niemand werd beter oud in Hollywood, schrijft zijn biograaf en het is waar, nooit eerder had Grant meer uitstraling dan in To catch a thief, als de eeuwig gebronsde ex- gentleman thief met de zilveren haren. Een Oscar zat er voor hem niet in, wél een Life Time Award. Voor allure, zeg maar. Cary Grant was in meer dan één opzicht A class apart.

Mick Jagger

M ick Jagger is er altijd geweest. Ik ben een kind van twee babyboomers, ouders die jong waren in de jaren zestig, trouwden in de jaren zeventig, scheidden in de jaren tachtig en hertrouwden in de jaren negentig. In die decennia waren de Stones nooit veraf. In de jaren zestig : de Beatles of de Stones ? Piratenzenders seinden hun tienerklanken door naar de tran-sistorradio in mijn vaders studeerkamer, en daar viel het onverbiddelijke verdict : de Stones. Want dat was muziek, maar ook chaos en explosie. Gezien ikzelf – zij het kort – getuige ben geweest van de seventies, heb ik uit eerste hand : het enthousiasme van de jeugd en de jaren zestig waren voorbij, in plaats daarvan kwam de klad in het een en ander, maar de Stones zorgden voor de gepaste soundtrack, met oud of nieuw werk. Time is on my side, Memory hotel, I used to love her.

Even prangend als het dilemma Beatles-Stones was de vraag : Mick of Keith ? Aan moeders kant was het overduidelijk Mick. Dat gespierde, magere lijf, die stem, die arrogantie, die lippen, niemand kon tippen aan Mick. Aan vaders kant sowieso weinig gedweep, maar als er dan toch gekozen moest worden, dan was het voor de ‘veilige’ Charlie Watts. Mick is te vrouwelijk voor de heteroseksuele man. Bovendien is hij het soort man die er met je vrouw vandoor gaat. En dwepen met Keith, dat is voor een man ook niet zonder gevaar, getuige daarvan volgende uitspraak van Anita Pallenberg : “Toen ik hem voor het eerst zag, wist ik het : Mick is verliefd op Keith. En dat is altijd zo gebleven.” Pallenberg kan het weten : ze was jarenlang met Keith en tijdens de opnames van Performance zou ze een korte flirt hebben beleefd met Mick. Haar hele bestaan als Stones-muze heeft ze getracht te infiltreren in “het exclusiefste mannenclubje van het westelijke halfrond”. Tevergeefs.

Mick en de vrouwen, het blijft een spannend verhaal. We vergeten de scharrels even : voor ieder decennium een andere Jagger-vrouw, en bij iedere vrouw hoorde een andere Mick. In de jaren zestig belichaamde Jagger samen met Marianne Faithfull het aristocratische bohémien ideaal. Zij van adel, blonde haren los en in fluwelen Afghaanse jas, hij de voormalige economiestudent, nonchalant in pak en wit hemd, wilde haren onder een zwarte hoed. Mick en Marianne waren het koningskoppel van het Swinging London. Het extravagante rockcircus van de jaren zeventig vroegen om een meer kosmopolitische eega, dus trouwde hij met de Nicaraguaanse Bianca Perez Moreno de Macias, een beauty uit de entourage van Andy Warhol. De jaren tachtig dan : die zagen Mick omgetoverd tot veertiger en huisvader, en wel aan de hand van het Texaanse ex-model Jerry Hall. Jerry, half sirene, half moeder, schonk hem een groot gezin en bestierde zijn château aan de Loire alsook zijn optrekjes in Richmond, Surrey, New York, LA en Moustique. En Mick vond het allemaal best.

De jaren negentig waren wat onduidelijk. Mick deed het met Carla Bruni en misschien ook wel met Uma Thurman. Het duurde tot 1999, toen een dna-test uitwees dat baby Lucas van de Braziliaanse Luciana Morad wel degelijk Micks zoon was, dat Jerry de scheiding aanvroeg. Intussen is Mick 62, heeft hij zijn vijfde decennium als rockster ingezet als Sir, en hij loopt aan het handje van de Amerikaanse styliste L’Wren Scott (38), wat ons betreft de meest kleurloze aller Jagger-vrouwen. Waarmee we eigenlijk willen zeggen : Mick zelf ziet er tegenwoordig wat simpeltjes uit.

IJdel, macho, androgyn, ontrouw, wreed, schaamteloos, seksistisch, materialistisch… Hij is het allemaal. Zakenman, vampier, professioneel asshole, maar ook zanger en performer. De nieuwe cd, A bigger Bang, en de wereldtournee zijn er om ons aan die Mick te herinneren. Bovendien is de podium-Jagger de voorbije veertig jaar zo goed als dezelfde gebleven. Een standvastigheid die verontrustend geruststellend werkt. Would you let your daughter marry a Rolling Stone ? schreven de Britse damesbladen in 1964. Mijn grootmoeder noch mijn moeder zou ja antwoorden. En gelijk hebben ze. Maar leg Start me up, Under my thumb, Miss you, Gimme shelter of Hot stuff op en ondergetekende wordt overdonderd door een lustlawine waarin ze lang geleden – zichzelf plaatsvervangend schamend – haar eigen moeder kopje onder zag gaan. Stupid girl !

Door Liv Laveyne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content