IK HEB SCHRIK VAN STOELEN

Ron Gilad : "Ik werk op de rand van het abstracte en het functionele."

Designer Ron Gilad ontwerpt voor gereputeerde Italiaanse fabrikanten, en in Tel Aviv loopt momenteel zijn eerste grote tentoonstelling. Afspraak met een rijzende superster.

Hij heeft meer dan tien jaar in New York gewoond. Maar onlangs is Ron Gilad (41) teruggekeerd naar Israël, zijn vaderland. Hij woont in Tel Aviv maar werkt voornamelijk in Italië, waar hij de kantoren en fabrieken van opdrachtgevers Molteni en Flos als zijn eigen, occasionele laboratoria beschouwt. Wij ontmoeten de designer in Parijs, op een fijne zaterdagochtend. Hij is in transit, onderweg naar het jaarlijkse ontwerpersseminarie van Boisbuchet, waar hij een workshop gaat leiden (Making Something out of Nothing). Plaats van afspraak : het appartement van een gemeenschappelijke kennis, waar Gilad als logé verblijft.

“Ik ben naar New York vertrokken in 2001”, vertelt hij. “Ik was 28 en ik had de mogelijkheid om ginder een studio te beginnen, samen met een zakenpartner. New York was voor mij niet onmiddellijk de vervulling van een grote droom. Ik wou weg uit Tel Aviv, dat wel. Om elders ervaringen op te doen. Waar precies deed er niet zo toe. Ik moet bekennen dat ik de eerste twee jaar dronken was van New York. En vooral van de kansen die je er kon krijgen. Alles was nieuw en opwindend. Ik voelde me vrij, ik was mijn eigen baas. Maar terzelfder tijd vond ik dat het New York aan menselijkheid ontbrak. Er was te veel van alles. En alles was doorsnee. Uiteindelijk heeft het tien jaar geduurd voor ik de moed had om weer weg te gaan. Je aanpassen aan een nieuw land vergt veel tijd, en als je je draai hebt gevonden, wil je niet opnieuw van nul herbeginnen. Zeker als je, zoals ik, niet bijzonder dapper bent.”

DAKLOOS

“Op een dag ben ik uit mijn appartement gezet. Het hele gebouw werd onbewoonbaar verklaard, zonder enige waarschuwing vooraf. Ik heb toen drie maanden rondgezworven, van sofa naar sofa. Niemand kon zeggen of ik nog terug kon naar mijn flat, en dat maakte de hele situatie zo moeilijk, omdat ik in afwachting niet naar iets anders op zoek kon. Het is intussen vijf jaar geleden, en uiteindelijk kreeg ik mijn appartement terug, maar het blijft een schokkende ervaring.”

“Ik ben in die periode geobsedeerd geraakt door ruimtes en plekken, door de notie van een thuis. Ik wou ruimtes cre-eren voor mezelf. Metaforische ruimtes, eerder dan echte ruimtes. Dat ik op dat moment dakloos was, had daar misschien mee te maken, maar het was niet de belangrijkste aanleiding. Als je je vaderland achterlaat, ga je je vanzelf vragen stellen over je identiteit. Wie ben ik ? Waar hoor ik thuis ? Die eerste jaren in New York heb ik geprobeerd om me aan te passen. Ik heb geprobeerd zo veel mogelijk te leren over de Amerikaanse cultuur. Ik vond dat belangrijk voor mezelf. Mijn werk, daarentegen, is nooit gebonden geweest aan een specifieke plek of moment.”

OMDAT IK MEZELF WIL ENTERTAINEN

“Ik ben geïnteresseerd in wat vooraf ging. Een project begint voor mij nooit met een blank canvas. Er is al iets, en dat iets haal ik weg, of ik bewerk het. Een voorbeeld : als designer ben je gebonden aan functie. Je moet rekening houden met een aantal vereisten. Meestal zijn die fysiek : je bent afhankelijk van het menselijk lichaam. Als je een stoel ontwerpt, dan vertrek je van een horizontaal oppervlak dat zich op een bepaalde hoogte van de vloer bevindt. Dat is logisch. Er is vanzelfsprekend ook een emotioneel aspect. Je probeert een zekere aura te creëren rond een voorwerp. Euh, en nu ben ik de draad kwijt.”

Gilad lacht, en herpakt zich : “Er zijn enorm veel parameters. Ten eerste, waarom ontwerp je iets ? Heeft een klant je iets specifieks gevraagd ? Werk je samen met iemand ? Wil je zelf iets uitdrukken ? Elke parameter brengt je naar een ander pad. Zelf balanceer ik tussen verschillende soorten design. Een deel van mijn werk is eerder artistiek, een ander deel is commercieel. Ik ben nooit helemaal het een, of helemaal het ander. Mijn commerciële ontwerpen zijn geen grote bestsellers. En mijn kunst is dat eigenlijk ook niet. Ik creëer uit noodzaak. Omdat ik mezelf wil entertainen.”

Zijn eerste commerciële, industrieel vervaardigde producten maakte Ron voor zijn eigen bedrijf. “Tafelgoed vooral, eerder kleine, functionele objecten die ook louter decoratief konden worden gebruikt : een vaas, een asbak, een kom. Voorwerpen zonder veel interactie met het lichaam. Ik wilde het mezelf gemakkelijk maken. Zodat ik niet hoefde na te denken over, bijvoorbeeld, ergonomie. Ik heb nog altijd geen stoel ontworpen. Ik ben daar bang van. Ik heb in mijn leven op genoeg goede stoelen gezeten om te beseffen dat ik allicht niet met iets beters voor de dag zal komen. Toch niet op dit punt in mijn carrière.”

Moooi was het eerste meubelbedrijf waarmee Gilad samenwerkte. “Al hangt dat af van de definitie die je geeft aan dat woord. De mensen van Moooi hadden een van mijn stukken gezien in een Parijse galerie, en me gevraagd of ze de lamp in kwestie in productie konden brengen. En ik heb ja gezegd. Maar e-mails uitwisselen met een bedrijf over een bestaand ontwerp is niet hetzelfde als samenwerken met dat bedrijf. Het is een ander proces, een andere relatie.”

“Na Moooi werd ik aangesproken door Driade, en dat heeft geleid tot mijn eerste echte ervaring met de Italiaanse industrie. Toen kwam Flos, de lampenfabrikant, en daarmee heb ik nog altijd een bijzonder mooie relatie.”

“Wat ik zo aantrekkelijk vind aan de Italiaanse industrie ? Dat het bijna allemaal familiebedrijven zijn gebleven. Voor wie het om meer draait dan werk alleen. Ik vind dat belangrijk. Ik beschouw mijn enkele opdrachtgevers zowat als tweede families. Ik vind dat ze zo veel mogelijk over mij moeten weten, en omgekeerd. Ik wil weten hoe het bedrijf is geëvolueerd, waar het vandaan komt, waar het naartoe wil. Ik gebruik die informatie nooit letterlijk, maar ik denk dat zulke kennis in je achterhoofd helpt bij het ontwerpen. Inspiratie komt vaak uit het onderbewuste, en dat kun je niet controleren.”

“Ik ben wat je noemt een controlefreak, maar soms open ik een soort sluis in mijn onderbewustzijn en dan laat ik alles gewoon vloeien.”

EEN GROND OM OP TE DANSEN

Ron Gilad ontmoette voor het eerst iemand van de familie Molteni in een lift, ergens in Italië, toevallig. “We kregen die dag allebei een designprijs. Een maand later lieten ze me weten dat ze geïnteresseerd waren in de mogelijkheden van een samenwerking. Voor mij was het duidelijk dat er een diepe kloof lag tussen wat zij doen, en wat ik doe. En dan vooral omdat ik nooit eerder op zulke grote schaal had gewerkt. Ik denk dat het voor beide partijen een mooie uitdaging is geweest. Zij moesten openstaan voor mijn aanpak, en ik moest mezelf adapteren aan de filosofie van Molteni. Ik moest uitzoeken hoe ik me kon positioneren in de geschiedenis van het bedrijf. Als designer ben ik nooit helemaal vrij. Ik heb als het ware een grond nodig waarop ik kan rondwandelen, waarop ik kan dansen. En die grond, dat is dus wat er al bestaat.”

“Als jij een artikel schrijft, dan weet je min of meer wie je lezers zijn, dan weet je dat je misschien niet te moeilijk mag zijn, maar je wil wel een artikel schrijven waarin je jezelf nog kunt herkennen, een artikel dat je lezers aanspreekt, maar waar je ook zelf tevreden over bent.”

“Voor ik een nieuwe klant ontmoet, vraag ik altijd of ze me oude folders en bedrijfsinformatie willen sturen. Van Molteni kreeg ik een grote doos met oude en recente catalogi, maar bijvoorbeeld ook een brochure met tekeningen die architect Aldo Rossi voor het bedrijf heeft gemaakt. Met dat materiaal probeer ik dan de onzichtbare lijn te vinden tussen de verschillende projecten van een bedrijf, en mijn mogelijke inbreng. Voor Molteni wou ik werken met extreem eenvoudige vormen, maar dan wel gepaard met de technologische knowhow van Molteni, want op dat vlak is het bedrijf superieur.”

TERUG NAAR HUIS

“Ik had negen jaar mijn eigen bedrijf, en we verloren elke dag meer geld. Maar we werden stilaan wel geapprecieerd. Toen ik hier gisterenavond toekwam (in het Parijse appartement waar hij verblijft, JB) zag ik een oud stuk van mij op de schouw staan. Dat is aangenaam. En een mooie herinnering. Ik denk dat ik in die negen jaar veel mooie herinneringen heb gecreeerd. En toen was ik platzak.” Hij lacht opnieuw.

“Vorig jaar ben ik opgestapt bij mijn eigen bedrijf. Het bestaat nog. Mijn zakenpartner controleert het, en hij helpt het traag naar de verdoemenis omdat hij er niets van begrijpt. Maar ik heb er dus niets meer mee te maken. Zelfs mijn website is niet meer van mij. Ik probeer me er niet langer kwaad om te maken. Ik moet die episode laten gaan. Ik denk dat ik überhaupt te zwak ben om een gevecht aan te gaan. Ik verlies altijd. Ik kan me daar dus beter niet aan wagen.”

“Tegenwoordig bestaat mijn studio vooral in mijn hoofd. Ik heb niet veel nodig. Met natuurlijk licht ben ik al content. In Tel Aviv heb ik een tafel, een computer, één assistent. In Italië heb ik verschillende studio’s : ik spring van fabriek tot fabriek, ik kom en ga wanneer ik wil. Om ideeën te presenteren, prototypes te bekijken, nieuwe concepten te bespreken. Ik ben deel van het systeem, maar tegelijk ook een outsider. Dat is een aangename positie.”

Gilad werkte een heel jaar aan de voorbereidingen van een grote tentoonstelling in het Tel Aviv Museum of Art. “Geen retrospectief, absoluut niet. Ik heb honderd nieuwe stukken ontworpen, allemaal met een eigen functie. Ondertussen werk ik aan nieuwe projecten voor Molteni, voor Flos en voor Adele-C, en aan mijn eerste architectuurproject, een klein zomerhuis in het noorden van Italië. Geen meesterwerk, maar dat was ook niet de bedoeling. Hopelijk wordt het wel een comfortabel huis waar zowel de opdrachtgever als ikzelf tevreden mee zullen zijn. De werf zou van start gaan in oktober. Ik vond het een moeilijke opdracht, omdat de klant met heel specifieke vragen en vereisten zit. Als je een tafel ontwerpt, zijn je parameters veel algemener. Bouw een huis, en dan word je bijna een psycholoog voor je klant.”

DOOR JESSE BROUNS

“In de periode dat ik dakloos was, geraakte ik geobsedeerd door ruimtes en plekken, door de notie van een thuis”

“Een deel van mijn werk is eerder artistiek, een ander deel is commercieel. Ik ben nooit helemaal het een, of helemaal het ander”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content