Rebel Nicolas Cage noemt zich nu een burger. Gelukkig blijft hij als akteur risico’s nemen : in zijn jongste film, “Kiss of Death” inkarneert hij één grote brok vleesgeworden kwaad.

PATRICK DUYNSLAEGHER

Voor Nicolas Cage zitten de wilde jaren erop. De vroegere rebel die voor me zit, noemt zichzelf een bewuste burger, gelouterd door het vaderschap. Over zijn burgerlijke stand zei hij toen (in september op het filmfestival van Deauville) : “Ik denk dat ik nu een vaste relatie heb, alhoewel ik zelf niet heel zeker ben waar ik precies sta. “

Daar is inmiddels verandering in gekomen : Cage (31) die in maart nog met zijn vriendinnetje Kristen Zang, een model, naar de oscar-ceremonie ging, trouwde vorige maand met Patricia Arquette (27). Ook voor haar is het de eerste keer, maar ze hebben elk een zoontje uit een vorige relatie.

Aanleiding voor het interview is de kleffe sentimentele komedie “It Could Happen to you” waarvan de distributeur maar niet kan besluiten of de film hier ook moet uitgebracht worden. (Ik zal zeker geen petitie tekenen om een release te forceren.) Cage deed toen al erg entoesiast over zijn vertolking in een volgende film, “Kiss of Death” die intussen na de première in Cannes (waar ook kersverse echtgenote Patricia Arquette met twee films prezent is : “Ed Wood” en “Beyond Rangoon”) vanaf deze week in onze bioskopen draait.

De akteur die al memorabele mafkezen neerzette in “Wild at Heart”, “Vampire’s Kiss”, “Raising Arizona” en “Moonstruck”, voegt met zijn vertolking van Little Junior een onvergetelijke schurkenrol aan zijn palmares toe. De grotestadsthriller “Kiss of Death” is een remake van de klassieke “film noir” uit 1947 die vooral om één onthutsende scène blijft voortleven : Richard Widmark die een oud vrouwtje in rolstoel de trap afduwt en begint te giechelen als hij ziet wat voor ellende hij heeft aangericht. Widmark kreeg meteen een oscar-nominatie voor zijn filmdebuut.

De nieuwe “Kiss of Death” is zeker geen letterlijke remake, want het scenario van Richard Price vertoont maar weinig overeenkomsten meer met het origineel van Ben Hecht en Charles Lederer.

Price en regisseur Barbet Schroeder hebben de film helemaal herdacht, de basisintrige blijft behouden, maar de noodlottige tematiek wordt fors aangepast aan deze tijd en neergezet in de intrigerende subkultuur van autodieven in New York. David Caruso (uit de tv-serie “NYPD Blue”) is de ex-oplichter Jimmy Kilmartin die door een korrupte officier van justitie wordt gechanteerd om in deze onderwereld te infiltreren.

Ook het personage van de psychopatische killer werd totaal herzien. Cage maakt er een unieke kreatie van : een zware, gespierde kleerkast van een vent, zijn reusachtige afmetingen nog eens extra geaksentueerd door zijn wit plunje : witte trainingpantalon, wit T-shirt, wit oversized sportjasje. Hij is één brok geweld die gewoon zijn omgeving domineert. Little Junior is een strever, een fitness-freak en een positief denker. Vol trots verklaart hij aan Jimmy Kilmartin de betekenis van BAD, het letterwoord waarmee hij zich definieert : Balls, Attitude, Direction. De scenarist heeft hem ook uitgerust met een erfelijke kwaal astma die hem op de meest onverwachte momenten erg kwetsbaar maakt.

Cage duwt wel geen oudjes de trap af, maar hij stelt genoeg andere afschuwelijke daden. De meest schokkende geweldscène is de afrekening met een akoliet die ervan verdacht wordt een klikspaan te zijn. Cage en zijn kornuiten stappen het kantoortje binnen van de man in kwestie, laten de gordijnen zakken. Ze zijn gehuld in groene regenjassen waar doorgaans noodweer mee getrotseerd wordt, alleen is het hier om zich niet vuil te maken aan het bloed terwijl Cage het slachtoffer met zijn blote vuisten tot moes slaat.

Was het een uitdaging om je te meten met die klassiek geworden vertolking van Richard Widmark in de originele film ?

Nicolas Cage : Widmark was een biezonder geloofwaardige engerd en hij had die heerlijke sadistische humor. Zijn prestatie liet een onuitwisbare indruk op me na. Ik had zeker geen zin om hem te kopiëren. Omdat er niets te stelen viel, heb ik er maar iets totaal nieuws proberen van te maken. Ik ben opgepompt, zie eruit als een pitbull. Resultaat van veel eten, gekombineerd met gewichtheffen en spierverstevigende oefeningen.

Als je zo’n griezel speelt, heeft dat een invloed op jouw gemoed buiten de set ?

Cage : Eens de film erop zat, heb ik het personage van me afgeschud, maar tijdens de opname was ik er echt kapot van. De eerste week beschouwde ik het gewoon als een akteerklus, maar vanaf de tweede, derde week begon het toch zwaar op me te wegen. Elke dag vroeg ik me af : wat voor afschuwelijke dingen moet ik nu weer doen. Ik denk dat er altijd een beetje gif van het karakter in de akteur sluipt. Ik begon echt onuitstaanbaar te worden en voelde me misselijk. Ik vertelde het aan Barbet Schroeder. Die was in zijn nopjes, het was voor hem het bewijs dat er een konnektie was met het personage.

Ben je dan zo gevoelig als akteur ?

Cage : Ik geloof het wel, ik heb de neiging om de dingen intens aan te voelen. Dat is niet noodzakelijk slecht. Het helpt je de integriteit van de rol te vinden, je in te leven in zijn manier van denken.

Iemand spelen zoals Charlie Lang in “It Could Happen to You” was natuurlijk heel aangenaam. Het gaat om een aardige, fatsoenlijke kerel. En het is leuk om met zo’n gevoel huiswaarts te keren. Mensen hebben me inderdaad gezegd dat als ik een aardig iemand speel ik plotseling thuis ook veel aangenamer ben.

De premisse van “It Could Happen to You” is dat een flik aan een onbekend meisje belooft dat als hij het groot lot wint, zij de helft krijgt. Hij wint en komt zijn belofte na. Zou jij ook zo reageren ?

Cage : Niemand weet hoe hij in die omstandigheden zou reageren. Dat is nu juist het leuke. Ik hou echt van die titel : het kan iedereen overkomen. Het liefst zou ik denken dat ik mijn belofte zou nakomen, maar je weet natuurlijk nooit. Misschien is het inderdaad pure filmmagie, iets wat in het echte leven hoogst onwaarschijnlijk is. Sommige mensen klampen me vast en vragen ongelovig hoe iemand zo stom kan zijn om aan een onbekende twee miljoen dollar te beloven en dan nog woord te houden ook. Er zit toch flink iets fout met die vraag. De vraag zou moeten luiden : hoe kun je je belofte niet nakomen. Helaas zit de wereld zo in elkaar dat we ons die vraag niet stellen. Mensen menen niet wat ze zeggen, veel van wat we zeggen en doen is oppervlakkig en fake. Misschien wordt dit in de film onderzocht. Maar dat het anders kan, bewijst deze film die per slot gebaseerd is op een waar gebeurd verhaal.

Je doet het dus niet voor het geld, akteren ?

Cage : Het zou hypokriet zijn om te beweren dat geld geen belang heeft. Dat is natuurlijk bullshit. Een mens heeft nu eenmaal geld nodig om te doen wat hij wil, om zijn dromen te realizeren. Maar het gaat niet alleen om geld. Het totale budget van mijn volgende film, “Leaving for Las Vegas” bedraagt niet meer dan vier miljoen dollar. Ik word er niet voor betaald, maar doe het voor mijn zielerust. Omdat ik in het projekt geloof. Het is een onafhankelijke produktie, geregisseerd door Mike Figgis. Het is het verhaal van een alkoholist die wil doodgaan en het gaat over zijn liefde voor een prostituée. Niet meteen het soort film dat een grote studio wil maken. Wat jammer is. De grote studio’s zouden allemaal een afdeling moeten hebben waar dit soort cinema aan bod komt. Ze maken films die veel geld kosten, dus is het maar logisch dat ze hun investering willen rekupereren. Het foute aan het systeem is dat films die uit de band springen, omdat ze te somber zijn, of te ongewoon, geen schijn van kans krijgen. De studio’s blijven uit ten treure dezelfde formules herkauwen. Gelukkig zijn er de onafhankelijke produktiehuizen die de films maken waar de studio’s voor terugdeinzen, de films met frisse ideeën, de films die het publiek alarmeren of aan het denken zetten. Films als “The Crying Game”. Als akteur vind ik het belangrijk om beide types film te doen. Tja, voor de rest ben ik ook maar een mens.

Heeft het vaderschap je veranderd ?

Cage : Als je wat ouder wordt, begin je automatisch na te denken over bepaalde zaken, je begint te filozoferen over je leven. Ik begon zelf wat af te remmen, vond dat ik te snel ging. Elke leeftijd heeft zijn charmes, maar rocksterren van vijftig die hun hotelkamer kort en klein slaan, dat is toch belachelijk. Het is allemaal goed en wel om je het imago van de rebel aan te meten, maar de realiteit is dat je dan vaak het deksel op de neus krijgt. Ik ben nu dertig, maar moet nog altijd rekenschap afleggen voor stommiteiten die ik beging toen ik negentien was. Vier jaar geleden werd ik vader, ik geef om mensen, om mijn omgeving. Vroeger was ik een dikke egoïst, alleen bekommerd om mezelf.

Ik zie mijn kleine niet zoveel als ik zou willen, maar ik ben bezorgd om de wereld waarin hij zal opgroeien. Daarom ben ik nu iemand met burgerzin, terwijl ik vroeger eerder een anarchist was.

Als je een kind hebt, is het alsof je op twee verschillende golflengten leeft : je eigen ritme en het ritme van je kind, omdat alles wat je doet bewust of ongewild je kind kan beïnvloeden.

Ook daarom denk ik veel meer na over de films die ik aanvaard. Ik heb lang geaarzeld voor ik toezegde voor “Kiss of Death”. Ik wilde zeker niet geassocieerd worden met een film die geweld verheerlijkt. Als ik dan toch in een geweldfilm speel, dan moet het geweld dermate afstotelijk zijn dat het niemand kan aanzetten tot imitatie. “Kiss of Death” toont hoe geweld mensenlevens vernietigt en ook het leven van de nabestaanden verwoest. Wat ik onverantwoord vind, is een film als “The Last Boy Scout” waarin een vader, om zich uit een hachelijke situatie te redden, zijn revolver op het hoofd van zijn dochtertje richt. Zoiets als hip voorstellen, dat kan je niet maken. Ik wil dat mijn zoon als hij oud genoeg is om die films te zien, zich niet hoeft te schamen om zijn vader. Het personage dat ik ga spelen in “Leaving for Las Vegas” drinkt zich kapot. Ik ga ook dàt niet romantizeren.

Alhoewel ik dan weer vind dat we meer dan ooit behoefte hebben aan echt romantische films. Je moet eens kijken naar wat gewone brave mensen met hun videocamera allemaal registreren. Onlangs zag ik een ontstellende kollektie homevideos waarin een kindermeisje een klein meisje verrekt slaat, waarin iemand een jongen knock-out slaat en op het slachtoffer begint te urineren. Allemaal echt. Als je dat ziet, vraag je je toch af wat er fout is met deze wereld. Misschien is het hoog tijd dat we ophouden geweld te verheerlijken. Misschien is het tijd dat we ook sprookjes maken, waarin mensen lief zijn voor elkaar. Ik denk dat er iets aan het veranderen is in Amerika. Dat komt door de recessie en het schaamtegevoel na de opulente jaren tachtig. Je ziet het op MTV, je merkt het aan de grunge muziek uit Seattle. De jeugdkultuur leert ons dat het niet langer cool is om dekadent te zijn, om veel geld te spenderen aan kleren. De jongelui van nu zijn gekleed als arme schrobbers, ze hekelen de nefaste invloed van geld.

Een film als “It Could Happen to You” zegt gewoon : schat, misschien kunnen we ons geen jacht kopen, maar toch houden we van elkaar. Zoiets raakt de gevoelige snaar.

Ik vond dat je schitterend was in “Vampire’s Kiss”. Hoe moeilijk was het om de rol te spelen van iemand die zich een vampier waant ?

Cage : De hoofdpersoon uit “Vampire’s Kiss” verliest zijn verstand. Het was dus niet zo moeilijk om iemand te spelen die denkt dat hij een vampier is. Het ironische is dat mensen eerder bereid zijn te geloven dat iemand een vampier wordt dan dat iemand om zijn belofte na te komen twee miljoen dollar wegschenkt.

“Vampire’s Kiss” is mijn enige vertolking waarin alles wat ik gepland had ook op het doek belandde. Ik had al mijn bewegingen netjes uitgekiend, zoals een koreografie. Ik geef grif toe dat ik veel zaken ontleend heb aan het Duitse expressionisme, in het biezonder de vertolking van Max Schreck in “Nosferatu” van Murnau. Die waanzin heb ik proberen te vatten, maar dan in een realistische omgeving geplaatst. Ik was zeer tevreden met het resultaat, maar tijdens het maken van de film was ik een zenuwinzinking nabij. Omdat het personage weeral zo bizar en excentriek was, was ik biezonder lichtgeraakt.

Als ik zo’n interview doe, krijg ik toch de indruk dat men in Europa veel meer apprecieert wat je doet. In Amerika is het echt een busisness, het enige wat telt, is de box-office. Je hebt nu kinderen die alleen naar films gaan kijken die méér dan honderd miljoen dollar hebben opgebracht. Wat een stomme motivatie. Wat zegt dit over de kwaliteit van een film ?

Hoe weet je werk en gezinsleven te kombineren ?

Cage : Ik leg het zeker niet goed aan boord. Ik ben nu al drie jaar weg van huis. Ik heb weinig tijd om bij mijn gezin te zijn. Maar ja, ik heb er voor gekozen. Als ik het op de meest primaire manier bekijk, kan je stellen dat ik mijn gezin onderhoud, dat ik de rekeningen betaal, maar ik ben altijd weg.

Je maakte een aantal films met je oom Francis Coppola (“Rumble Fish”, “The Cotton Club”, “Peggy Sue Got Married”). Was hij een inspiratie in je jeugd, was hij de reden waarom je in de film verzeild geraakte ?

Cage : Toen ik heel klein was, probeerde ik in het tv-toestel te stappen. Ik wilde één van die mensen zijn die in mijn televisie zaten. Zonder dat ik het toen besefte, was dit waarschijnlijk de vroegste manifestatie van mijn verlangen om akteur te worden. Voorts herinner ik me een setbezoek van de opname van “The Godfather”. Ik moet toen acht geweest zijn. Het was een betoverende wereld, vol energie, mensen met walkie-talkies, ik zag tante Talia (Talia Shire, zuster van de regisseur, red.) en vroeg me af wat ze deed in die zwarte kleren uit de jaren veertig. Ik was echt onder de indruk van de stijl waarmee mijn oom films maakt. Hij heeft een ongelofelijke smaak, soms van het goede te veel, waardoor hij te veel gaat spenderen. Die ervaring was zeker een stimulans, maar ook toen al merkte ik zaken op die me ook nu nog dwarszitten in het filmwereldje. Omdat ze de kinderen van de regisseur waren, werden mijn neefjes met alle egards behandeld, terwijl wij net vuil waren. En zo gaat het nog steeds op de set : wie bovenaan staat, wordt als een koning behandeld, en wie onderaan de ladder staat, wordt als vuil behandeld. Dat soort onrechtvaardigheid stoort me geweldig, maar ik zag het al toen ik acht was.

Je speelt vaak de outsider ?

Cage : Ik voelde me ook lang de outsider, iets wat nog werd aangewakkerd door wat de pers over mij schreef. Ze hadden altijd van alles aan te merken op mijn gezicht, op mijn gekke gedragingen. Voor hen was ik de bizarre, excentrieke Nicolas Cage. Wat me eigenlijk goed van pas kwam, want ik wilde ook een outsider zijn. Bij de kudde horen, heeft me nooit iets gezegd.

Nicolas Cage (met Samuel L. Jackson) : “Ik ben opgepompt, zie eruit als een pitbull. ” Zo gaat het nog steeds op de set : wie bovenaan staat, wordt als een koning behandeld en wie onderaan de ladder staat als vuil. Dat soort onrechtvaardigheid stoort me geweldig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content