Ik kom helemaal nergens vandaan
Ze was 23 toen ze haar eerste roman las. Als je haar toen voorspeld had dat ze ooit een rist literaire prijzen zou winnen, had ze je gek verklaard. Maar dat is precies wat Andrea Levy deed met ‘Klein eiland’, haar nu eens grappige, dan weer pakkende getuigenis van de immigratie van een Jamaicaans stel in het naoorlogse Londen.
Ze heeft een aanstekelijke lach, Andrea Levy, waar echt plezier uit spreekt. Onbegrijpelijk dat ze in sommige interviews als een kwaaie tante wordt afgeschilderd. “Dat komt omdat ik over racisme schrijf”, zegt ze zelf. “Vooral in de jaren tachtig was de verhouding tussen blank en zwart in Groot-BrittanniĆ« heel gespannen en daar is altijd iets van blijven hangen. Pas op, ik ben geen doetje. Ik heb mijn deel gehad en misschien ben ik daardoor wat op mijn hoede. Maar geen mens kan altijd kwaad zijn. Zeg nu zelf, ben ik een kreng ?”
Ik vertel haar dat ik door Klein eiland ei zo na een vliegtuig miste. Dat kwam zo : op vakantie in Griekenland was ik door mijn voorraad lectuur heen geraakt en als een heroĆÆneverslaafde op zoek naar zijn fix dwaalde ik door de straten van een klein dorpje. En daar stond het in een boekenmolentje, Small island. Whitbread Book of the Year, Commonwealth Writers’ Prize, Orange Prize for Women’s Fiction : dat kon niet slecht zijn.
Meer nog, het was zo meeslepend dat ik een paar dagen later in de luchthaven mijn vlucht niet eens hoorde afroepen. Ik toon Andrea het lichtjes beduimelde exemplaar. “Tweede herdruk”, zegt ze en er klinkt een diepe voldoening in haar stem. Inmiddels gingen er meer dan 800.000 exemplaren van over de toonbank. Het verhaal is losjes gebaseerd op de ervaringen van haar ouders die in 1948 met het voormalige troepenschip Empire Windrush vanuit Jamaica naar Londen kwamen, een zwaar gebombardeerde en nog steeds op karige rantsoenen levende stad. In het boek heten ze Gilbert en Hortense. Hij een oorlogsveteraan die het vaderland diende bij de RAF. Niet als piloot, dat was voor blanken voorbehouden, maar als technicus. Zij een wat nuffige lerares in haar zondagse jas en met witte handschoenen. Beiden opgevoed als trotse onderdanen van het Empire, middle class bovendien, want licht van huid. Maar het Londen waar ze terechtkomen is uitgeput en ontredderd door de oorlog, immigranten van welke kleurschakering ook zijn er niet welkom, getuige de bordjes aan het raam van de huurhuizen : No Irish, no blacks. Onderdak vinden ze bij Queenie, een avontuurlijke jonge oorlogsweduwe. Als haar echtgenoot Bernard uiteindelijk toch uit Birma terugkeert, een gebroken en verbitterde man, laaien de passies hoog op.
U had van de racist Bernard een ronduit verwerpelijk personage kunnen maken. Toch kan de lezer nog sympathie voor hem opbrengen.
Andrea Levy : Ik geloof niet in goeien en slechten, we hebben het allebei in ons en vaak zijn het de omstandigheden die bepalen wat de bovenhand haalt. Via Bernard wilde ik aantonen hoe een in se fatsoenlijk mens zo bevooroordeeld kan worden. In de eerste plaats door zijn afkomst en opvoeding als blanke Brit, in zijn wereldbeeld het meest superieure wezen denkbaar, en vervolgens door zijn vernederende oorlogservaringen. Zwarten kĆŗnnen volgens hem niet geciviliseerd zijn. Als je beseft hoe mensen geĆÆndoctrineerd worden, begrijp je hoe racisme op individuele basis ontstaat.
Queeny is geen raciste en toch gedraagt ze zich neerbuigend tegenover de nochtans gesofisticeerde Hortense.
We voelen ons zo graag beter dan een ander. Omdat we van een betere familie zijn, omdat we meer geld hebben, op een betere school gezeten hebben. Dat is een vervelend menselijk trekje, maar nog lang geen racisme. Racisme is de systematische onderdrukking van een groep mensen, gestoeld op zogezegd wetenschappelijke evidentie. Dat zwarten minder hersenen zouden hebben dan blanken, zoals in de negentiende eeuw beweerd werd, bijvoorbeeld.
Mensen die weigeren door een zwarte schepen getrouwd te worden, is dat denkbaar in de UK ?
Het zou in elk geval een enorm protest uitlokken. Openlijk racisme is een groot taboe in Groot-BrittanniĆ«, je kunt ervoor ontslagen worden. Er was het incident in Big Brother, waarbij de Indiase Shilpa Shetty beledigd werd door drie medebewoonsters. Die meisjes zijn in de pers met de grond gelijkgemaakt. Nu, ik heb die uitzending niet gezien, ik ben geen Big Brother-fan, maar ik vraag me af of er daar niet meer aan de hand was. Het Indiase meisje komt uit een zeer welgesteld milieu, is mooi en gesofisticeerd, haar drie blanke plaaggeesten komen uit de arbeidersklasse. In Groot-BrittanniĆ« ligt sociale klasse zeker even gevoelig als huidskleur, ik weet niet waar ik op school als dochter van een zwart arbeidersgezin het meest last van had. Sindsdien is er veel veranderd. “Waar kom jij vandaan ?” was de vraag die mij als kind het vaakst gesteld werd. Ik kwam helemaal nergens vandaan, ik ben in Engeland geboren (in 1956). Maar Engels betekende toen blank, zo simpel was het. Na mijn generatie zijn er zeker nog twee generaties kleurlingen geboren, ze kunnen niet ontkennen dat die Brits zijn ( lacht). Laten we hopen dat het in de toekomst Ć©Ć©n groot kleurenbad wordt.
Maar ook onder kleurlingen is teint een teer punt. Mensen met een lichte huid voelen zich beter dan mensen met een donkere huid.
Ik weet niet hoe het elders zit, maar in de Cariben is dat een kater van het imperialisme en het kolonialisme. Blank zijn was het hoogste ideaal, zwart was minderwaardig en daartussenin had je allerlei gradaties. Met de juiste partner trouwen was een manier om uit de slavernij te raken. Het kind van een zwarte slavin en een blanke man was een mulat, een mulat en een blanke kregen een quadroon, een quadroon en een blanke een octoroon enzovoort. Nu ja, af en toe zorgden de erfelijkheidswetten wel eens voor een verrassing, maar to work out the black was dus een mogelijkheid. De ironie wil dat de onderdrukten het systeem van de onderdrukkers overnamen. Tot in de jaren vijftig en zestig werden de schakeringen streng in de gaten gehouden : “Mijn vel is lichter dan het jouwe, mijn haar is sluiker…” En de blanken kon het niet schelen, voor hen waren ze allemaal zwart. Een fascinerend gegeven, pigmentocratie.
Over zowat de hele wereld geldt : hoe donkerder je bent, hoe smeriger het werk dat je moet doen.
Puur racisme, de hiƫrarchische rangschikking van mensen volgens huidskleur. Wat het doet met je gevoel van eigenwaarde, met wat je van het leven kunt verwachten. Frantz Fanon, een kleurling die in Martinique leefde ten tijde van het Vichyregime, heeft daar veel over geschreven.
In ‘Klein eiland’ is er sprake van interraciale relaties. In films als ‘Jungle fever’ stelt Spike Lee dat voor als een ongezonde lust, de brothers moeten het bij de sisters houden.
Ik begrijp hoe hij tot die houding komt, ze heeft te maken met de vijandige omgeving waarin hij als Afro-Amerikaan opgegroeid is en met de blanke vooroordelen over mannelijke zwarte seksualiteit. Er zijn zwarte mannen gelyncht omdat ze naar een blanke vrouw floten of zelfs maar naar haar keken. Zijn conclusie is : je haalt je er een hoop misĆØre mee op de hals, het is de moeite niet waard. Maar ik zie dit soort separatisme zeker niet als een vooruitgang. Niets mag mensen ervan weerhouden om elkaar lief te hebben. Ik heb al meer dan twintig jaar een relatie met dezelfde blanke man.
U bent relatief laat beginnen schrijven.
Ha, als je tegenwoordig vĆ³Ć³r je achttiende je eerste boek niet hebt geschreven, zegt iedereen : “Waarom ben je er zo laat aan begonnen, wat hield je tegen ?” Wat mij tegenhield is dat ik pas laat begon te lezen. Pas op, op school hebben we van muur tot muur de hele negentiende-eeuwse literatuur doorgeworsteld. Maar ik was een kind uit de arbeidersklasse, ik speelde op straat en keek thuis naar Coronation Street. Dickens en Jane Austen lezen was voor mij een beproeving. En bij de beroepsoriĆ«ntering kreeg ik te horen : jij bent vast goed met je handen, of je kunt in een winkel gaan werken. Verder reikte mijn horizon niet. Ik ben een gediplomeerd weefster. Pas toen ik met mijn hersenen begon te werken, kwam ik erachter dat ik helemaal niet zo goed was met mijn handen. De klik kwam er toen ik van iemand TheWomen’s Room van Marilyn French cadeau kreeg. Een regelrechte revelatie : vanaf de eerste bladzijde was ik verslaafd. Dat een vrouw zo meeslepend over het leven van gewone, hedendaagse vrouwen kon schrijven, in een taal die zo dicht bij de spreektaal lag ! Op die manier ontdekte ik de kracht van fictie, de schitterendste vorm van communicatie die er is. Sindsdien heb ik een lange reis gemaakt.
Voelde u een verwantschap met Afro-Amerikaanse schrijfsters als Maya Angelou, Toni Morrison, Alice Walker ?
Dat waren de eerste boeken waar ik naar greep. Of ik kreeg ze toegestopt door blanke vriendinnen : dit moet jij eens lezen. En ja, er waren parallellen. Maar ook veel verschillen. Wij Caribisch-Britse zwarten hebben een heel andere voorgeschiedenis, een andere interactie met blanken. De meeste Britten waren zich nauwelijks bewust van ons bestaan, ze wisten heel weinig af van de slavernij. Ik wilde schrijven over hoe het was om Brits en zwart te zijn, daar bestond toen heel weinig fictie over.
‘Klein eiland’ is uw vierde roman. Waarin verschilt het van de vorige, waarom werd precies dit boek zo’n groot succes ?
Mijn eerste drie romans werden goed onthaald door de critici, in elk geval goed genoeg, zodat ik bleef schrijven. Maar toen werd ik gevraagd om in de jury van de Orange Prize te zetelen. In die functie heb ik zeventig boeken gelezen, het ene na het andere. De schellen vielen van mijn ogen : ineens begreep ik wat een boek echt goed maakt en wat maakt dat een boek soms mislukt. Met al die verworven kennis heb ik me letterlijk op Klein eiland gestort, het beste boek dat ik kon schrijven. Echt trots ben ik erop. Mocht dit geen succes geworden zijn, ik was gestopt met schrijven.
Al die literaire prijzen moeten wonderen doen voor uw zelfvertrouwen als schrijfster.
Was het maar zo simpel. Want als schrijver begin je telkens van nul. Mijn grootste angst is dat alle prijzen en aandacht mij zouden doen vergeten hoe moeilijk schrijven eigenlijk is. Puur afzien eigenlijk. Iemand zei ooit : het moeilijkste aan een boek schrijven is de ijskast schoonmaken. Absoluut herkenbaar : ik zou om het even wat doen om niet te hoeven gaan zitten en met een leeg blad geconfronteerd te worden.
Hebt u een sterke band met Jamaica ?
Het is een prachtig eiland met een lelijke geschiedenis. Ik ben er maar twee keer geweest, het grootste deel van mijn familie is hoe dan ook uitgeweken. En het is er heet en er zijn te veel muggen naar mijn smaak. En de steden zijn druk en moeilijk te navigeren. Euh, het is niet echt mijn biotoop, laat ons zeggen dat ik er veel van hou, van op een afstand.
Ik las dat u graag uw portret in de National Gallery zou zien hangen.
Het hangt er al. Geen schilderij, maar een hele mooie foto, ook goed ( grijnst breed). Mijn ambities raken op, ik moet er dringend een paar nieuwe verzinnen.
Andrea Levy, Klein eiland,uitgever De Geus, 574 p.,24,90 euro, ISBN 978 90 445 0765 2
Door Linda Asselbergs I Foto Saskia Vanderstichele
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier