Ik kon hem toch niet in de steek laten ?
De liefde voor motoren bracht André Malherbe en Jean-Claude Laquaye als jongens al samen, maar een dom toeval haalde de vrienden voor het leven naar elkaar toe.
J e ne bouge pas”, antwoordde hij met de hem eigen soort humor, toen ik aan de telefoon informeerde of hij de komende weken in het land was. André Malherbe mag dan zijn mobiliteit ingeperkt zien, hij heeft zijn zin om te leven niet verloren. Vijftien jaar geleden kon hij als motorcrosser terugkijken op een uitzonderlijke carrière met drie wereldtitels en ontelbare grand prix-overwinningen. Hij was een wereldtopper met een appartement in Monaco, een Ferrari, maar ook een grote meneer, ” une référence pour le sport”, zoals Philippe Schmidt van Honda Belgium zich hem herinnert. Maar dat succesverhaal kreeg een onverwachte dreun toen hij inging op een uitnodiging om Parijs-Dakar te rijden en een paar dagen na de start in de Sahara tegen de grond sloeg. De medische hulp liet op zich wachten, de blessure aan de ruggengraat kon niet tijdig worden behandeld : André Malherbe zou nooit meer opstaan.
Terwijl de dokters voor zijn leven vochten, stortte zijn jeugdvriend in Hoei in elkaar. “Ik heb dagenlang gehuild toen ik het bericht hoorde,” zegt Jean-Claude Laquaye, “ik kon de tranen niet stoppen. Het was alsof het mijn eigenste zusje overkomen was.”
André Malherbe verbleef twee jaar op de afdeling intensieve zorgen van een gespecialiseerd ziekenhuis, en volgde daarna nog zes maanden revalidatie. Daarna leverde hij nog jaren van strijd om zelfstandig te leren ademen, maar sinds dertien jaar zit zijn immobiele lichaam vastgeklonken aan een levendige kop vol wilskracht. Bij al die tegenslagen mocht de wereldkampioen zich toch nog gelukkig prijzen : hij was goed verzekerd en hij had een vriend, ” un vrai, vrai, vrai ami”, zoals hij het zeven jaar geleden uitdrukte toen we hem voor het eerst een bezoek brachten in het ruime huis met de grote tuin op de hellingen rond Hoei.
“Het heeft zeer lang geduurd eer ik zijn situatie kon aanvaarden”, zegt Jean-Claude. “Ik stapte elke dag naar het ziekenhuis en elke dag dacht ik dat er een ietsje vooruitgang zou zijn. En vooruitgang betekende in zijn geval een vleugje beweging, hoe nietig ook. Maar het onvoorstelbare gebeurde : die vooruitgang kwam er niet. Van de ene dag op de andere had ik een vriend die niet meer bewoog.”
De sportieve kerels kenden elkaar van in hun jeugd. Malherbe ging met zijn vader motorcrosser naar de wedstrijden kijken waar Laquaye in het zog van een vriend des huizes heen trok. Ze stapten zelf op de motor, werden vrienden en rivalen tijdens de wedstrijden. Twintig jaar later waren ze nog altijd bevriend en hielp Laquaye zijn kameraad bij zijn dagelijkse verzorging in het ziekenhuis, omdat de zwaargewonde kampioen op die momenten een vriend verkoos boven een verpleger. Toen hij eindelijk naar huis kon, ging zijn copain met zijn familie bij hem wonen, sliep ’s nachts een verdieping hoger en luisterde of hij zijn kameraad niet hoorde roepen, omdat die het plots koud kreeg, of een glas water wilde.
Ik kon me geen ander leven voorstellen
“Willen jullie iets drinken, ik sterf van de dorst”, zegt de kampioen in de rode trui als om de spanning wat te verlichten. Hij zit in zijn rolstoel zoals zeven jaar geleden, het hoofd in een soort metalen klem, een hulpstuk waarmee hij de bewegingen van de rolstoel kan bedienen, zodat hij zelfstandig kan rondrijden. De rest van zijn lichaam gehoorzaamt niet meer. “Ik kan overal heen met die stoel, als de deur tenminste niet dicht is”, grapt hij, “want dan sta ik weer voor schut. Maar ik kan lezen, met vrienden gaan eten, ik krijg nog altijd post van supporters en wil je ze asjeblief van mijn part een vrolijk kerstfeest en een voorspoedig jaar toewensen ?”
“Er is geen bepaalde dag geweest waarop ik die beslissing heb genomen”, zegt Jean-Claude. “Na het ongeval is het leven verder gegaan, en ik bleef aan zijn zijde, dag en nacht. Het ging allemaal vanzelf, ik kon me geen ander leven voorstellen dan een leven aan zijn zijde. Ik kon hem toch niet in de steek laten. Hij had me zo vaak geholpen en hij was mijn vriend.”
We drinken en lachen, maken grappen om de twee jongens die stilaan unvieuxcouple zijn geworden en praten over de jaren die zo snel voorbij gaan. Als André dorst heeft, brengt Jean-Claude het glas naar zijn lippen, de handen van de motorcrosser blijven machteloos in zijn schoot liggen.
Duren de dagen niet lang in zo’n stoel ?
Malherbe : Het is zoals bij iedereen, de dagen zijn zeer verschillend, je moet ze zelf een beetje invullen. Soms blijven we gewoon hier, lees ik de post of bedien met een speciaal toestel mijn computer. Andere keren gaan we naar de film, maken een reisje, of gaan vrienden bezoeken. Toen mijn dochter Cassandre enkele jaren geleden ging paardrijden in competitie hebben we veel van haar wedstrijden gevolgd, reden we met het busje naar het zuiden van Frankrijk. Maar nu ze gestopt is, is het ook voor ons wat kalmer geworden.
Maar het ongeval heeft natuurlijk mijn leven grondig overhoop gegooid. Ik was altijd dans le feu de l’action, maar van de ene op de andere dag was ik hulpeloos, kon ik zelf vrijwel niets meer. Toch heb ik me behoorlijk goed weten aan te passen en ik voel geen heimwee naar het verleden. Het verleden is mooi geweest, maar al vijftien jaar leef ik in een andere tijd, die we zo goed mogelijk proberen door te komen.
In het begin heb ik wel lang gedacht dat mijn geest het zou halen van mijn lichaam, omdat ik altijd een optimist ben geweest, en ik in mijn sport gewend was van te vechten. De dokters laten altijd een sprankel hoop en dat was voor een vechter als ik voldoende om me aan op te trekken en door te gaan. Misschien een jaar lang heb ik geloofd dat ik weer zou kunnen lopen, ook toen de medici me vertelden dat die kans uiterst klein was. Zelf had ik slechts oog voor die uiterst kleine kans, en toen ik me uiteindelijk gewonnen moest geven, heb ik een paar slechte momenten gehad. Een paar weken, een paar maanden misschien, ik ben het vergeten.
“In het begin wilde hij het huis niet uit”, zal Jean-Claude bij het afscheid zeggen, “omdat hij dacht dat de mensen hem zouden aangapen. Maar eens die hindernis genomen was, konden we opnieuw met een enigszins normaal leven aanknopen. Het mooist is het leven als we samen de boer opgaan, eens flink de bloemetjes buiten zetten. We weten wel wanneer we vertrekken, maar we weten nooit wanneer we terug thuis zijn. Niet dat we echt dansen en swingen, maar gewoon met vrienden rond de tafel , tot in de vroege uurtjes.”
Blijft er nog plaats over om te dromen en plannen te maken ?
Laquaye : De dromen worden minder met de jaren. We zijn al heel blij als onze kinderen en de familie een beetje gezond mogen blijven.
Klagen dient tot niets
De fotograaf wil graag een foto maken op het terras, maar André aarzelt : ” Il fait froid.”
“Ik zal snel zijn”, zegt Michel, terwijl Jean-Claude al de rolstoel vast heeft en wij naar de tuin lopen. Het gaat snel, Jean-Claude speelt voor clown, gaat op vraag van de fotograaf bovenop de benen van de kampioen zitten, pakt zijn hoofd liefdevol in de handen en geeft ‘m een kus op het voorhoofd, zoals moeders doen met een kind dat straks voor het eerst op schoolreis gaat.
“We zijn minder uitzonderlijk dan velen denken”, zegt de kampioen als we terug in de salon zijn. “Er bestaan zoveel genereuze mensen in de wereld, en er is zoveel leed. Velen zijn er erger aan toe dan ikzelf, moeten helse pijnen doorstaan en toch klagen die vaak niet. Klagen dient tot niets. Al heb ik natuurlijk ook wel eens een mindere dag. Zoals iedereen moet ik dan proberen de moed erin te houden.”
Ik vertel de kerels dat toen ik hier zeven jaar geleden met tranen in de ogen wegging, zwoer dat ik nooit meer zou klagen. Maar af en toe vergeet ik het. Malherbe moet erom lachen.
“Het aanpassingsvermogen van een mens is niet te onderschatten, in mijn situatie ga je ook anders om je heen kijken.”
Zeven jaar geleden had de motorcrosser het erover dat hij zoveel mensen om zich heen zag die het zichzelf moeilijk maakten, en dat het hem ook opviel dat er zoveel kwaad in de mensen schuilt. “Als je ziet hoe men hier en daar bommen legt om onschuldigen te verwonden en te doden. Het onbegrijpelijke leed dat kinderen wordt aangedaan, terwijl het leven met heel weinig middelen zo mooi kan zijn, op voorwaarde dat er wat goede wil aanwezig is. Alles is overal op deze wereld aanwezig om gelukkig te zijn, en zo weinigen maken er gebruik van.”
Ziet u dat nu anders ?
Malherbe : Niet echt, maar ik zie veel mensen klagen. Anderen, die twee keer niks mankeren, beelden zich een ziekte in. Niemand lijkt nog tevreden met zijn leven, we leven in een maatschappij vol malcontenten. De mensen willen altijd meer en anders, laten zich opjutten door een consumptiemaatschappij, die er voortdurend op uit is om ze te verleiden, die behoeften creëert . Terwijl ik zelf niet ontevreden ben. Ik had vijftien jaar geleden domweg het hoekje kunnen omgaan, of op de operatietafel kunnen sterven, want mijn leven heeft wel wekenlang aan een zijden draadje gehangen.
Kan het dat de anderen vooral oog hebben voor wat ze niet hebben, terwijl u vooral kijkt naar wat er nog wél is ?
Malherbe : Dat is wellicht een goeie samenvatting. n
Tekst Pierre Darge l Foto Michel Vaerewijck
“Anderen, die twee keer niks mankeren, beelden zich een ziekte in. Niemand lijkt nog tevreden, we leven in een maatschappij vol malcontenten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier